Sint-Jacobspad

Haarlem - Santiago de Compostela

 Deel 3: Pyreneeën - Santiago de Compostela

 

 

 

 

 

Etappe Afstand (km) Afstand totaal (km)
Deel 1: Amsterdam - Tours   911
Deel 2: Tours - St. Jean-Pied-de-Port   1544
St. Jean-Pied-de-Port - Espinal  31 1575
Espinal - Puenta la Reina 66 1641
Puenta la Reina - Logroño 63 1704
Logroño - Santo Domingo 52 1756
Santo Domingo - Burgos 83 1839
Rustdag in Burgos    
Burgos - Castrojeriz 51 1890
Castrojeriz - Sahagun 86 1976
Sahagun - León 61 2037
León - Astorga 60 2097
Astorga - Cacabelos 67 2164
Cacabelos - Samos 68 2232
Samos - Portomarin 35 2267
Portomarin - Melide 37 2304
Melide - Santiago de Compostela 64 2368
Terugreis    

 


Dag 1: St. Jean-Pied-de-Port - Espinal (31 km; 11,1 km/u)

De grote dag: de Pyreneeën over. Ik slaap dan ook niet echt briljant, zeker niet als er om half 6 iemand niet al te zacht vertrekt en dwars door mijn oordoppen heen het pand verlaat. Sommige mensen zouden het liefst met een fanfarekorps vertrekken, zelfs op zo'n onchristelijk tijdstip. Om half 7 sta ik op en ga ontbijten: rice crispies, stokbrood met jam en kaas, sinaasappelsap, een copieus geheel.

Om kwart over 7 heb ik de bagage op de fiets en vertrek, in eerste instantie naar de bakker, want het lunchpakket bestaande uit stokbrood met gebakken ei is niet aan mij besteed.  En dan geht es los: de eerste 8 km naar Arneguy zijn infietsen: het stijgt wel wat, maar niets dramatisch. Na Arneguy, waar ik het riviertje oversteek en daarmee de grens met Spanje passeer, wordt het serieus klimmen en dat gaat zo ruim 17 km door. Gelukkig is er veel schaduw, maar er zijn ook heel veel vliegen, die je allemaal bespringen als je even stilstaat. Ik lijk wel zo'n Afrikaans kindje uit een Memisa-filmpje (iets beter doorvoed, dat wel). Ik geloof dat ik wel 100 keer van de fiets geweest ben: kwart kilometer klimmen, even stoppen, uithijgen, slokje water, door.

Maar ik haal het!! Om kwart voor 11 sta ik op 1057 meter hoogte op de Puerto de Ibañeta, waar ik met applaus van een andere fietser begroet word. Op hetzelfde moment komt er vanaf de andere kant een Nederlands echtpaar aan, dat een foto van mij maakt bij het bord met de hoogte, en ik van hen. Ik wil wel een bewijs hebben. Ik SMS de hele familie en vriendenkring dat ik het gehaald heb, trek een jack aan (het waait als een dolle), drink een halve fles drinkyoghurt op en eet een yoghurtje en ga de twee monumentjes bekijken: een stèle met Maria en een steen voor Roldan: Roelant uit het Roelantslied, die hier vlakbij verslagen werd door de Moren.

Op de top van de Pyreneeën

Ik applaudisseer nog voor een Italiaanse met kind aan minifiets erachter, ander kind op eigen fiets en even later pa met de kleinste koter in zo'n bakje achter de fiets. Na nog wat nagenoten te hebben van mijn prestatie (24 km, 9,9 km/u) gaat de helm op voor de afdaling naar Roncesvalles. Daar krijg ik bij een 12e-eeuws pelgrimshospitium een enorme stempel in mijn credential van 1 van de 2 Nederlandse hospiteleros die de tent runt. Binnen is het prachtig: hoog en donker en een erg middeleeuwse sfeer, maar 1 slaapzaal met 120 bedden zal wel een hoop onrust geven 's nachts. Ik kijk nog wat rond, drink een colaatje, eet een half stokbrood met hele smelterige geitenkaas en ga dan door naar Burguete. De weg daalt langzaam af, lekker! En eigenlijk is die helm dan dus ook niet nodig.

In Burguete is alles dicht vanwege de siësta, dus ik rij maar door naar de camping, Urrobi in Espinal, 3 km verderop. De meneer in Roncesvalles kondigde al aan dat het een mooie camping was en dat klopt. En ook nog eens zo goed als uitgestorven. Ik zet mijn tent op bij het stroompje achteraan het tentenveld en ga dan nog wat uitrusten. De meeste mensen knallen meteen door naar Pamplona, maar ik vind het best zo. De rest van de lange middag (ik ben al om 1 uur op de camping) gaat op aan dagboek bijwerken, douchen een hele uitgebreide was doen en lekker lezen liggend op mijn matje onder een boom. Op de achtergrond klongelen de koeienbellen en ik heb zicht op de bergen, het is goed zo.

Om 5 uur gaat de supermercado open en doe ik wat inkopen voor morgenochtend (dan gaat-ie namelijk pas om half 10 open en dat is me veel te laat) en koop een fles Fanta Limon voor de huidige dorst. Om 6 uur begint het frisjes te worden (maar ik zit dan ook op 850 meter hoogte), dus de sokken, de trainingsbroek en het fietsjack mogen aan. Ik drink een colaatje op een terrasje en praat wat met een Belgisch echtpaar dat hier ook op de fiets verzeild is geraakt. Uiteindelijk staan er trouwens wel zo'n 10 fietsers, ik was gewoon de eerste.

Om half 8 kook ik pasta met saus die ik al dagen met me meesleep; de fietstassen beginnen steeds leger te worden. Ik was af, poets de tanden en duik de tent in, want erg aangenaam is het buiten niet meer en des te lekkerder is het dan in je slaapzak. Om kwart voor 10 is het nog niet donker, maar bij mij gaat het licht uit, lekker slapen.

 

Terug naar het begin


Dag 2: Espinal - Puenta la Reina (66 km; 19,3 km/u)

Heerlijk geslapen. Uiteindelijk vertrek ik om kwart over 8, als eerste van alle fietsers. Ik mag meteen een helling op, maar mijn knieën vallen me niet tegen na de dag van gisteren. In Espinal is er een panaderia (bakker), maar die gaat pas 20 minuten later open. Dan maar door naar Erro, waar de bakker dicht blijkt te zijn. Ik fiets het hele plaatsje door, maar er is echt geen andere bakker te bekennen en ook niemand om het aan te vragen. Dan moet ik het maar redden met wat ik heb.

Ik heb vanuit Erro 2 alternatieven: door Pamplona of om Pamplona heen. Dat laatste scheelt klimmen en Pamplona schijnt een crime te zijn om doorheen te fietsen, dus ik ga door het dal van de Erro. En daar heb ik geen moment spijt van: wat een prachtig stuk om te fietsen! Het landschap is mooi bebost, met ook nog een prachtige kloof en de weg daalt gestaag af, waardoor ik met een vaartje van 24-28 km/uur op het grote blad naar beneden peddel. Ik kom op een stuk van 20 km misschien 10 auto's tegen, verder alleen kleine verlaten gehuchtjes tegen de berghelling en 1 fietser, die me zeer behulpzaam is aan het eind van de weg: hij wijst me in rap Spaans waar ik heen moet en fietst nog een stukje mee om te kijken of ik het goed doe.

Voorbij Urro (het eind van het dal van de Erro) verandert het landschap drastisch: groene Pyreneeën maken plaats voor graanvelden, heel veel graanvelden. Het landschap glooit en ik moet nu ook weer wat stukjes omhoog, maar niets onoverkomelijks en steeds gevolgd door een afdaling. De afdalingen zijn lang en recht, waardoor je bijna ongemerkt boven de 40 km/u rijdt.

Bij Campanas kom ik op de drukke wegen terecht, eerst de weg naar Madrid, dan de (nieuwe) weg naar Puenta la Reina. Veel camiones (vrachtwagens), dus ik rij zoveel mogelijk over wat voor de vluchtstrook door moet gaan. Het laatste stuk daalt weer voornamelijk, maar bij Eunate ga ik in de remmen voor een prachtige 12e-eeuwse achthoekige kapel, de Ermita de Eunate. Het is echt heel mooi, er zijn alleen wat pelgrims en binnen speelt zachte muziek terwijl het licht door de albasten raampjes valt en een zwaluw verstoord opkijkt. Ik lunch met oud brood (valt best mee) met geitenkaas, citroenlimonade, citroenyoghurt en kersen, gezeten op een muurtje van één van de arcaden rond de kapel.

De kapel van Eunate

Om bij enen ga ik weer verder voor de laatste paar kilometers naar Puenta la Reina. Ik ga eerst maar eens op zoek naar een slaapplaats en vind die in Refugio Apostol, die gelegen is aan het eind van 350 meter onverhard pad, deels met een stijgingspercentage dat mijn versnellingen ruim te boven gaat. Dat wordt dus duwen. De Refugio is werkelijk enorm: er is een zaal voor minstens 60 personen, maar ook wat zalen met 12 stapelbedden (6x2). Ik zet mijn spullen op de achterste zaal in de hoop dat dat wat rust oplevert en ga dan douchen en wassen. Er zijn nu een enorme hoop Spanjaarden op weg, veel stellen waarvan de vrouwen met spierpijn rondstrompelen en waarvan je ernstig het vermoeden hebt dat ze het doen omdat manlief het wil. Ik begrijp inmiddels de opmerking van de hospitalero in Roncesvalles dat de pelgrims hier nog geen verhalen hebben: veel Spanjaarden beginnen in Roncesvalles en de sfeer op dit eerste Spaanse stuk is duidelijk anders dan in Zuid-Frankrijk, waar de pelgrims die je tegenkwam allemaal al een aantal weken achter de rug hadden met de bijbehorende verhalen. Hier hangt nog zo'n sfeertje van: gezellig, feestje!

Om half 4 ga ik Puenta la Reina in, eerst over de beroemde brug die door een koningin aangelegd werd voor de pelgrims, dan naar de Jacobskerk. Het is een werkelijk allerlelijkste kerk, helemaal op z'n Spaans voorzien van een enorm bladgouden geval achter het altaar en verder gewoon lelijke beelden. St. Jacob ziet eruit alsof hij het zwarte garen niet heeft uitgevonden, maar bij het verlaten van de kerk wacht me een aangename verrassing: klepperdeklepperdeklep, ooievaars op de kerktoren, de eerste van deze reis. Ik loop door de Calle Mayor naar een andere kerk, veel soberder, maar daardoor mooier, waar ik lekker een tijdje ga zitten lezen.

Dan dood ik mijn tijd tot de winkel met internet en een goedkope telefoonverbinding opengaat. Vervolgens koop ik in een alimentacion (dat woord komt me bekend voor) drinken, koekjes en bananen voor morgen. Ik moet nog even wennen aan het idee dat de winkels hier pas om 5 uur weer opengaan na een riante siësta. Ik had gehoord dat Spanje wat minder aan siësta ging doen, maar voorlopig merk ik daar weinig van.

Terug in de refugio koop ik een blikje fris en ga aan een picknickbank in de schaduw (ze hebben een pergola met matten gemaakt) en in de fikse bries (dat krijg je bovenop een heuvel) mijn dagboek bijwerken. Om 7 uur eet ik voor €8,80 een gemengde salade, kippenpoot met friet, flan en een hele boccadillo met ook nog een blikje cola erbij. Ik zit met 3 Fransen aan tafel en het gesprek gaat iets te vlug voor mijn Frans, zeker als je net bezig bent om over te schakelen op Spaans. Na het eten ga ik mijn spullen inpakken en maak een praatje met mijn enige 2 kamergenoten tot nu toe: een Braziliaan en een Spaanse. Na nog wat schrijven ga ik om half 10 tanden poetsen en nog even lezen.

 

Terug naar het begin


Dag 3: Puenta la Reina - Logroño (63 km; 15,2 km/u)

Om even voor half 7 ben ik wakker. Mijn 2 kamergenoten slapen nog, dus ik tracht zo zachtjes mogelijk mijn spullen de kamer uit te krijgen. Dat is wel anders dan de groep Spaanse echtparen, die vanochtend om half 6 met veel bombarie vertrokken. Ik drink een glas sap en eet een half stuk stokbrood met jam en vertrek dan naar de bakker in Puenta la Reina. Het steile grindpad lijkt naar beneden zo nodig nog steiler dan omhoog. Bij de bakker koop ik een half stokbrood, een koek en een blikje cola en dan kan ik op weg.

Ze zijn tussen Puente la Reina en Estrella een nieuwe snelweg aan het aanleggen en het wordt vast heerlijk rustig fietsen als die er eenmaal ligt, maar vooralsnog betekent het dat de huidige N111 alleen maar smaller is en al het verkeer raast dan ook pal langs je fiets, waaronder heel veel erge grote vrachtwagens. Beetje suïcidaal dus.

Gelukkig zijn er ook mooie dingen te zien: bij Estrella gaat de snelweg rond de stad en de fietser erdoor, waardoor het een stuk rustiger wordt. Bij de prachtige verweerde Santo Sepulcro zit ik met een blikje cola en een koek uit te rusten en de 7 km klimmen Estrella uit worden onderbroken door het Monasterio de Irache, met een mooie kerk, een kruisgang en voor de deur een enorme wijnmakerij, waar aan de achterkant een kraantje is waar pelgrims wijn kunnen tappen.

En verder gaat het weer, richting Logroño, mijn eindpunt voor vandaag. Voorbij Los Arcos wordt de weg rustiger omdat er een nieuwe weg naar Logroño is aangelegd en de pelgrims de oude weg volgen. Na Torres del Rio zouden er heuvels moeten zijn, maar het enige dat ik kan ontwaren is een enorme klim. Het is inmiddels bijna 12 uur en bloedheet, tijd voor een enorme pauze onder een plataan en  met een wijds uitzicht over Navarra: graanvelden en bergen in de verte. Mijn verblijf wordt opgevrolijkt door een fietsende Belg die prima Engels spreekt, dus we vergelijken routes, wisselen ervaringen uit en groeten de 3 Spanjaarden waarmee ik al vanaf Puenta la Reina stuivertje aan het wisselen ben. Na een half uurtje gaat hij weer door en ik lig nog een extra half uurtje, maar besluit dan toch ook maar door te gaan.

Zicht op de bergen

Het is nog 18 km naar Logroño en het is veel meer dalen dan stijgen, maar het stijgen is zwaar in de hitte. In Viana word je door het stadje geleid, maar daar is om half 2 niks te beleven, dus die hoogtemeters had ik me kunnen besparen. Een lange rechte weg brengt me in de buurt van Logroño waar de laatste kilometers over het (geasfalteerde) wandelpad van de Camino voeren. Het is warm, op en neer en uitkijken voor de wandelaars waarbij het beste er ook af is, maar alles wordt goedgemaakt bij een huisje waar een oud mevrouwtje sellos (stempels) uitdeelt en koude frisdrank verkoopt en waar bankjes in de schaduw staan. Met een prachtige stempel (higos - agua y amor, vijgen - water en liefde) en een blikje limonade zit ik even later in de schaduw van de vijgenboom.

Het is nog een kwartiertje fietsen naar de camping, waar ik door een uitermate chagrijnige dame geholpen word. Ik moet trouwens toch zeggen dat de Spanjaarden geen zonnetjes in huis zijn, tot mijn verbazing vind ik de Fransen die ik tot nu toe ontmoet heb aardiger. Ik zet de tent op op een schaduwrijk plekje, maar wel met zand op de vloer, was mezelf en mijn kleren en ga dan met een flesje cola op een bankje aan de Ebro mijn dagboek bij zitten werken. Voor 5 uur heeft het toch geen zin om de stad in te gaan, veel te warm.

Om 5 uur slof ik de stad in. Ik bekijk de St. Jacobskerk (weer heel veel bladgoud) en loop door een winkelstraat onder bogen door naar de kathedraal. Het is echter nog veel te warm, dus ga ik in een café met airco een colaatje drinken en chips eten (krijg je er gratis bij) en heel lang zitten lezen. Om bij zevenen vind ik een alimentacion en doe wat inkopen voor morgen en daarna ga ik naar Moderna, een restaurant dat me aangeraden was door 2 fietsers op de camping. Ik verwacht niet dat ik er voor achten kan eten, maar ze zijn zowaar ingesteld op die achterlijke toeristen die al om 7 uur willen eten. En zo zit ik voor €8,50 aan een menu del dia, bestaande uit patatas al mañera Rioja (een enorm bord dunne hutspot, en dat terwijl buiten de mussen dood van het dak vallen), bacalao (dat is geen kabeljauw, maar een ander soort vis) in een scherpe tomatensaus, ijs toe, brood en een fles met 1½ liter water erbij en dat alles opgediend door een oude ober met hele moeilijke voeten. Het is geen culinair hoogtepunt, maar de sfeer is fantastisch: de muren hangen vol met foto's van vroeger en voorin de zaak zitten de plaatselijke ouden van dagen te kaarten en te dobbelen.

Om kwart voor 9 ben ik terug op de camping. Ik haal om te beginnen maar eens de buitentent van de tent af, alle kleine beetjes die koelte verschaffen helpen. Ik ben vandaag te lui/moe geweest om mijn fietstassen van mijn fiets te halen, dus kan ik het meeste al snel inpakken. Ik lees nog wat met mijn kop buiten de tent en ga dan slapen.

 

Terug naar het begin


Dag 4: Logroño - Santo Domingo de la Calzada (52 km; 13,9 km/u)

Om 10 over 6 gaat de wekker. De straatverlichting is nog aan, maar ik wil vanwege de warmte op tijd vertrekken. Het is zaterdagochtend, dus het verkeer valt nogal mee. Er is een simpele doch "zeer drukke" variant Logroño uit, maar ik hoop dat die op zaterdag meevalt. Als ik bij het kruispunt aankom blijkt dat ze je de echte supersnelweg opsturen. Niet, dus. Dan maar terug en toch de camino-route. Het is wat meer klimmen, de weg is deels grindpad en de wandelaars zijn niet ingesteld op fietsers, dus ze springen spontaan voor je wielen als je belt, maar het is wel een mooie en rustige route.

In Navarete ontwaar ik een panaderia en koop daar brood voor tussen de middag en fanta en de Spaanse variant van pain au chocolat voor per direct, op het stoepje, in de schaduw. Door naar Nájera en weer is de route niet duidelijk. Het grootste probleem met het boekje is dat de plattegronden waardeloos zijn: de schaal is veel te grof, waardoor het onmogelijk is om precies te zien wat je moet doen. Omdat er zoveel aan de weg getimmerd wordt klopt de beschrijving ook niet altijd meer.

Maar uiteindelijk bereik ik Nájera na de laatste kilometers via Huercos heerlijk naar beneden te zijn gesuisd. Pal voor Nájera moet je een tunneltje door en daar ligt meteen om de hoek de plaatselijke zwerver zijn roes uit te slapen. Nog een geluk dat ik weinig snelheid had, anders had het hem de kop gekost. Bij de supermarkt koop ik drinken en een noodmaaltijd en kijk tijdens mijn pauze verbijsterd toe hoe een ouder stel wandelaars een fietskarretje vol troep bij zich hebben, hoog opgeladen, dat moet toch niet erg handig zijn. 

Nájera uit is een drama, de juiste weg is niet te vinden en iedereen stuurt mij, ondanks mijn gevraag naar Cárdenas de steile en grinderige Camino op. Vloekend en tierend (dat wordt me straks in Santiago toch kwijtgescholden) kom ik uiteindelijk in een dorp aan, maar dat blijkt Azofra te zijn, waar ongeveer 60 Spaanse pelgrims zich laven bij een fontein, maar voor mij is het wel ongeveer 6 km te noordelijk. Ik kan 2 dingen doen: terugfietsen naar de beschreven route of even noordelijker de N120 pakken die rechtstreeks naar Santo Domingo leidt. Het is half 12 en 35 graden, de keus is niet moeilijk, dan maar een paar mooie kloosters missen.

Ik heb het helemaal gehad met de hitte, die over de vlaktes zindert en Spanje is niet van de schaduwrijke bossen, en de camping van Bañares die ik passeer blijkt ook nog eens bio-industrie te zijn, dus tijd voor een uitspatting: bij binnenkomst van Santo Domingo rij ik het eerste het beste acceptabel uitziende hotel binnen. Ik wil even koel, rustig, geen gesnurk, een lekker bad en een goed bed.

Na een paar uur uitgevloerd op bed in een donkere kamer ga ik om 4 uur Santo Domingo in. Geen goed idee, de mussen vallen gebraden van het dak. Eerst maar eens een kerk bezoeken. De kerk van Santo Domingo is ingericht als museum en met je pelgrimspas krijg je 2€ korting. Ook deze dame wil weer stempelen, maar ik heb vandaag al een stempel, dan maar achterop mijn credential, anders heb ik niet genoeg plaats. Ik bekijk eerst de kerk en dan de kloostergang. De grootste attractie in de kerk zijn de levende haan en hen die in een hok zitten boven één van de deuren. Ze hangen daar ter nagedachtenis aan een wonder waarbij een valselijk beschuldigde pelgrim ter dood werd gebracht maar door Santo Domingo gered werd. De lokale regent geloofde het niet en zei dat als de pelgrim nog leefde de gebraden kip op zijn bord ook nog leefde. Waarop de kip van het bord springt en begint te kraaien... De huidige haan kraait ook duidelijk dat hij aanwezig is en verder ruikt de hele kerk vaag naar kippenstront. Afgezien van de kippen zijn er ook prachtige koorbanken, gemaakt door een 15e-eeuwse Hollandse meester en een beeld van een wat arrogant kijkende Veronica met de doek met de afbeelding van Jezus' gezicht. En verder nog veel meer kunst, maar na 3 kwartier heb ik het wel gezien en ga door verder, op zoek naar een internetcafé.

Dat blijkt pas om 5 uur open te gaan, dus eerst een colaatje en een stuk stokbrood met chorizo in een tegenovergelegen bar. Na een half uurtje internetten haal ik boodschappen en loop terug naar het hotel. Om 8 uur loop ik naar buiten voor een maaltijd. Ik beland in een heel droef eethuis, waar een meisje met een ijzerwinkel door haar lippen geslagen me bedient: lauwe cannelloni, goede biefstuk, maar met rauwe slappe friet en fruitsalade uit blik toe. Voor straf geen fooi. Terug op mijn kamer pak ik mijn spullen in, neem nog een douche, lees wat en ga om 1 over 10 slapen.

 

Terug naar het begin


Dag 5: Santo Domingo - Burgos (83 km; 15,8 km/u)

Heerlijk geslapen, om kwart over 5 behoorlijk wakker en om kwart over 6 het bed uit. Om 10 voor 7 zit ik op de fiets. Het eerste stuk naar Herramélluri gaat door de graanvelden lichtelijk naar beneden en met het windje in de rug. De zon komt net boven de horizon en het is zelfs een beetje koud, wat een genot!

Van Herremélluri naar Belorado is andere koek: ik heb constant het idee dat er kauwgom in mijn achteras zit en als ik naar de hoogtemeter kijk klopt dat ook wel: heel vals plat. Ik eet een deel van mijn broodje, maar zit momenteel meer op drinken te wachten, dus de helft van de fles drinkyoghurt gaat naar binnen. Bij Cerezo de Riotirón wordt de stilte slechts verstoord door het monotone gedreun van de cementfabriek in de verte.

In Belorado hou ik een flinke pauze in een parkje. En dan weer door voor de Grote Klim van vandaag. Na Tosantos wordt de fietser een prachtige zijweg opgestuurd. De bergen hier doen me meer denken aan het Lake District: afgerond en de helling is wel lang maar goed te doen. Ik stijg naar bijna 1000 meter over een mooi weggetje met veel bloemen om daarna weer af te dalen aan de andere kant van de berg, waar een steenafgraving is, een beetje een deceptie.

In het dal net voorbij Villamóndar zit ik lekker met mijn rug tegen een boom te lezen, eindelijk een weggetje met bomen! Er volgen nog 2 klimmen en het begint weer flink heet te worden, maar niks onoverkomelijks, en om half 1 rol ik San Juan de Ortega binnen, een klooster, een kerk en een paar huizen op 1000 meter hoogte. Eerst maar eens wat drinken op een terras (het terras, om precies te zijn), waar ik aan de praat raak met 3 vrouwen uit Den Haag. Ik zit minstens anderhalf uur op het terras, drink 3 Kas limons en eet een boccadillo chorizo, ontmoet -tig wandelende pelgrims en ga dan de kerk bekijken. Een erg mooie kerk in de vorm van een vierkant kruis (alle armen even lang), sober ingericht en dat is een verademing na al het verguldsel van de diverse altaarstukken in de kerken tot nu toe.

Om 3 uur ga ik weer door: ik zou oorspronkelijk hier stoppen, maar door naar Burgos en dan morgen helemaal niet fietsen is ook wel erg aantrekkelijk, het is nog maar 27 km en Burgos ligt lager (885 m) dan San Juan de Ortega (1000 m). Dus om 3 uur schraap ik al mijn moed bij elkaar, kijk niet op de thermometer (40 graden) en ga er tegenaan. Ik heb mezelf beloofd om het stuk op te delen in 3 stukken van 9 km, en dan steeds een kwartier pauze om af te koelen. Het eerste stuk bevat nog wat hoogtemeters, maar afgezien van de warmte niets onoverkomelijks, daarna een afdaling met een nieuw record (54 km/u) en dan volgt er een lange rechte, iets aflopende weg met wind mee (28-30 km/uur). Bijna toetje is een klim van 700 meter 8%, moor-dend. Halverwege staat een boom, dus schaduw en ik werk in 15 seconden een halve liter Gatorade naar binnen. Ik moet toch zeggen dat ik weinig eet, al is het alleen maar omdat mijn maag met zo'n 6 liter vocht per dag toch wel gevuld blijft.

Om 5 uur kom ik geheel stinkend en doorgefietst bij de camping aan na eerst in het aanpalende recreatiegebied nog een cola en een Magnum soldaat te hebben gemaakt. Ik check in, zoek een plekje onder de populieren uit en ga dan eerst eens uitgebreid uitrusten, heerlijk warm douchen en daarna pas de tent opzetten. De camping is een beetje een Hollandse kolonie, volgens mij ook veel mensen op doorreis naar Zuid-Spanje. Om 8 uur kook ik pasta en eet de helft van mijn heerlijke kersen op. Ik lig lekker te lezen, ram zo af en toe een mug dood en geniet van het feit dat het hier op hoogte 's avonds wel afkoelt.

 

Terug naar het begin


Dag 6: Rustdag in Burgos (8 km)

Wat heerlijk om niet om 7 uur op de fiets te hoeven zitten. Ik lig lekker tot bij negenen te doezelen, ontbijt dan heel rustig, doe de was en ga uiteindelijk om half 12 de stad in. Het fietspad loopt prachtig langs de rivier, alleen jammer dat Spanjaarden geen idee hebben van fietsers, dus je moet wel vreselijk uitkijken of je wordt aan alle kanten van je fiets gesneden. Het is 4½ km naar het centrum van Burgos, maar dan staat mijn fiets ook tegen de kathedraal aan. De kathedraal blijkt een World Heritage Site te zijn en, op een klein deel na, niet echt meer in gebruik als kerk. Je moet dus een kaartje kopen voor de bezichtiging (pelgrims 2€ korting op vertoon van je credential) en even verderop zit een aparte balie waar je je stempel kan halen. Je mag kiezen uit 2 stempels en omdat ik 2 nachten in Burgos blijf krijg ik ze allebei.

Kathedraal van BurgosEn dan de kathedraal in. Ik moet zeggen: het is een prachtig gebouw, heel licht en met veel opengewerkte structuren zoals een prachtige lichtkoepel. Voor die ene euro krijg je ook nog een Engelstalig foldertje waarin alles (summier) wordt uitgelegd. Er hangen een paar hele mooie Vlaamse meesters en ook in de kloostergangen is van alles te zien, al is het jammer dat er geen buitenlucht door de gangen waait omdat alles afgesloten is met nep-glas-in-lood. Ik heb nog een probleem: er zijn geen kaarsjes in de kathedraal en ik had 4 sponsors waarvoor ik kaarsjes aan moest steken. Dus op zoek naar een andere kerk, de San Nicolas, iets hoger gelegen waar ze wel kaarsjes hebben, namelijk elektrische kaarsjes. Ik heb echter geen kleingeld, dus eerst maar eens eten om dat euvel te verhelpen.

Ik lunch met een "combinatiebord" met daarop sla, friet, de Spaanse variant van een hamburger (een plak moddervet varkensvlees), calamares en de lokale specialiteit van Burgos, wat een soort bloedworst blijkt te zijn. Toe een ijsje en dan terug naar de San Nicolas, waar een euro leidt tot het ontbranden van maar liefst 10 kaarsjes. Dat compenseert dan voor het feit dat het een kerk is, geen kathedraal.

Terug op de camping ga ik douchen, wassen en een praatje maken met een echtpaar dat met de caravan de route nareist die hij vorig jaar gefietst heeft. Ik koop 2 flessen drinken en ga mijn dagboek bijwerken terwijl ik lastig gevallen word door tientallen kleine vliegjes. Dit in combinatie met een sterk teruglopende barometer doet me vermoeden dat er wel eens onweer op komst zou kunnen zijn. En ondertussen hoor je op de achtergrond alsmaar het irritante geluid van zoemende stuntvliegtuigjes. 

Om 6 uur begint het te regenen en te onweren, dus ga ik in mijn tent mijn boek (David Mitchell - Cloud Atlas) uitlezen. Om half 8 loop ik door de drup naar het restaurant voor een menu del dia: sla, brood, sardines, flan en water erbij. Als ik de zaal uit wil lopen staat daar opeens de Engelsman uit St. Cyr, 15 dagen geleden en nu kom je elkaar weer tegen, dat is de camino. Ik schuif nog even bij hem aan, we wisselen ervaringen uit en dan ga ik terug naar mijn tent. Ik lees tot het de donker wordt, blaf om half 11 twee Duitsers af die hun tent met veel gelul op gaan zetten pal naast die van mij (terwijl er genoeg ruimte is) en ga dan slapen, wat niet erg wil lukken na zo'n rustig dagje.

 

Terug naar het begin


Dag 7: Burgos - Castrojeriz (51+3 km; 16,3 km/u)

Ik hoef vandaag niet zo bijster ver, dus sta ik wat "later" op (7 uur) en vertrek om kwart voor 8. Ik peddel langs de Rio Arlanzón naar het centrum, waar ik bij hetzelfde restaurant als gistermiddag ontbijt op z'n Spaans: sinaasappelsap en een warme pain au chocolat.  Daarna ga ik op zoek hoe ik Burgos uit moet: Gara blijkt geen Spaans te zijn voor Gare, dus bij het station draai ik een rondje en rij dan op de kaart naar de juiste weg. En dan is het weer klimmen geblazen, maar tot 5% levert dat inmiddels geen noemenswaardige problemen meer op. Na de klim bevind ik mij zo langzamerhand op de Meseta, de hoogvlakte tussen Burgos en Leon, waar eindeloze gele graanvelden in de zon staan te wuiven.

Het fietst best lekker vandaag. Bij Cabia (ze schrijven zelf Cavia) is het even zoeken welk steenslagpad het juiste steenslagpad is, maar dan rij ik ook over een hele mooie rechte weg richting Estepar, waar ik bij een tankstation een blikje cola wegwerk en even later na een klimmetje lekker in de berm ga liggen lezen, terwijl er mooie zwart-wit geaderde vlindertjes ronddwarrelen. Na bij Vilviestre, weer zo'n uitgestorven dorpje waar ze hier patent op hebben, mijn hoofd gewassen te hebben bij de dorpspomp volgen er nog 2 hellingen, maar mij krijgen ze niet gek meer. En daarna een hele lange, mooie afdaling door een rivierdalletje richting mijn eindpunt van vandaag, Castrojeriz.

Maar eerst kom ik nog in San Anton, waar in de ruïnes van een oud klooster een hele eenvoudige refugio is ingericht. Ik krijg een stempel en twee zoenen van het meisje dat de refugio beheert en ga dan op een bankje mijn fanta opdrinken en kersen eten, lekker van de hele bijzondere, serene sfeer genieten. Tot er een bus met 50 zogenaamde Italiaanse pelgrims wordt uitgeladen, die luid kakelend binnenkomen, allemaal een stempel willen en daarna over elkaar heen buitelend in diverse samenstellingen met elkaar op de foto willen. Weg serene rust. En of ik maar even op wil schuiven, want zij willen zitten. Dus brom ik iets over lekker in hun airconditioned bus gaan zitten en dat zij toeristen zijn en geen pelgrims en heb ik binnen no time ruzie. Ik vraag het meisje van de refugio ook nog om geen stempels aan dit soort groepen te geven, omdat dit de mensen zijn die ervoor zorgen dat fietsers geen bedden in refugio's krijgen.

Ik ga maar weer door en ben om half 1 op de camping in Castrojeriz, prachtig gelegen aan de voet van een berg met daarop de imposante ruïne van een tempeliersburcht uit de 8e eeuw. Na lang wachten omdat er een groep van 7 pelgrims voor me is en de nieuwe Hollandse beheerder nog niet echt ingewerkt is boek ik een plek voor mijn tentje (geen zin in de [goedkopere] albergue) en ontbijt voor morgenochtend.

Ik zet mijn tentje op, dat wel wat luchten kan gebruiken, (wat een meur), douche mezelf (wat een meur) en was mijn kleren (idem). Ik eet een boccadillo met van alles en nog wat en ga drie kwartier internetten. Daarna is het tijd om heel stil onder een afdak een ijsje te eten, een colaatje te drinken en de ergste hitte uit te zitten. Ik blijk op een camping van een Nederlands zendingsgenootschap uit Doorn (maar daar zitten geloof ik alle zendingsgenootschappen) beland te zijn, dit is al hun tweede pleisterplaats langs de camino. Hoe protestanten ook nog een graantje proberen mee te pikken van een katholiek fenomeen...

Om kwart over 5 fiets ik in nog steeds de bloedhitte het dorp in waar ik bij de lokale supermercado boodschappen doe. Hier geen hypermarchés met 25 meter toetjes, dus het is even zoeken om een maaltijd samen te stellen. Terug bij de tent eet ik eerst een zak zoutjes op bij wijze van tapas en zet mij er om 8 uur toe om te gaan koken. De geneugten van boodschappen doen in een land waar je de taal niet goed spreekt: mijn pakje aspergesaus blijkt een pakje aspergesoep dus ik eet aspergesoep met pasta, ham en asperges uit een pot en toe arroz con leche, een toetje met rijst, melk en veel kaneel, valt niet tegen.

Tijdens het afwassen kom ik in gesprek met een Nederlands echtpaar van mijn leeftijd, waarvan hij een flink deel van de Spaanse camino heeft gelopen. Ze hebben een Spaans campingboek bij zich en bij hun caravan kan ik dat inzien en wisselen we verhalen uit. Om kwart voor 10 ga ik terug naar mijn tent, die pal onder een lantaarn blijkt te staan, dus ik pak mijn boeltje op en zet het aan de andere kant van het pad weer neer. Uiteindelijk val ik dan best snel in slaap.

 

Terug naar het begin


Dag 8: Castrojeriz - Sahagun (86 km; 17,4 km/u)

Er staat voor vandaag een lange etappe op het programma, dus ik heb mijn wekker om 6 uur gezet. Het duurt echter wel 15 seconden voor ik doorheb dat er iets pal naast mijn hoofd afgaat. Ik ontbijt op het terras van de camping en deel mijn cakeje met een heel hongerig katje dat ook nog 3 kleintjes blijkt te hebben. Om 5 over 7 ben ik op weg, in het begin ligt de nevel zelfs nog over de velden, erg mooi... Ik heb vandaag het tweede deel van de Meseta voor de boeg: nog meer graanvelden zo ver als je kijken kunt, verlaten dorpjes met als enige beweging de ooievaars op de kerktorens en hele lange, rechte, onbeschutte wegen, maar gelukkig ook de hele ochtend wind mee en de zon in de rug.

De Meseta

En wat komt een mens dan verder zoal tegen? 

Na Carrion de los Condes volg ik 15 km de N120 die zo goed als verlaten is en als een loodrechte streep door het landschap snijdt. Vanochtend zat ik nog om de haverklap op mijn kilometerteller te kijken, nu kom ik in een soort trance en trap ik de kilometers bijna ongemerkt weg. Het landschap heeft in al zijn desolaatheid ook wel weer wat, maar of ik dit nou zou willen lopen?? Overigens loopt de wandel-camino inmiddels wat noordelijker en zie je hier de restanten van veel overbodig geworden voorzieningen: pensions, bars, tankstations en afgebladderde camino-bordjes.

Bij twaalven heb ik al 68 km afgelegd en wordt het tijd voor de lunch. In het droeve dorp Ledigos steek ik mijn kop onder de dorpspomp en ga dan onder een treurwilg (kan het toepasselijker?) in de schaduw op het lokale grasveldje siësta houden met brood, Aquarius en een rijstpuddinkje. Ik lees wat, slaap een half uurtje en besluit om 2 uur dat het tijd is om door te gaan: nog 15 km, even doorbijten. Inmiddels is er een harde en warme wind tegen opgestoken en de vier of vijf hellingen die ik nog op moet staan niet vermeld in het boekje, dus het is nog even afzien.

Sahagun is he-le-maal niks: stoffig, saai, industrieterreinen, dat soort werk. Ik fiets naar de camping, maar daar is geen aasje schaduw en de caravans staan hutje-mutje, dus het wordt een pensionnetje vandaag. Ik fiets terug naar de stad, parkeer mijn fiets op de Plaza Mayor tegen de fontein en ga op zoek naar iets om te slapen. Uiteindelijk blijkt er op Plaza Mayor zelf een hostal te zijn, de ingang is bereikbaar via een bar. Voor €33,45 heb ik een meer dan acceptabele kamer met airco en ontbijt, maar wel op de derde verdieping, dus dat wordt even slepen met de bagage. De fiets kan gelukkig beneden in het halletje blijven staan. Na de douche en een uurtje uitrusten loop ik Sahagun in (en bijna meteen weer uit). Ik haal een stempel bij de refugio in de kerk. Ik had zoveel pelgrims gezien onderweg dat ik er eigenlijk van uit was gegaan dat er geen plaats voor fietsers zou zijn, maar de refugio blijkt lang niet vol. Dat weet ik dan weer voor morgen, want het blijft geen feest.

Bij een autoservicio (dat is geen garagebedrijf zoals ik dacht, maar een supermarkt) doe ik mijn boodschappen en ga dan weer terug naar mijn kamer, want het is nog veel te warm. Ik rommel heel wat af, doe een wasje en ga om acht uur eten. Ik begin me al aardig aan het Spaanse tijdschema aan te passen. Ik schuif aan bij David, de Engelsman uit St. Cyr, en we zitten gezellig te praten en te eten tot het begint te rommelen en even later regenen. Hij moet nog terug naar de camping, ik ben erg blij dat ik een hostal geboekt heb dat bovendien ook nog naast het restaurant zit. Terug op mijn kamer pak ik mijn spullen in terwijl de stroom diverse malen uitvalt. Op tv wordt het weerbericht uitgezonden en ik maak daaruit op dat het de komende dagen niet best wordt. We zullen zien, je kan er toch niets aan veranderen. Uiteindelijk val ik om kwart voor 11 in slaap terwijl de regen op mijn dakraam klettert.

 

Terug naar het begin


Dag 9: Sahagun - León (61 km; 18,4 km/u)

Zo, wat ben ik blij dat ik een hostal geboekt heb! Het onweert en regent de hele nacht door; het moet niet bepaald een pretje zijn om nu in een tent te liggen. Vroeg opstaan heeft met dat pestweer ook geen zin, fietsen over de Meseta als het onweert is sowieso onverantwoord. Uiteindelijk sta ik om bij achten op als het iets minder nat lijkt te worden buiten. Beneden eet ik een pain au chocolat met een cola cao (zeg maar Nesquik), een echt Spaans ontbijt. 

Ik vertrek om ruim na half 9. Ik ben Sahagun nog niet uit of het begint weer te regenen, dus regenjack aan en helm op. Weer een goede toepassing van de helm gevonden: regenscherm zodat je bril niet nat wordt, ideaal. Nog een paar kilometer verder begint het ook nog eens te onweren. Dat wordt me wat te gevaarlijk, dus ga ik in een bushokje zitten blauwbekken  tot in ieder geval het onweer overgetrokken is.

Ik volg zo'n 30 km de camino, die als een streep-met-boompjes over de Meseta getrokken is. Naast de streep ligt een uitstekende asfaltweg, helemaal verlaten, bijna vlak en vandaag ook nog eens windje in de rug. Ik heb goede benen vandaag, dus ik schiet vooruit, zeker als vrij snel de jas en de broek en de helm uit en af mogen. In El Burgo koop ik een pak appelsap en een half brood en stap na een halve liter sap weer op de fiets voor het stuk naar Mansilla de las Mulas. 

Even word ik in de verleiding gebracht door een mededeling in het boekje dat je daar ook met de bus naar León kan, maar op het busstation (een groot woord voor een paar perronnetjes) blijken de tijden niet erg gunstig; dan had ik eerder moeten vertrekken vanochtend. Bovendien fietst het wel lekker, dus ik ga door over de LE512, niet de LE523 zoals in het boekje staat. De fietsroute wijkt hier weer af van de wandelroute die langs de grote weg gaat. Het is toch wel erg plezierig dat al die mooie alternatieven voor je uitgezocht zijn. Na Mansilla is het ook abrupt gedaan met de Meseta: de omgeving wordt groen, met kleine veldjes en de toenemende dichtheid van dorpjes kondigt een grote stad aan. Al met al is de Meseta me erg meegevallen, al moet ik zeggen dan de wind in de rug daar ook zeker aan bijgedragen heeft; met wind tegen zou het toch een heel ander verhaal zijn geweest, zeker met die hitte, al was het vandaag toen de regen eenmaal ophield erg plezierig met achter in de 20 graden.Vandaag zie ik voor het eerst ook veel ooievaars vliegen, tot nu toe zaten ze alleen maar in grote getale op kerktorens. Het zijn prachtige beesten en ze komen op de thermiek enorm hoog. 

Om bij enen peddel ik León binnen, niet via de mooiste kant moet ik zeggen (maar welke stad heeft een "mooiste kant" in zijn buitenwijken?) en het fietspad langs de rivier blijkt ook geblokkeerd, dus ik moet nog een keer terug. Door de grote winkelstraat rij ik naar het toeristenkantoor bij de kathedraal, waar ik een kaart van de stad krijg met summiere aanwijzigen hoe ik bij de albergue kom. Ik slaap vanavond bij de Benedictijnen, weer eens wat anders dan een zendingsgenootschap uit Doorn, zo leer ik alle kanten van het christendom kennen. Er is een aparte slaapzaal voor vrouwen, die half vol ligt. Ik laad mijn fiets af, douche mezelf en was mijn kleren en ga dan naar het postkantoor om weer een kilo spullen naar huis te sturen: dit weekend moet ik de Cruz de Ferro en de Cebreiro over en iedere kilo minder is meegenomen. 

Met behulp van de kaart ga ik vervolgens een stadswandeling maken, want de temperatuur laat dat voor de verandering toe. Ik zit even bij de Casa De Botines, ontworpen door Gaudi, een soort raar middeleeuws kasteel aandoend geheel. Ik heb mooiere werken van Gaudi gezien. Dan door de op dit tijdstip uitgestorven winkelstraat naar de kathedraal, maar die is tot 4 uur dicht, dus dan maar eerst naar de San Isidoro, met als grootste bonus een paar ooievaars op een pilaar naast het gebouw. Dan terug naar de kathedraal, want het is bijna 4 uur.

De kathedraal is prachtig: wat een enorme hoeveelheid glas in lood ramen in de prachtigste kleuren! Ik zit lekker te genieten, steek wat elektrische kaarsjes aan en ga dan via een mooie zijkapel naar het museum. De toegang is me onduidelijk. Je koopt een kaartje voor 20 minuten (dat heb ik nog nooit meegemaakt) of voor een uur met een uitleg in het Spaans. Dat laatste heb ik geen zin in, dus dan maar 20 minuten. Eerst moet ik nog een kwartiertje wachten in de kloostergang tot de deuren opengaan, maar dat is niet bepaald een straf. In het museum zelf zie ik een paar hele oude (ca. 960) bijbels, een paar mooie moderne schilderijen en een paar beelden, waaronder een St. Jacob Matamoros (de Morendoder, zeer plastisch uitgebeeld) en ook nog een schilderij met de Heilige Anthonius. Ik moest voor 10€ sponsoring een kaarsje bij Anthonius aansteken. Dat kan niet, maar ik heb hard aan hem gedacht, zal vragen of dat ook goed is.

Vervolgens door naar een Internetzaak voor een uurtje de familie en vrienden op de hoogte brengen. De opbrengst van de sponsortocht gaat richting de 1000€ !, maar dan moet ik wel 8 kilo afvallen en dat ga ik niet redden. De broek zit bij de taille wel wat minder strak, maar ik heb inmiddels de bovenbenen van Rintje Ritsma, dus dat compenseert.

Even terug naar de albergue en dan op zoek naar een plaats  om te eten, want de poort gaat al om half 10 dicht. Na wat omzwervingen beland ik in een restaurant waar ze traditioneel en vegetarisch eten serveren. Geheel benieuwd probeer ik het vegetarisch dagmenu. Eerst krijg ik een fantastische salade met veel fruit en allerlei soorten zaadjes en pitjes. Als ik daar niet mooi van ga fluiten weet ik het niet meer... Het hoofdgerecht is een soort gebakken bleekselderij met een heerlijke kaassaus. Toe een ijsje, heerlijk gegeten.

Om half 10 is de pelgrimszegen in de kerk van het klooster. Een stuk of 10 gemiddeld erg oude nonnen gaan ons voor in gebed en zang en na afloop krijgen we de zegen mee. Daarna is het tijd om te gaan slapen, maar buiten zijn de feesten van San  Juan y San Pedro in volle gang en dat betekent heel erg veel hele erge dronken mannen op het plein voor het klooster. Het slapen gaat daardoor niet fantastisch.

 

Terug naar het begin


Dag 10: León - Astorga (60 km; 17,1 km/u)

En de volgende ochtend is mijn pomp gestolen. Tot zover voor de pelgrimszegen... Ik baal echt als een stekker, temeer daar heel León vol glas ligt en dit dus dé dag lijkt om lek te fietsen. Ik vertrek (heel voorzichtig) om half 8 en zit de eerste 10-15 kilometer echt te stomen op de fiets. Dan heb je allemaal mooie dingen gezien, heerlijk gegeten en dan blijft León in je gedachten hangen als "die stad waar mijn fietspomp gejat werd". Jammer...

Het is nog erg rustig op straat, op wat laatste naar huis strompelende feestvierders na, en León uit gaat al met al vrij soepel. Al snel fiets ik door een gebied dat me gek genoeg aan Schiermonnikoog doet denken: eikenboompjes, licht glooiend, stug gras. Wat kan een mens toch rare (doch niet onplezierige) associaties hebben. 

In Vilar de Mazarife zou een alimentacion moeten zijn en ik heb zo langzamerhand wel honger na alleen een arroz con leche vanochtend. Als ik het twee vrouwen vraag blijkt de supermercado cerrado (dat rijmt en is toch niet leuk), maar 1 van de vrouwen is ook de eigenaresse van de albergue en kan wel een boccadillo voor me maken. En wat voor een boccadillo: een half supervers stokbrood met heerlijk dik kaas ertussen. Colaatje erbij en mijn vertrouwen in de mensheid begint weer terug te komen.

Door over een lange rechte weg naar Hospital de Obrigo, met een stop voor wat boodschapjes in San Martin del Camino, waar de eigenaar van de supermarkt aan komt snellen vanaf zijn landje met paprika en uien (als ik hem goed begrijp). In Hospital de Obrigo, waar je komt via een tenenkrommend (zeker zonder pomp) slecht geitenpaadje, is eerst een kerk met wel 6 ooievaarsnesten en dan de beroemde brug met 18 stenen bogen, waarvan de rivier er op het moment maar 2 in gebruik heeft. Ik zit op een randje een fles aardbeienmelk (of zoiets, in ieder geval geen yoghurt zoals ik hoopte) weg te werken als ik opeens opgeschrikt word door een zes- of zevental enorme knallen gevolgd door hetzelfde aantal wolkjes in de blauwe lucht: geen idee waarom ze zulke enorme knalpijlen afschieten, maar het zal wel een doel dienen.

Vanuit Hospital is het nog een twintigtal kilometers naar Astorga, die ik redelijk gemakkelijk wegtrap. In Astorga moet ik een enorm steil straatje in en ben helemaal trots als me dat fietsend lukt. Precies om 12 uur val ik de tourist information binnen, die precies om 12 uur sluit, maar ze kunnen me nog net even uitleggen waar ik de fietsenmaker en de refugio kan vinden. De fietsenmaker blijkt voor 8€ een pompje te hebben. Dat scheelt aanzienlijk in mijn gemoedsrust, want fietsenmakers zijn dun gezaaid in Spanje en veel fietsers die je uit de brand zouden kunnen helpen kom je nou ook weer niet tegen. Dan door naar de refugio, die (nog) licht bezet is. Ik boek een bed voor 6€ en ga dan douchen, wassen en lunchen en maak een praatje met Dan, een Australiër die hier aan het bijkomen is van zijn blaren en heftig geïrriteerd scheenbeenbotvlies.

Om half 4 ga ik op pad, met name naar het bisschoppelijk paleis naar een ontwerp van Gaudi. Ik maak een paar foto's, ook gesponsord, en ga dan op een bankje zitten wachten tot het paleis annex museum van de camino opengaat. Het interieur is een mengeling van moorse elementen (bogen, pilaren, kleurstellingen) met typisch christelijke elementen, zoals veel glas in lood. Het thema "camino" van het museum is nogal ruim opgevat: op de begane grond en de eerste verdieping inderdaad veel Santiago's, Maria's met kinnebakken en heel erg lijdende Jezussen aan het kruis (uit de 12e eeuw, soms prachtig decoratief voorzien van honderden houtwormgaatjes), maar in de kelder veel Romeinse altaren, munten en aardewerk en op zolder lokale hedendaagse kunst. Ik loop na afloop ook nog even langs wat Romeinse brokjes, want Astorga heeft een lange geschiedenis, geen wonder als je op een natuurlijke heuvel in het landschap ligt.

Bisschoppelijk paleis in Astorga

Ik doe inkopen voor morgen bij een supermarktje en ga dan trutten in de albergue. De slaapzaal ligt inmiddels zo goed als vol en mijn sandalen ruiken misschien niet plezierig, er zijn meer schoenen die hier staan uit te wasemen. Toch heeft dat ook wel weer wat, het geeft wel dat echte pelgrimsgevoel (en vooral de echte pelgrimsgeur...). Het is overigens ongelofelijk hoe je mensen ziet strompelen met ingezwachtelde knieën, blauwe teennagels (je kan ook iets grotere schoenen kopen of je nagels knippen) en zelfs een vrouw die helemaal niet meer op haar hiel kan staan. Aan de andere kant zie je nog steeds vrouwen met gelakte teennagels, je zou denken dat je toch wel belangrijker dingen mee te slepen hebt dan je nagellak.

Om kwart voor 8 loop ik met een strompelende Dan Astogra in om wat te eten. We belanden in een tent waar ze paella hebben (daar heeft Dan zin in) en maken ons vrolijk over het feit dat we om 8 uur de eersten en enigen zijn die gaan eten. Dan blijkt journalist en we praten gezellig over van alles en nog wat, van wedstrijden snurken in refugio's (de Duitsers met stip op 1) tot Australische en Nederlandse politiek. Om half 10 zijn we terug in de albergue en om kwart voor 10 duik ik mijn benedenbed in.

 

Terug naar het begin


Dag 11: Astorga - Cacabelos (67+3 km, 14,4 km/u)

Om even 6 uur rol ik mijn bed uit, iedereen is in beweging, dus ik kan net zo goed ook opstaan. Beneden kan je voor 3€ ontbijten en een kop chocopops, een yoghurtje, 2 sapjes en een halve snee toast later kan ik er weer tegenaan. Om voor zevenen zit ik weer op m'n fietsie om dan te constateren dat het ook wel handig was geweest om gisteren bij de fietsenmaker dat slagje uit mijn voorwiel te laten halen, dan had ik nu niet met een tikkie aanlopende voorrem naar het hoogste punt van de route hoeven fietsen...

Gelukkig is er een flinke aanloop voor het serieus klimmen wordt, dat fietst toch lekkerder. Al met al is het 30 km klimmen, maar alleen de laatste 10 km zijn echt serieus en dan zijn de Spanjaarden nog zo vriendelijk om er zo af en toe minder steile of zelfs vlakke stukjes tussen te doen. Dit is veel beter te doen dan de Puerto de Ibañeta. Grootste spelbreker is het weer: het is zo koel dat ik mijn sokken aan moet trekken (lekker), maar het is ook ontzettend mistig en dat wordt steeds erger. En verder fietst het gewoon geweldig, ik ben echt beresterk vandaag: 10%, zelfs 12%, ik knal er gewoon tegenop, misschien niet supersnel, maar wel gestaag, zonder de leversteken en het constante afstappen van 1½ week geleden.

Boven is het op 1500 meter hoogte in de dichte mist even zoeken waar het Cruz de Ferro staat, zeker omdat de weg eerst heel even naar beneden gaat en dat verwacht je niet. Maar dan sta ik er, on the top of the world, maar zonder uitzicht. En met nog een stuk of 10 andere fietsers en wat wandelaars, die allemaal in wisselende samenstellingen met elkaar op de foto gaan bij het kruis en de imposante stapel stenen die hier door pelgrims achtergelaten zijn ten teken dat ze hun zorgen achterlaten. Ik laat 5 kleine steentjes achter. Ik eet wat, drink wat, kleed me voor de afdaling (helm, jas, zonnebril) en begin dan aan het afdalinkje voor de ultieme klim. 250 meter na de top klaart het weer helemaal op (met mijn hoofd uit de wolken, zogezegd) en heb ik prachtig uitzicht over de omliggende dalen en bergen.

Nog even omhoog naar het hoogste punt van de tocht (1510 meter) en dan volgt een kilometerslange afdaling naar Molinaseca, waarbij zelfs ik (bijgenaamd "De Baksteen") permanent in de remmen hang en dan nog een maximumsnelheid van 55 km/u weet te halen. Het gekke is dat het helemaal niet steil lijkt, maar dan kijk je op je teller en dan ga je 40. Vanaf Molinaseca zit er nog een klimmetje in de route, maar daarna is het weer afdalen geblazen naar Ponferrada, 970 meter lager dan de top in 18 km...

In Ponferrada is het even zoeken naar het toeristenbureau (bij de Tempeliersburcht), maar dan heb ik ook een prachtige kaart van Ponferrada en een adres van een fietsenmaker, want die rem loopt nog steeds aan. Ik haal ook nog een prachtige stempel bij het pelgrimskantoor dat ernaast zit en ga dan naar de fietsenmaker. Daar staat een pelgrimsfile: de jongen voor mij moet een nieuwe buitenband, ik een slag uit mijn wiel, na mij een jongen die iets met zijn remmen heeft. Mijn slagje is een fluitje van een cent en als de fietsenmaker hoort dat ik uit Hollanda ben komen fietsen wil hij er ook nog eens nada voor hebben. Ik bedank hem uitgebreid en rij dan terug naar de prachtige Tempeliersburcht, waar ik op een bankje mijn toast met smeerkaas, arroz con leche en isostar naar binnen werk.

Dan is het tijd om door te gaan naar Cacabelos. Het is een beetje benauwd warm, de weg is druk en schaduwloos en voert door de droeve buitenwijken van het ook al niet al te vrolijke Ponferrada, kortom: niet het mooiste stuk van vandaag. In Cacabelos blijkt de albergue rond de kerk gebouwd te zijn: een triplex barak, onderverdeeld in tweepersoons hokjes, maar de muren lopen binnen niet door, dus ik kan vannacht wel genieten van het gesnurk van de buren. Ik deel voor 5€ mijn kamer met een Oostenrijkse, die met een ingezwachteld been loopt te creperen in plaats van pelgrimeren. De douche is wel echt schoon maar niet echt warm, maar dat valt eigenlijk wel mee. Ik doe de was, internet gratis en ga dan onder een groot zonnescherm mijn dagboek bij zitten werken.

Om 6 uur ga ik boodschappen doen, wat nog even zoeken is. Ik heb geen zin in weer een menu del dia met pollo asado, dus ik koop wat dingen om vanavond zelf een salade in elkaar te kunnen draaien. Sla hebben ze niet, maar met wat potjes en blikjes lukt het ook. Terug bij de albergue ga ik eerst wat chips eten (lekker zout) en lezen en daarna mijn maaltijd bereiden: maïs met tonijn, mossels en inktvis die in eigen inkt blijkt te zitten. Door dat laatste ziet het er wat vreemd uit, maar het is wel te eten. Nog een pot bieten erbij voor de vitamientjes en twee blikjes Kas limon voor het vocht, twee bakjes chocoladevla toe voor de lekker, het komt helemaal goed. Ondertussen praat ik wat met een Canadese en om half 10 ga ik aanstalten maken om plat te gaan. Het is inmiddels lekker fris geworden.

 

Terug naar het begin


Dag 12: Cacabelos - Samos (68 km, 14,1 km/u)

In de kamertjes naast mij is alles rustig, maar mijn kamergenote zaagt zich rustig door de nacht heen. Lang leve mijn oordoppen! Om 10 over 6 sta ik op, laad de fiets op en ontbijt met een pakje sap en een halve liter vruchtenyoghurt. Om net over zevenen zit ik op de fiets en mag meteen een helling op, niet fijn... Gelukkig is-ie niet zo lang als in het boekje staat en Villafranca del Bierzo is dan ook al redelijk snel bereikt. Een prachtig stadje met smalle, kronkelende straatjes, een statig castillo en een bijzondere, want haakse, brug.

Na Castillo rijd je het dal in dat uiteindelijk naar de klim leidt. Het dal is smal, groen en er ligt op palen een enorme snelweg doorheen die je regelmatig kruist. Toch is het wel mooi. Het is weer wat heiig en overal ruist het water, want we zitten nu in Galicië en dat is niet voor niets het natste deel van Spanje. De klim blijft eigenlijk best lang uit: tot Ruitilan gaat het nauwelijks merkbaar omhoog. In Ambasmestas zit ik een tijdje op een bankje onder een boom mijn drinkyoghurt naar binnen te werken en te kijken hoe de plaatselijke weduwe niet alleen haar stoepje veegt, maar ook maar meteen de rijbaan van de doorgaande weg meeneemt.

Er zijn veel pelgrims onderweg, maar hier beginnen ook de mensen met de dagrugzakjes en zelfs een mevrouw met een handtas. Voorbij Ruitilan wordt het ook meteen vol aan de bak. Ik zweet me werkelijk een ongeluk tot groot genoegen van de tientallen vliegen die mijn beklimming begeleiden. Deze beklimming is vergelijkbaar met de Ibañeta: om de haverklap de fiets af om weer op adem te komen, mijn buff uit te wringen en op een gegeven moment trek ik zelfs mijn shirt uit om me mee af te drogen. Er komen hier toch bijna geen auto's langs.

Om 11 uur kom ik aan bij Puerto Pedrafita, waar de alimentacion open is en ik een blikje cola en twee bananen naar binnen werk alvorens te beginnen aan de finale naar O Cebreiro. En wat een finale: afzien in het kwadraat maar met de prachtigste vergezichten die veel zo niet alles vergoeden. Het dorp Cebreiro zie je al van verre liggen, mooie natuurstenen huisjes tegen de bergtop aan. Ik stop er voor een stempel, een dikke plak boerenbrood met olie en chorizo en een colaatje bij een lokale albergue. Daarna ga ik wat door het (zeer toeristische) dorp lopen met mooie huizen en half ingegraven ronde gebouwtjes die 's winters de kou buiten hielden. Ik woon een klein stukje van de mis bij en stap dan weer op de fiets, op weg naar Hospital, waar een camping moet zijn.

Het uitzicht vanaf de Cebreiro

Het gaat topje op, topje af en de hoogtemeters in het boek onderschatten de hoogteverschillen die je werkelijk moet overbruggen. Ik heb er al bijna 1000 hoogtemeters opzitten, dus dat verschil voel je wel. In Hospital is wel een camping, maar die lijkt in een diep dal te liggen en dan mag je daar morgenochtend eerst weer uitklimmen. Dat lijkt me nou geen fijn idee, dan maar door naar Triacastela, 15 km verderop, maar wel voornamelijk bergaf. Maar eerst nog even naar Alto do Poio, met 1335 m het hoogste punt voor vandaag. Bijna boven komen er wat Spanjaarden langs, waarvan er 1 een foto van me maakt. Boven geef ik mijn e-mailadres en staan we wat te praten, voor zover dat gaat. Ze zijn helemaal onder de indruk van het feit dat ik uit Amsterdam ben komen fietsen en dat ik 20 kilo op mijn fiets heb. Iedereen hier heeft van die mountainbikes waar ze in een veel te zware versnelling de berg mee opscheuren, als het even kan via de geitenpaadjes van de wandelcamino.

Als zij verder gaan drink ik een cola en eet een kitkat en ga dan lekker afdalen. Dus jas aan, helm op en er dan achterkomen dat de afdaling pas 4 km later begint. Maar wel volop genieten van de uitzichten tot die tijd. De afdaling is heerlijk: een prachtige brede weg met superglad asfalt, zo af en toe een duidelijk zichtbare en brede haarspeldbocht en 12 km (15 minuten) later rij ik Triacastela binnen, zie de rijen bij de refugio, besef dat ik als fietser geen schijn van kans maak en ga door naar Samos, waar een camping zou moeten zijn. Het boekje vermeldt dat Samos meer dan 100 meter lager ligt, maar vermeldt niet dat de weg grotendeels op hoogte blijft met veel kleine klimmetjes die erg zwaar zijn na het klimwerk van vanochtend en het begin van de middag. Maar het dal waar ik doorheen fiets is prachtig groen.

Bij het klooster in Samos vraag ik naar de camping. Ik zie de slaapzaal (90 bedden) en de bus waar een groep zogenaamde pelgrims uitgeladen wordt, dus die kunnen niet erg moe zijn, en besluit dat ik even geen zin in een refugio heb. Volgens de jongen van de refugio is de camping niks (geen douches, meer een veldje), maar ik mag wel in de refugio douchen en mijn tentje opzetten bij het kapelletje in de zijstraat. En zo sta ik even later met mijn tentje naast een bijzonder 9e-eeuws kapelletje van gestapelde leisteenplaten: de Kapel van de Cipres, genoemd naar de cipres die ernaast staat en die meer dan 1000 jaar oud zou zijn. Je maakt toch wat mee tijdens zo'n tocht...

Ik tracht me te douchen: eerst gloeiend heet, dan ijskoud, dan een piezelstraaltje en dan weer ijskoud. Maar goed, je kan niet alles hebben. Om half 6 loop ik naar het klooster voor een prachtige grote sello in mijn credential en blijkt dat er om 6 uur een rondleiding is, weliswaar in het Spaans, maar ik sluit me er voor 2€ maar bij aan. Het Monasterio San Julian de Samos schijnt het grootste (Benedictijner) klooster van Spanje te zijn. In 1951 is het deels afgebrand en weer opgebouwd, maar nu met moderne muurschilderingen. We zien 2 kloostergangen, de muurschilderingen en de kerk en een tentoonstelling met oude foto's. Zeer tot onvrede van een Spaanse mevrouw hangt er een aantal foto's van bezoeken van Franco tussen en is er ook een hele muur met een tekst ter nagedachtenis aan een bezoek van de Generalissimo. Kerk en junta, het blijft een veel voorkomende combinatie, maar je zou verwachten dat ze wat minder trots zouden zijn op dat deel van hun verleden.

Na afloop van het bezoek loop ik naar het eind van het dorp waar een klein supermarktje is om wat drinken en een ontbijt voor morgen in te slaan. Dan terug naar de tent, lekker lezen. Vanaf half 8 kan je een menu del dia krijgen bij het restaurant tegenover het klooster en ik ben dusdanig moe dat ik dat maar doe. Geen zin om zelf te koken. Ik schuif aan bij Abe en Lenie uit Culemborg, die ik sinds het Cruz de Ferro al een aantal keren ben tegengekomen. Het eten is niet best, maar het is wel gezellig. Om half 10 ga ik terug naar mijn tent. Het is nog even zoeken hoe ik zo recht mogelijk kan slapen (het weitje waar de tent opstaat loopt er-rug scheef), maar dan val ik ook snel in slaap na nog wat gelezen te hebben. Overigens merk je dat je steeds westelijker komt zonder dat de tijdzone verandert: werd het in Frankrijk nog om voor tienen donker, hier is het half 11.

 

Terug naar het begin


Dag 13: Samos - Portomarin (35 km, 15,2 km/u)

Kamperen bij een 1000 jaar oude kapelIk hoef vandaag niet zo ver en het is nogal heiig, dus ik sta "laat" op: kwart over 7. Op een bankje zit ik te ontbijten en bij te komen van het scheve liggen vannacht. Ik pak rustig mijn spullen in en zit om even half 9 op de fiets. Je hebt wel eens van die dagen dat het helemaal niet wil en vandaag is zo'n dag. Hellinkjes van niks waar ik gisteren en eergisteren zonder nadenken tegenop vloog stellen me nu voor bijna onoverkomelijke problemen. Wat ben ik blij dat ik maat 35 km hoef vandaag! Gewoon de beklimmingen van gisteren nog in de benen en door de slechte, koude douche gisteren ook vergeten te rekken en daar word je streng voor gestraft. Gelukkig zitten er naast veel klimwerk ook een paar mooie afdalingen in de etappe.

In Sarria koop ik 2 zoete broodjes, waarvan ik de eerste (bladerdeeg met room, erg lekker) even buiten Sarria opeet, gezeten in de berm van een redelijk drukke weg en aan het begin van een 5 kilometer lange beklimming. De slagroom op de taart vandaag is de prachtige afdaling naar Portomarin, met uitzicht op het diepblauwe stuwmeer waar het aan (of beter gezegd: in, want het originele Portomarin is verzwolgen door het water) ligt. In Portomarin is het nog even een gemeen heuveltje op en daarna over een geitenpaadje met 20% of zo naar beneden om bij de camping te komen, maar die ligt dan ook wunderbar schön met uitzicht over het meer. Ik geef mijn paspoort af voor een "ficha" (het zal wel goed zijn) en boek een maaltijd voor 2 uur. De Spanjaarden eten de hoofdmaaltijd 's middags, eens kijken of dat bevalt. Ik zit in ieder geval erg lekker met een colaatje in de schaduw op het terras, bel ma en werk mijn dagboek bij, waarna ik me met de fiets naar een geschikte plaats sleep, de tent opzet en mezelf en de was was.

De lunch is fan-tas-tisch: vooraf een enorm bord koude rijstsalade met vis, dan sla, friet en een echte flinke lap Spaanse biefstuk (dun rundvlees) en dan om het af te maken toe een stuk taart lijkend op cheesecake. Na afloop kan ik geen pap meer zeggen. En of ik vanavond weer wil komen eten? Ik wil wel, maar ik zou niet weten waar ik het zou moeten laten. De rest van de middag lig ik onder de bomen bij de tent te lezen, slapen, lezen en het soms zelfs koud te hebben van de stevige bries. Je was droogt daar wel snel van.

Tegen zessen loop ik Portomarin in, inderdaad een beetje een sfeerloos plaatsje omdat het begin jaren '60 helemaal herbouwd is op hogere grond bij de aanleg van het stuwmeer. Ik bezoek de kerk met genummerde stenen (zo verplaats je een kerk), ga 3 kwartier internetten en kijk rond bij de (volle) albergue, waar het nu echt Torremolinos aan het worden is zo dicht bij Santiago. Dit is eigenlijk bijna niet leuk meer, alles begint file te worden, blij dat ik op de camping sta. Bij een supermarktje koop ik wat voorraden en loop dan in het avondzonnetje terug.

Bij de tent ga ik koken, afwassen en mijn spullen inpakken. Ergens in de verte is iemand keihard zijn Elviscollectie aan het afspelen, dus tent in en oordoppen in. Er zitten allemaal rare springbeestjes -een soort kleine sprinkhaantjes- in de tent, die nog verrekte moeilijk te pakken te krijgen zijn, want ze floepen alle kanten uit.

 

Terug naar het begin


Dag 14: Portomarin - Melide (37 km, 13,5 km/u)

Om half 7 sta ik op. Ik heb ruim de tijd omdat de bakker pas om half 8 open gaat. Om bij de bakker te komen moet ik terug naar het dorp fietsen en ik had gisteren al bedacht dat dat niet ging lukken: het weggetje van/naar de camping is veel te steil. Ik neem niet het risico dat ik dit laatste stukje mijn knie alsnog forceer en duw de fiets met bagage en al dus naar boven. Met een stokbrood en 2 enorme pains au chocolat ga ik op pad.

Het boekje vermeldt een klim van 12 km. Het is gelukkig niet zo erg (er zitten ook wat vlakke en dalende stukjes in), maar het is erg genoeg zo op de vroege morgen. Klimmen zonder eerst spanning op je spieren gezet te hebben lukt gewoonweg niet. Later gaat het wat beter, maar de eerste kilometers zijn afzien. De weg is wel mooi, vooral het stuk tussen Ventas en de snelweg naar Palas de Rei: een bochtig weggetje door een mooi groen gebied met kleine veldjes, leistenen dorpjes en overal pelgrims. Want dit is het stuk dat iedereen moet doen die een compostela (aflaat van je zonden) wil: de laatste 100 km voor wandelaars, 200 km voor fietsers en ruiters. Je ziet dus hele schoolklassen op sportschoenen, maar ook mensen die al maanden onderweg zijn. Ik blijf overigens bij mijn stelling dat een echte pelgrim vanuit huis vertrekt.

Voor Palas de Rei begint het serieus te regenen en wordt het daardoor ook erg koud. In Palas probeer ik weer warm te worden met 2 cola cao, maar als ik weer op weg ga blijft het hozen. Ik fiets langs de grote weg, mijn bril is nat dus ik zie weinig en de camiones (vrachtwagens) razen langs me heen en rijden mij bijna van de (toch al natte) sokken. Ik zit nog een tijdje in een bushokje te hopen dat het beter wordt en als het dan beter wordt vertrek ik weer en begint het prompt weer te hozen. In Melide, 17 km voor mijn oorspronkelijk geplande eindpunt Arzua, vind ik het genoeg: ik heb geen zin om op minder dan 70 km van Santiago alsnog te verongelukken en bovendien heb ik visioenen van warme douches. Bij het eerste het beste hotel knijp ik in mijn remmen (dat lukt nog net met mijn verkleumde handen) en ben even later voor 21€ de tijdelijke bewoner van een kamer in een authentieke jaren '70 stijl, maar met een warme douche en een groot bed en dat is toch wel erg aanlokkelijk.

Ik sta wel 10 minuten onder de warme douche, wat kan een mens toch magistraal gelukkig worden van zoiets simpels, en hang dan al mijn spullen zo goed en zo kwaad als het gaat te drogen. Ik doe een hazenslaapje, eet een half brood en ga dan beneden internetten. Het is toch wel erg plezierig dat je hier bijna overal voor 1½-2½ euro per uur kan internetten. Ze hebben gewoon een computer staan met een geldautomaat eraan vast, je gooit en een halve euro in en ja mag 15 (vandaag) tot 22 (gisteren) minuten internetten. Perfect.

Om half 6 loop ik even Melide in. Er is niet veel te zien, behalve de grootste concentratie autogarages die ik ooit gezien heb. Ik haal mijn stempel bij de herberg, waar ze al een lege zaal aan het voorbereiden zijn voor op-de-grond-slapers, koop ontbijt voor morgen en ga dan weer terug naar het hotel, lekker lezen in Russka. Om half 8 loop ik weer naar het centrum, dit keer om te eten. Het hotel heeft een menu del dia, maar pas om 9 uur en dat is me te laat. Dus eet ik patat met sla en lamskoteletten met een ijsje toe bij een Marokkaans aandoende vader en zoon in een tentje dat Chaplin heet. Niet goed en niet slecht. Na terugkeer in het hotel pak ik mijn spullen in, werk mijn dagboek bij en ga nog wat lezen.

 

Terug naar het begin


Dag 15: Melide - Santiago de Compostela (64+13 km, 14,5 km/u)

Het hotel is nog in diepe rust als ik 's morgens mijn bagage op mijn fiets laad. Gelukkig zijn de deuren wel open en ik laat mijn sleutel maar achter op een dressoirtje, ik neem aan dat ze hem dan wel vinden. Dit is Galicië, dus het is weer eens bewolkt. Veel klimmen en dalen vandaag, eigenlijk is het geen moment recht. De weggetjes zijn wel prachtig. Het is Vicks-dag vandaag: eindeloze hoeveelheden eucalyptusbomen met de bijbehorende geur. De dalletjes zijn groen met veel kleine (groente)veldjes. Wat een verschil met de Meseta. 

Net voor Arzua krijg ik nog een plensbui over me heen, dus in Arzua (bovenop een heuvel) eerst maar weer een cola cao met een appelding. Als ik weer buiten kom schijnt zowaar de zon, het weer kan hier echt per dal en per kwartier verschillen. Het tweede weggetje dat van de route afwijkt begint met een eindeloos lijkende klim die niet in het boekje staat, ook niet op de hoogtemetersgrafiek, terwijl je wel meer dan 100 meter overbrugt. Ik vind het derde boekje trouwens toch erg slecht vergeleken met de eerste twee boekjes: de routebeschrijving klopt, maar de kaarten zijn dusdanig ongedetailleerd dat je daar eigenlijk niet op kan fietsen en dat is voor iemand als ik, die fietst op de kaart en de routebeschrijving erbij gebruikt, een enorme handicap. De meeste dorpjes waar je doorheen komt staan niet op de kaart, dus je weet nooit echt zeker waar je bent, terwijl in Frankrijk letterlijk iedere kerktoren op de kaart aangegeven stond. En verder verwacht ik van een bijgewerkte editie (april 2005) dat in ieder geval de wegnummers kloppen en de campings ook. De camping in Arzua was bv vorig jaar al dicht en dit jaar nog steeds, dat had in het boekje moeten staan als je de route echt gecontroleerd hebt. Tot zover de kritiek, maar de uitgezette route blijft prachtig. Ik vraag me wel af hoe lang dit tweede weggetje mooi blijft: men is druk bezig met de aanleg van iets geasfalteerds tot aan Touro dat ook nog heel erg breed is. Dat betekent nu voor mij dat ik soms over steenslag rij omdat de weg afgeschaafd is, soms over splinternieuw asfalt.

Het eindpunt: de kathedraal van SantiagoIn Touro koop en nuttig ik een blikje cola en 2 bananen. En verder gaat de tocht weer, heuveltje op, heuveltje af. Uiteindelijk passeer ik om even over twaalven het bordje "Santiago". Nog even een heel steil stukje met slecht wegdek, maar dan sta ik ook voor de kathedraal, Het Eindpunt van mijn tocht: ik heb het gehaald!!! Ik bel mijn moeder, verwonder mij over de ontstellende hoeveelheid toeristen in deze uithoek van de wereld en ga dan eerst mijn compostela halen, die uitgegeven wordt in een kantoortje in de buurt van de zij-ingang van de kathedraal, waar ik ook de Italiaanse familie nog ontmoet. Je kan er keurig je fiets binnen stallen, maar er staat wel een flinke rij. Ik bekort het wachten door te SMS-en met de halve wereld en krijg dan de aflaat van al mijn zonden, mijn compostela. Je moet er wat voor doen, maar dan heb je ook wat.

Beneden zit een klein reisbureautje en ik boek nog snel een ticket terug naar Nederland voor morgenochtend, want Santiago is één grote kermis, dat had ik al snel gezien. Voor 295€ kan ik morgen om 7.15 (!) mee met de vlucht naar Amsterdam via Barcelona.

Als ik dat allemaal geregeld heb komt David binnenzetten, de Engelsman die ik voor het eerst op 5 juni in St Cyr ontmoette en daarna nog een aantal keren. We begroeten elkaar als oude makkers, feliciteren elkaar met de prestatie en besluiten dan, nadat hij zijn compostela heeft opgehaald, om dit te vieren met een copieuze lunch. We lunchen werkelijk uitstekend na eerst een paar middle-of-the-road tentjes afgekeurd te hebben. Daarna ga ik in de kathedraal kaarsjes aansteken, de kist met de overblijfselen van St. Jacob bekijken en een tijdje zitten nadenken over de tocht. Vervolgens is het tijd voor het meer profane deel van Santiago: souvenirs kopen. Ik beperk me tot een speldje, een poster van de route en 2 T-shirts plus een T-shirt voor mijn trouwe sponsorcoördinator. 

Dan is het tijd om naar de luchthaven te gaan. Ik heb besloten om een hotel zo dicht mogelijk bij de luchthaven te nemen en om te proberen vanavond al in te checken zodat ik niet morgenochtend om 5 uur mijn fiets in hoef te gaan pakken. De tocht naar de luchthaven is eigenlijk net te veel: weer 2 heuvels op, op een drukke doorgaande weg en ik ben moe. Het is maar goed dat ik nu al in kan checken, want ik ben 2 uur bezig om mijn fiets uit elkaar te halen. Bij binnenkomst kijkt het Iberia-personeel al bedenkelijk: "Big bike". "Yes, big girl". De dozen zijn dus gemaakt voor Spaanse mountainbikes, dus ik moet werkelijk alles van mijn fiets slopen: wielen, zadel, voordrager, pedalen en dan past het nog niet en moet ik een gat slopen in de doos om mijn stuur eruit te laten steken. Ik koop voor nog een keer 5€ ook nog maar een tweede doos waar ik alle losse onderdelen en mijn helm instop. Dan ga ik al mijn bagage sorteren en ben ik uiteindelijk na bijna 3 uur klaar om in te checken. Maar ik moet zeggen dat er niet moeilijk wordt gedaan over de 10 kilo overgewicht.

Eindelijk kan ik naar het hotel. Volgens de mensen van Iberia was het 10 minuten lopen, maar dat leek me al rijkelijk laag ingeschat en inderdaad komt 25 minuten meer in de richting. Maar dan kan ik ook lekker onder de douche: eindelijk. Ik eet nog wat brood en drink een fles drinkyoghurt, SMS een vriendin of ze me morgen met mijn auto op kan komen halen en probeer dan te slapen, maar dat lukt pas om half 1 omdat ik me druk lig te maken over mijn fiets, die naar ik vrees gemangeld te voorschijn zal komen.

 

Terug naar het begin


Dag 16: Terugreis

Om 5 uur gaat bij de buren de wekker af en omdat ik toch wakker ben sta ik om half 6 op, neem nog een keer een douche, drink mijn laatste pakje sap en loop dan in de driezel naar de luchthaven. Het is maar een klein luchthaventje, dit is Schengen en dus ik zit al snel bij de gate. We vertrekken zo keurig op tijd dat de veiligheidsvideo nog niet eens helemaal vertoond is. Dit is de vlucht naar Amsterdam via Barcelona en er zitten maar weinig Nederlanders aan boord, voornamelijk Spanjaarden. Ik vermoed dat het toestel in Barcelona wel leeg zal lopen.

Bij vertrek schieten we meteen de regenwolken in, maar boven de Picos en de Meseta is het prachtig helder. Het blijkt dat je niet eens een ontbijt krijgt voor die 295€, dat moet je nog zelf kopen. Om kwart voor 9 landen we in Barcelona en blijkt dat de 3 Nederlanders (inclusief mijzelf) toch over moeten stappen: change of plan. Ik uit mijn bezorgdheid over onze fietsen, maar de purser verzekert mij dat ze erop zal toezien dat alles goed komt. Eerst zien dan geloven...

De vlucht naar Amsterdam vertrekt om 10 uur, dus tijd voor nog een ontbijtje. Dan ga ik met mijn twee medepelgrims ervaringen uitwisselen en voor we het weten mogen we alweer aan boord. Na een rustige vlucht (met zicht op de Pyreneeën) landen we om 5 voor 12 in Amsterdam. Het is even wachten op de tassen en de fiets, en die lijkt (wonderbaarlijk genoeg) de reis goed doorstaan te hebben. De boel moet op twee karretjes en een aardige marechaussee laat me door een zijdeur vertrekken. Mijn zus en een vriendin staan met ballonnen en camera intens naar de officiële uitgang te staren als ik opeens achter ze sta. We rijden en sjouwen de fietsdozen naar mijn auto, pakken alles uit de dozen en in de auto en dan (met de knieën tegen het dashboard) lekker naar huis.

 

Terug naar het begin


 

 

Voor reacties (anti-spam: verwijder XX uit adres)

 

Terug naar de homepage