Sint-Jacobspad

Haarlem - Santiago de Compostela

 Deel 1: Amsterdam – Tours


Dit jaar wil ik eens wat anders doen dan wandelen met de vakantie. En aangezien een mens een doel moet hebben besluit ik de Pelgrimstocht naar Santiago de Compostela te gaan fietsen. De Fietskaart Informatie Stichting geeft 3 mooie boekjes uit met de routebeschrijving en dat ziet er aantrekkelijk uit. Ook de verhalen in het blad van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob nodigen uit tot de tocht. Bij deze club schaf ik ook een Pelgrimspas aan, zodat ik straks in Santiago een officiële verklaring kan krijgen dat ik de tocht volbracht heb. Verdere informatie is te vinden via de Santiago-pagina vol met links. Bij de Vakantiefietser schaf ik een Snel Safari aan (volgens de testen in de Op Pad de beste toerfiets), ik koop een klein tentje (model Odyssee) van Vaudé, boek bij de Fietsvakantiewinkel een ticket met de fietsbus terug vanaf Tours en kan dan op pad.

Etappe Afstand (km) Afstand totaal (km)
Amsterdam - Zevenhuizen 71 71

Zevenhuizen - Ulvenhout

79 150
Ulvenhout - Londerzeel 100 250
Londerzeel - Geraardsbergen 54 304
Geraardbergen - Marchiennes 88 392
Marchiennes - Seraucourt-le-Grand 92 484
Seraucourt - Compiègne 63 547
Compiègne - Hénonville 74 621
Hénonville - Condé-sur-Vesgre 75 696
Condé - Bonneval 85 781
Bonneval - Château-Renault 92 873
Château-Renault - Tours 38 911
Deel 2: Tours - Pyreneeën    
Deel 3: Pyreneeën - Santiago    

 

 


Dag 1: Amsterdam - Zevenhuizen (71 km; 15,7 km/u)

Ik wil in 3 jaar naar Santiago de Compostela fietsen en dit jaar wordt de eerste etappe. Met mijn nieuwe fiets, nieuw tentje, mooie fietstassen en zo min mogelijk, maar nog steeds veel te veel, bagage op pelgrimstocht. Ik heb een routeboekje en een afspraak met de fietsbus in Tours over 12 dagen en voor de rest zie ik wel...

 Om 10 over 8 vertrek ik vanuit mijn voordeur, want ik vind dat een echte pelgrim van huis uit moet vertrekken. Ik ga de route vanaf Haarlem volgen, dat was in de middeleeuwen een verzamelplaats voor pelgrims uit Nederland en Scandinavië. Op weg naar Haarlem kunnen bij Halfweg de regenjas en -broek aan, dat begint goed! In Haarlem is het even zoeken, maar dan sta ik voor het St. Jacobs Godshuis, van waaruit de pelgrims vertrokken. Toen lag het buiten het centrum (om enge ziektes buiten de stad te houden?), nu is het een woongemeenschap in het centrum. Even verderop is een richtingbord dat aangeeft dat het nog 2375 km is naar Santiago. En bedankt...

In het laatste buitje van de dag fiets ik Haarlem uit langs de Leidse Trekvaart, die ik al met al bijna 30 km volg tot in Leiden, waar hij uiteraard de Haarlemmer Trekvaart heet. Het waait als een gek en pal tegen, dus echt opschieten lukt niet, de 20 km/uur komt absoluut niet op de teller. Na een stop bij een recreatieplas bij Oegstgeest fiets ik richting Leiden. De route gaat dwars door Leiden naar Zoeterwoude, waar mijn weg geblokkeerd wordt door een wielerronde. Ik mag lopend erlangs en als blijkt dat ze gefinisht zijn fiets ik het laatste stukje.

Inmiddels heb ik de wind van opzij en soms zelfs schuin van achteren, dat scheelt een slok op een borrel. Er liggen hier allemaal mooie smalle fietspaden (met irritante hekjes) dwars door de weilanden, met als hoogtepunt een smal bruggetje over een watertje waar je de fiets over moet duwen. Het landschap is hier schitterend, met recht het Groene Hart. Via gehuchten als Zuidbuurt, Gelderswoude en Benthuizen bereik ik, na weer een flink stuk bries tegen, de A12. Ze zijn hier de HSL aan het aanleggen, daar gaat je Groene Hart. Er blijft in Nederland ook geen snippertje ongeschonden groen meer over.

Na nog een paar kilometertjes langs de Rotte (van die ooievaar) kom ik aan op de camping in Zevenhuizen. De camping is van Landall Greenparcs en helemaal versierd met oranje vlaggetjes vanwege het EK. Bof ik even. Maar ik heb voor maar 7 euro en de bewondering van de receptioniste een redelijk plekje, de douche is lang en warm en de zon schijnt dus ik klaag niet. Mijn was hangt over mijn fiets te drogen, ik lig op mijn nieuwe matje in mijn tentje, de eerste dag is prima. Om half 6 slof ik naar eetcafé De Roerdomp, gelegen aan de Rottemeren 200 meter verderop. Eetcafé is een wat groot woord voor een kroeg met plateservice, maar ik eet een redelijke haassaté met friet, sla en een (onbegrijpelijk) bolletje huzarensalade en toe een groot bord ijs met echte slagroom en aardbeiensaus dat verkocht wordt als een coupe aardbeien. Het oud bruin dat ik er bij drink trekt meteen in mijn bovenbenen, dan voel je toch dat je wat gedaan hebt. Als ik bij zevenen terugkom bij mijn tent zitten de konijntjes te grazen en zijn er flink wat caravans verdwenen, het voordeel van op zondag op vakantie gaan.

Ik fiets nog even naar Zevenhuizen voor een paar blikjes fris en ga dan mijn tent organiseren en de fietstassen grotendeels inpakken. Ik vind zo'n klein, overzichtelijk tentje heerlijk, het geeft een vrijbuitersidee en dat is prima als je thuis een mooi groot huis hebt. En ik pas er prima in tezamen met al mijn bagage. De camping is heerlijk stil geworden, alleen de vogels fluiten en een hond blaft. Ik ga tot half 10 liggen lezen, werk mijn dagboekje bij en val dan vrijwel meteen in slaap.

 

 

Terug naar het begin


Dag 2: Zevenhuizen - Ulvenhout (79 km; 16,5 km/u)

Om 1 uur klatert de regen op mijn tent, om 5 uur klatert de regen op mijn tent en om 7 uur druipt de regen op mijn tent, maar als ik om kwart voor 8 opsta is het zo goed als droog. Buiten zitten de konijntjes al te foerageren. Ik eet een krentenbol, drink een halve liter sap en breek de boel op.

Langs de RotteOm even half 9 zit ik op de fiets, lekker slingeren langs de Rotte. Het gaat een stuk beter dan gisteren, want de wind is iets gedraaid. Het eerst stuk gaat langs de Rotte en de Zevenhuizer Plas, waarna ik het fietspad in Zevenkamp (een buitenwijk van Rotterdam) mis, maar een volgend fietspad en wat richtingsgevoel brengen me weer op het juiste spoor. Ik kruis de A20, die vol staat met "langzaam rijdend en stilstaand verkeer", zoals dat zo mooi heet. Over een mooi fietspad rijd ik naar Capelle aan de (Hollandse) IJssel, waar ik voor 70 cent met een pontje naar de overkant wordt gebracht. Weer volgt er een prachtig fietspad door de weilanden en groengebieden, dan nog even de dijk op en dan rijd ik zo -hop!- de grote pont tussen Krimpen aan de Lek en Kinderdijk op. Ik kom weer in bekend gebied, namelijk de molens van Kinderdijk. Luid bellend laveer ik mij langs, tussen en over een buslading Japanners. 

Bij Alblasserdam breng ik uiteraard een bezoek aan mijn moeder. Ik word verwend met cake en boterhammen met aardbeien. Ondertussen is het flink gaan regenen, dus regenpak aan en om half 2 op weg voor de resterende 55 km. Weer een stuk dat ik ken: Papendrecht, Dordrecht en via Krispijn en Krabbenhof de dijken ten zuiden van Dordrecht op. Dit is aardappel- en graanland. De zon is gaan schijnen, dus het regenpak mag uit. Dan komt de grootste uitdaging van de dag: de Moerdijkbrug, maar die blijkt reuze mee te vallen en meteen erna mag ik ook nog 4 km met de wind in de rug naar Lage Zwaluwe racen. Lekker! 

Het stuk tussen Lage Zwaluwe en Breda is vreselijk saai: plat bietenland en niksige dorpjes, gevolgd door een 4 km lange weg over de industrieterreinen van Breda. Door de stad gaat goed, maar langzaam. Steden houden op door de klinkers, stoplichten en constante richtingveranderingen. Breda is het eindpunt van de eerste etappe van het eerste deel van de Pelgrimsroute. Nog 750 km te gaan tot Tours. Net ten zuiden van Breda ligt Ginneken. Nog nooit van gehoord, maar het is een leuk plaatsje. Vanaf hier tot Ulvenhout volg ik het fietspad langs de Mark, die weer aan de natuur wordt teruggegeven, wat betekent dat je tussen de koeien fietst en de oevers breed en ruig begroeid zijn. Al met al een mooi landschap, maar ik wil zo langzamerhand wel een camping met een douche en wat te eten.

 In Ulvenhout is het even zoeken, maar dan bereik ik boerencamping "Beekhoek", duidelijk hoorbaar gelegen aan de A58, maar het moet maar. Het zijn mooie ruime velden. Ik douche mijzelf, kattenwas mijn fietskleren en ga dan in de tent mijn dagboek liggen bijwerken. Even mijn stramme spieren en stijve rug wat rust geven. Om 7 uur maak ik instantpasta met (inbegrepen) 4 soorten kaas waar ik een blikje spinazie doorheen roer. Het valt niet eens tegen... Na het eten begint het te druppelen, dus halfnatte kleren binnen op het lijntje en ik erbij met een boek. Zo moet een echte expeditietent er uitzien. Ik lees een paar hoofdstukken in mijn boek en ga dan, als het even droog is, afwassen. Het is al met al best een grote camping met veel vaste staanplaatsen. In de stal loeit de hele tijd een koe, dus het is met recht een boerencamping. Bij terugkeer begint het weer te regenen, dus tent in en tassen inpakken. Ik lees nog wat en val om half 10 diep in slaap.

 

Terug naar het begin


Dag 3: Ulvenhout - Londerzeel (100 km; 16,5 km/u)

Om 6 uur ben ik klaarwakker. Buiten schijnt de zon, binnen is het nog koud. Ik ga wat liggen lezen en hoor hoe mijn Duitse en Franse buren (3 stacaravans en een paar tenten met alleenstaande mannen) kort na elkaar vertrekken. Waarschijnlijk werken ze hier als seizoensarbeiders, nog zo'n wereld die volledig langs je heen gaat als je er niet mee te maken hebt. Om 5 over 8 sta ik bij de AH in het centrum (die had ik gisteren al gespot) waar ik inkopen doe, vooral veel drinken en dat weegt door.

De St. Jacobskapel in GalderOm half 9 rijd ik naar de route en peddel door het prachtige, zonnige dal van de Mark. Bij Galder ga ik even van de route af voor een bezoek aan de Sint Jacobskapel, je bent tenslotte pelgrim of je bent het niet... Verder weer langs de Mark, over het fietspad, over bruggetjes en zelfs een keer door een doorwaadbare plaats. Ik snap het bijbehorende bord niet precies en dat is het nadeel van fietsen: voor je er over na hebt kunnen denken ben je al door de doorwaadbare plaats heen. Ik passeer de grens met België, de vakantie is nu echt begonnen, want dit is Het Buitenland, ook al praten ze (onverstaanbaar weliswaar) Nederlands, betalen ze met Euro's en zijn de koeien ook zwart-wit (maar wel veel meer stieren).

Mijn eerste stop is net buiten Meer. Voorbij Rijkevorsel krijg ik te maken met een typisch Belgisch fenomeen: bejaardenfietsclubs. Neem 20-40 bejaarden, geef ze stevige fietsen, een niet te hoog tempo, 3 kwieke mannen erbij met fluitjes om aan te geven dat er verkeer van voren of van achteren nadert en fietsen en kwekken maar. Ik heb er net 40 ingehaald als ik bij een geopende brug moet stoppen, dus kletspraatje maken. In Oostmalle is het even zoeken, het aangekondigde "pad" is wel erg smal en dus ook niet het goede pad. Mijn fout. Eindelijk verschijnt er wat bos, ik heb er 40 km opzitten, tijd voor een pauze met drinkyoghurt en mijn boek. En daar zijn de bejaarden weer... Even later haal ik ze weer in, maar weet niet of ik niet te ver doorgereden ben. Alsjeblieft, laat het niet waar zijn dat ik terug moet! Gelukkig gaat het goed. Bij Einhoven is het even zoeken en voorbij Pulderbos moet ik vol in de trappers omdat een hond het op mijn kuiten voorzien heeft. Van 15 tot 30 km/u met volle bepakking in een nieuw persoonlijk record en dat klerebeest houdt me nog bij ook. Na 200 meter haakt het kreng af en mag ik nog nahijgend naar het Netekanaal.

De lucht is inmiddels betrokken en het spettert een beetje, maar niks echt serieus, dus tijd voor de lunch. De boterhammen met leverpastei, de Aquarius en de kersen toe smaken me best. De kersen deel ik met een vrouw op een racefiets die iets weg komt gooien in de prullenbak naast mijn bankje en waarmee ik aan de praat raak. Ze komt uit Antwerpen en is vorig jaar naar Santiago gefietst. Ik krijg tal van goede tips (fiets 1x/week bij laten pompen en na laten kijken, spullen voor Spanje kunnen poste restante naar St Jean Pied de Porte dat scheelt in de bagage) en als ik weer doorga vraagt ze of ze met me op mag fietsen. Graag! Het is gezellig en het is vandaag sowieso de beruchte rottige derde dag (wandelt nooit lekker, fietst klaarblijkelijk ook niet lekker). De 60e tot de 75e km vliegen voorbij, dit scheelt een slok op een borrel! Lier schijnt een mooie stad te zijn, maar ik vind mijn aanspraak belangrijker dan een stadsbezichtiging, dus knallen we door naar Duffel. Daar gaat zij terug richting Antwerpen, ik door naar Mechelen. Al die tijd hebben we langs het Netekanaal en de Nete gefietst, ontzettende vieze baggerstromen, maar wel mooi groen langs de oevers en geen schip in zicht.

Ik rijd via een mooie groene weg Mechelen in. Om het stadion van de plaatselijke KV heen en dan zo naar de schitterende Grote Markt voor een hele grote cola en een warme appelgebak met slagroom. En dat dat bij elkaar 6 euro kost interesseert me even geen moer. De stoelen zijn goed, het uitzicht (links de kerk, rechts het Belfort en de lakenhal, aan de overkant vakwerkhuizen) is prachtig en ze hebben een echte w.c., meer heb ik niet nodig. Behalve een stempel in mijn pelgrimspas dan, die ik ophaal bij de VVV. Nog 15 km te gaan. Via nog veel meer pittoreske straatjes, pleintjes en een stadspoort beland ik op de weg richting Londerzeel. Maar dat is nog wel een eindje fietsen. En in Londerzeel ligt de camping ook niet bepaald in het centrum, maar een stuk noordelijker aan de snelweg. Ik had al gelezen dat de camping prijzig was (dat klopt:12½ euro tegen 5½ gisteren) en veel verkeerslawaai had (dat klopt ook, vergelijkbaar met gisteren), maar ik heb een mooi plaatsje met uitzicht over het centrale meer, de douche is warm en het is droog, dus ik kan de kletsnatte tent droog krijgen. 

Om 10 over 7 ga ik mijn culinaire hoogstandje van de dag bereiden: instant noedels, borrelkipsaté en atjar uit een potje met kersen toe. Tegen het eind van mijn maaltijd komt de plaatselijke brandweer pal naast mijn tentje oefenen met de duikersbrigade. Dat levert veel aanloop en bekijks op, maar om 9 uur vertrekt alles weer. Ondertussen heb ik een ijsje uit een automaat getrokken en een rondje over de camping gelopen. De kleinste staanplaatsen kosten toch zo'n 1400 euro per jaar en daarvoor zit je dan in het permanente geluid van de snelweg pal naast de camping. Ik kan mij niet voorstellen dat iemand dat doet, maar gezien de grote hoeveelheden echte stacaravans zijn er toch zat gekken te vinden. Om 9 uur pak ik mijn spullen in en ga dan nog een uurtje liggen lezen tot het donker wordt.

 

 

Terug naar het begin


Dag 4: Londerzeel - Geraardsbergen (54 km; 14,7 km/u)

Het stormt, en niet zo'n klein beetje en ook nog uit het zuidwesten, dus de hele weg pal tegen. Voordeel was wel dat ik de snelweg ongeveer niet gehoord heb vannacht. Na alles ingepakt te hebben ga ik om 8 uur op pad. Eerst terug naar de route en dan richting Aalst. Na 3 km mag ik een mooi fietspad op, de Leirekensroute, de oude spoorbaan tussen Antwerpen en Noord Frankrijk. Het rijdt best goed door tot Aalst, vooral op de plaatsen waar het beschut is, daarbuiten is het soms afzien. De wind waait niet constant, maar echt met vlagen. Dat betekent dat er ook takken op het fietspad liggen.

Ik heb besloten in Aalst lekker wat te drinken, maar de brug over de Dender ligt er helemaal uit, en om op het fietspad te komen moet ik tot overmaat van ramp een hele steile noodtrap af. Dat gaat niet met alle bagage, dus afladen, alles naar beneden slepen, opladen en dan kan ik beginnen aan mijn 40 km langs de Dender. Maar eerst maar eens sandwiches, cola en een tompouce (dat heet hier glacé) kopen. Het begint net te regenen, dus eet ik de tompouce op terwijl ik in een portiekje schuil.

Als ik weer door wil rijden moeten er eerst een moedereend en wat kuikens van de brug afgejaagd worden. En dan gaat de tocht door langs de Dender, die mooi door het landschap kronkelt, maar mijn god wat waait het! Bij Ninove zijg ik in de berm neer om één van mijn sandwiches op te eten en dan ga ik weer door. Als ik een tak tegen mijn gezicht krijg is het genoeg, het begint nu gewoon gevaarlijk te worden. Het is vast de snelweg naar de hemel om tijdens een pelgrimstocht te verongelukken, maar ik blijf nog liever even in dit aardse tranendal. Ik kom nog een fietser tegen die een praatje met mij maakt en fiets dan door naar Geraardsbergen. Net voor Geraardsbergen wordt de lucht inktzwart en begint het enorm te hozen.

Na wat zoeken vind ik een hotel in het centrum, Hotel Grupello, waar ik na veel aanbellen binnengelaten wordt door een student annex portier. Er is nog een kamer beschikbaar, een prachtige torenkamer met een enorme badkamer voor 50 euro inclusief ontbijt. En de portier helpt nog slepen met mijn bagage ook. Ik was mijn spullen, hang het grondzeil over de douchegordijnstang en stap dan in een heerlijk warm bad. De middag breng ik tuttelend door: boodschapjes, overbodige spullen naar huis terugsturen, krantje kopen een wat door het niet al te boeiende stadje lopen. De ene helft van de winkels is dicht, de andere helft staat te koop. Om 7 uur loop ik de stad in om wat te eten. Het is woensdag en alle restaurants zijn gesloten, dus uiteindelijk beland ik bij de frituur aan de Dender voor een vette bak friet met heel veel mayonaise en een soort gehaktplak. 's Avonds zie ik hoe Nederland zich alsnog plaatst voor de kwartfinales van de EK door Letland te verslaan, terwijl de Tsjechen Duitsland verslaan: Duitsland mag naar huis, "wij" spelen zaterdag tegen Zweden. 

 

Terug naar het begin


Dag 5: Geraardsbergen - Marchiennes (88 km; 13,7 km/u)

's Morgens ga ik heerlijk uitgebreid ontbijten. Ik moet zeggen dat dit voor 50 euro en 2 sterren een erg goed hotel is. Om 8 uur laad ik de fiets weer op, maak een kletspraatje met de eigenaar over de voordelen van herenfietsen boven damesfietsen. Hier in Geraardsbergen heeft iedereen verstand van fietsen, wat wil je met de beroemde en beruchte Muur Van Geraardsbergen in je dorp. In het dorp koop ik nog 2 chocoladebroodjes en een mattentaart (specialiteit van de streek, gemaakt van gestremde melk) en dan ga ik op weg naar de Franse grens.

Resultaat van de storm: boom over de weg

Het waait, het waait, het waait en gezien de hoeveelheid takken heeft het ook gewaaid (maar dat wist ik al). En de hele tijd pal tegen: ik voel me ijzersterk, maar als je zelfs heuvel af kracht moet zetten lukt het niet echt om tempo te maken. Net ten zuiden van Geraardsbergen loopt de grens tussen Vlaanderen en Wallonië en die is luid en duidelijk, al is het alleen maar omdat het fietspad gedurende een paar kilometer uit modder en gras bestaat. Vanaf Lessines begint een gebied dat Les Collines (De Heuvels) heet en dat beschrijft de situatie wel zo'n beetje: heuvel op, onbeschutte hoogvlakte, heuvel af en steeds die ellendige wind pal tegen. Soms haal ik heuvel op niet eens 10 km/u, terwijl ik zo'n zelfde helling, maar dan beschut, even later met 16 km/u overwin. Gewoon doortrappen...

Ik schuil een keer voor een buitje in een schuur en in Houtaing zit ik in de luwte en waait de regen zo schuin dat hij me niet raakt. De mattentaart smaakt prima. Als ik de helling bij Grandmetz afzoef ligt er beneden een kruidenierszaak: zelden ben ik zo blij met een voorraad blikjes drinken geweest. De eerste mag meteen naar binnen, de rest gaat in de zeilzak. Om 12 uur zit in in een bushokje te eten en te lezen als er een auto stopt en toetert: "Compostelle?" "Oui!" Duim omhoog en doorrijden. Dat doet een mens goed. Ondanks alle gestoemp kom ik toch nog redelijk fris in Tournai aan, het einde van de tweede etappe van het eerste deel. Mijn pelgrimspas laat ik bij de VVV afstempelen en daarna ga ik op het centrale plein met uitzicht op de Romaanse kathedraal en een losstaande oude toren een cola en een gigantische sandwich jambon verorberen. 

Na de boodschappen bij een enorme GB supermarkt heb ik de keuze: door de heuvels of langs de Schelde richting Frankrijk. Even geen zin in heuvels, dus doe de Schelde maar. Er zijn bruggen en kalkovens en een jaagpad dat de laatste 1100 meter opgebroken is en dat had ik er in het Frans zo gauw even niet uitgehaald, maar met moed, beleid en trouw lukt het wel. Net voorbij Rongwy passeer ik de Franse grens, tijd om dit te vieren met chocola, Red Bull (geeft je vleugels, nou dat wil ik wel eens meemaken) en Aquarius, gezeten in het zonnetje in de berm. Ondanks de lange tijd dat ik al op de fiets zit voel ik me goed, dus ga ik door naar de camping in Warlaing. Het laatste stuk gaat door het prachtige Forêt de Marchiennes: een loofbos met een mooi asfaltweggetje er doorheen. De laatste 3 km naar Warlaing heb ik wind mee, dus kan ik doorknallen.

Bij de camping aangekomen blijkt die dicht, maar een aantal verlopen types in een soort keet-annex-barretje ernaast maken me duidelijk dat er in Marchiennes een Camping Municipal is. Dat is alleen die 3 km met wind mee terug, dus nu wind tegen... De volgende camping ligt echter 20 km verderop en dat is om bij vijven ook niet echt een optie, dus trap ik al met al 6 km de verkeerde kant uit om op de camping municipal van Marchiennes te belanden. Het is niet veel bijzonders, maar goedkoop, de douche is keihard en na enig wachten heerlijk warm en de zon schijnt, dus ik kan liggend in het zonnetje mijn dagboek bijwerken. In het zonnetje ga ik mijn eten klaarmaken: ik snij biologische aardappelen uit een pot in plakjes, bak ze onder veel gespetter bruin en eet daar asperges (ook uit een pot) met ham bij, bananenkwark toe, prima maaltje. Ik zet na de afwas de tent met 2 extra scheerlijnen vast en ga er dan voor het extra gewicht ook nog in liggen, lekker lezen, om 9 uur mijn tanden poetsen (bij het kraantje buiten, de deur naar de wasruimte is al op slot) en dan tot bij tienen lezen, waarna ik als een blok in slaap val.

 

Terug naar het begin


Dag 6: Marchiennes - Seraucourt-le-Grand (92 km; 15,6 km/u)

De wind is grotendeels gaan liggen en de lucht is stralend blauw, dus het belooft een mooie dag te worden. Na het ontbijt en inpakken vertrek ik om even 8 uur. In Marchiennes koop ik pains au chocolat en 2 blikjes fris en kan dan op weg. Eerst voor de 3e keer door Warlaing, daarna door dorpjes met enorme koeltorens zoals Hornaing en Mastaing.

Mijn eerste stop is in de berm van een rustige weg: blikje fris, broodjes, boek, zonnetje erbij. Ik moet trouwens zeggen dat de route over allemaal mooie rustige wegen gaat. Over het algemeen is het asfalt goed en de bewegwijzering is zeker stukken beter dan in België. De dorpjes zijn uitgestorven en allemaal voorzien van heldhaftige monumenten voor de gevallenen van La Grande Guerre, de eerste wereldoorlog. In Nederland weten we daar niet zo veel van, maar in dit gebied (vooral ten zuiden van Cambrai, waar de Somme begint) is ontzettend veel gevochten. Cambrai is vast heel mooi, maar ik fiets er redelijk snel doorheen: pelgrimspas af laten stempelen bij de VVV, geen perslucht krijgen van een arrogante knaap in een fietswinkel en op het centrale plein zien hoe men zich nu al begint op te warmen voor de ploegentijdrit van de Tour die hier 7 juli vertrekt.

Wachttoren van de Abdij van VaucellesNet buiten Cambrai beginnen de hellingen serieuzer te worden. Ik kan voelen dat het gisteren een zware dag is geweest, vandaag wil het niet erg. In Rumilly koop ik een blikje fris en een grote plak chocola, die ik zittend in de brede vensterbank opeet. Ik passeer een paar restanten van abdijen, die nu voor diverse andere doeleinden worden gebruikt: wonen, werken of gewoon vervallen. In Honnecourt lig ik lekker in de berm te pauzeren en me mentaal voor te bereiden op wat komen gaat: de hoogste klim van dit deel van de tocht. Honderdvijftig meter omhoog draai je lopend je hand niet voor om, maar fietsend is een ander verhaal. Gelukkig ligt er bovenop een prachtig klein kerkhofje met Engelse oorlogsgraven, een goede reden om af te stappen. In dit gebied ligt ook de bron van de Schelde (Escaut) die hier nog slechts een piezelstroompje is. De klim volgt er direct na en gaat over de waterscheiding tussen de Schelde en de Somme. Daarna mag ik een prachtige lange helling af (50 km/u) en langs het jaagpad van het kanaal naar St. Quentin. Dit is een heel speciaal kanaal, gegraven in opdracht van Napoleon en met tunnels (!) waar de schepen elektrisch doorheen gesleept worden.

In St. Quentin trek ik geld uit de muur en doe mijn boodschappen en ga dan op weg voor de laatste loodjes naar Seraucourt. Maar ze zijn het waard: camping Le Vivier aux Carpes ligt 2 km van de route aan het kanaal, heeft Engels sprekende eigenaressen, prachtig sanitair en bij mijn tentje staat een picknickbank zodat ik vanavond zittend kan eten. Maar eerst douchen en mijn fietsspullen wassen, chips eten, wat drinken en mijn dagboek bijwerken. Dan ga ik alternatief koken: voorgekookte rijst opbakken, kant en klare rauwkost en krabsticks met mayonaise erbij en yoghurt met abrikozen en 2 verse abrikozen toe. Ik kan de boel eens goed afwassen, want er zijn hier mooie spoelbakken met warm water en een stop. Het is trouwens gewoon een prachtige camping. Na alle verplichtingen zit ik met verbrande bovenbenen heerlijk te gloeien. Ik praat wat met een Schot die met zijn vriendin door Frankrijk fietst; 2 dagen geleden hebben ze vanwege de wind hun programma drastisch aangepast, ik ben blijkbaar niet het enige watje. Tot bij half 10 zit ik lekker op mijn picknickbank, daarna ga ik tot bij half 11 in de tent liggen lezen.

 

Terug naar het begin


Dag 7: Seraucourt - Compiègne (63 km; 16,4 km/u)

Om 10 over 7 wakker. De supermarkt in het dorp gaat om half 9 open en daar mik ik op, dus alle tijd voor een kalm ontbijt met croissant, yoghurt en veel sinaasappelsap. Ik zet de druipnatte tent in het zonnetje te drogen en hang het grondzeil over een soort slagboom bij de kinderspeelplaats te drogen. Helemaal droog krijg ik het niet ingepakt, maar het is beter dan zeiknat.

Om half 9 vertrek ik. De supermarkt is het brood nog aan het afbakken, dat duurt nog een kwartier. Dan alleen maar een flesje drinken en in St. Simon, 6 km verderop en op de route, brood gekocht. Het is een heel verschil om eens zonder wind te rijden, een stuk prettiger moet ik zeggen. Vanaf Cugny volg ik 15 km lang een prachtige rustige weg die langs het dal van de Somme loopt. Bij Villeselve lig ik gewoon lekker in de berm te pauzeren met een blikje fris en 2 broodjes. Het is inmiddels lekker bewolkt en dat kan geen kwaad met mijn verbrande benen en neus. Na een steil klimmetje doemt de kathedraal van Noyon op. Ik maak een ommetje en bekijk de (buitenkant van) de kathedraal. Wat vooral opvalt zijn de enorme hoeveelheden kogelinslagen, wat is er hier gevochten! Achter de kathedraal ligt nog een middeleeuwse houten bibliotheek. Dat was een tijdje mode om ze zo te bouwen, maar ik denk dat dat na een paar flinke fikken wel weer over was. Calvijn is ook nog hier geboren, maar zijn geboortehuis annex Wegwijzer in het bos bij Compiègne museum sla ik over.

Bij Pont l'Evèque, net over de Somme, lig ik tegen een grote hooirol te rusten. Vanaf Noyon tot Compiègne fiets ik voornamelijk door het bos, echt heel mooi. Overal staan wat schilferige, oude richtingaanwijzers. Dit was vroeger koninklijk gebied (de vrede van de eerste wereldoorlog is ook in het bos van Compiègne getekend) en de Fransen houden wel van grandeur. Net voor Compiègne rij ik nog een keer mis, dat komt ervan als je links en rechts door elkaar haalt. Maar als het jaagpad langs de Aisne wel erg smal en hobbelig begint te worden begrijp zelfs ik dat er iets niet goed is gegaan. En zo peddel ik om even enen Compiègne binnen, het einde van de derde etappe. Al met al is het vandaag een korte rit van net 60 km.

Net over de brug zet ik net mijn fiets bij een hotel neer als er een jongen met een mountainbike stopt. Hij praat heel goed Engels en wil weten hoeveel liters er in mijn fietstassen passen, welke route ik fiets, wat er allemaal wel en niet op mijn fiets zit etc. Na een aangenaam kwartiertje loop ik het hotel in: complet. Dan maar een volgend hotel: ook complet. De receptionist verwijst me naar Hotel de France in het centrum: die zouden nog kamers hebben. En dat klopt gelukkig, ik heb zelfs de keuze uit een grote of een kleine kamer. De kleine is klein, maar groter dan mijn tentje dus die 10 euro extra steek ik lekker in mijn zak. Ik laad mijn fiets af die op de binnenplaats mag staan en ga na een lekkere douche de stad in.

Het hotel ligt midden in het centrum en het is een leuk centrum. Na een bezoek met kaarsje aan de Kerk van Sint Jacob ga ik in een internetcafé mijn mail lezen. Het schrijven van een berichtje kost behoorlijk wat moeite met een Frans toetsenbord, maar na 3 kwartier heb ik er toch wat acceptabels uit weten te persen en weet ik weer hoe het met de rest van de wereld gaat. Ik doe wat boodschappen in een supermarkt om de hoek want morgen is het zondag en ik heb geen idee wat ik aan winkels tegen ga komen. Om half 7 slenter ik nog wat door het stadje en ga dan in een bistro eten. Na een authentieke steak frites met een chocoladetompouce toe is het tijd voor Nederland-Zweden. Na de reguliere speeltijd en de verlenging is het nog steeds 0-0, dus tijd voor ons nationale trauma: penalties. Maar gelukkig houdt Van der Sar er 1 meer dan de Zweedse keeper en om half 12 is duidelijk dat "we" doorgaan naar de halve finale, woensdag tegen gastland Portugal. Snel slapen...

 

Terug naar het begin


Dag 8: Compiègne - Hénonville (74 km; ca. 14,7 km/u)

Om 10 over 7 wakker, douchen en dan in de uitgestorven ontbijtzaal eten: sinaasappelsap, chocolat chaud, cornflakes, een croissant en een yoghurtje moeten me op weg helpen. Mijn fiets mag van de binnenplaats en via de randen van de grote braderie die vandaag Compiègne op zijn kop zal zetten rij ik de stad uit, me onderweg nog voorziend van broodjes.

Na Compiègne volgt een saai stuk over een hoogvlakte met graan, piepers, wind en regen. Een soort glooiende variant van de Flevopolders, niet echt boeiend. Vanaf Catenoy verandert dat drastisch: bossen, veldjes, maar ook steile hellingen. Bij Clermont doe ik iets fout: via een bijna verticaal achterafstraatje kom ik veel te hoog in het centrum van Clermont uit. Voor straf koop ik een blikje fris en een Twix, want na Clermont volgt er weer een enorme helling en een mens moet goed eten. Inmiddels is de zon gaan schijnen en de wind serieus (tegen) gaan waaien. Het moet toch een keer mogelijk zijn om een dag wind mee te hebben...

Een heel mooi achterafweggetje dat lekker omlaag gaat brengt me in Ansacq, zo'n plaatsje in een dalletje waar de tijd heeft stilgestaan en waar een prachtige berm met schaduw is om uit te rusten en te lezen. Tussen Cauvigny en Ste. Geneviève ligt een helling van 3 km lang en tot 7% stijgingspercentage, inclusief een echte haarspeldbocht. Hijgend en puffend kom ik eindelijk boven. De weg naar Mortefontaine is "baree" (geblokkeerd), maar met de fiets kan je daar meestal nog wel langs dus ik neem het risico maar. Over een stille weg met prachtig nieuw asfalt (en geen obstakel in zicht) zoef ik 3 km lang omlaag, waarna ik bij de kerk in het gras liggend een blikje fris drink en mijn laatste 2 pains au chocolat opeet. Het dorp is uitgestorven, alleen de 3 lokale pubers hangen wat rond op crossfietsjes.

De laatste loodjes naar Hénonville leiden eerst naar Méru en na een steil klimmetje over een hele lange kaarsrechte weg naar Hénonville. Ook daar is bij het plaatselijke chateau het jaarlijkse volksfeest bezig met op het podium een kinderklas die danst, zingt en klapt vooraf gegaan door een overenthousiaste juf. Ik vraag een autochtoon even waar de camping is, want ik heb geen zin om de helling op te gaan om er dan achter te komen dat de camping beneden is. Maar nee, ik moet toch echt die helling op en het kleinste voorblad van mijn versnelling werkt niet, dus het is even een martelgang. Maar daar is de camping, een echte Franse, geen buitenlands nummerbord in zicht. Aanmelden bij een dame die er overduidelijk geen zin in heeft (7 euro inclusief een douchemunt en geen bonnetje of andere vorm van registratie), tent opzetten, douchen, gore fietskleding wassen en ophangen en dan koud water halen, want ik heb niet veel te drinken bij me en op de camping is niets te krijgen. En naar beneden het dorp in is even geen optie wat mij betreft.

De rest van de middag breng ik in de schaduw door terwijl op de achtergrond de jeu de bouleballen klotsen en de discussies hevig zijn terwijl er ook steeds meer mensen vertrekken: zondagmiddag op een Franse camping. Ik frutsel wat aan mijn versnellingen en na het koken ook nog wat aan de brander. Het eten bestaat overigens uit (eetbare) instantpasta met champignons van de Monoprix met toe de 4 overgebleven abrikozen uit Tournai. De camping blijft ondertussen verder leegstromen: we zitten hier niet idioot ver van Parijs en ik vermoed dat veel mensen hier hun weekenden doorbrengen.

Om 8 uur maak ik nog een wandelingetje naar het dorp dat inderdaad een mooi kasteel heeft en bij de kerk ook nog een oud, verweerd kruisbeeld. Ik moet ook zeggen dat heuvel op lopen een stuk gemakkelijker gaat dan heuvel op fietsen. Mijn bovenbenen zijn verbrand ondanks het feit dat ik ze, tegen mijn gewoonte in, vanochtend keurig heb ingesmeerd. Ook mijn armen en mijn kop gloeien. De zonnebrandcrème zal wel niet bestand zijn tegen al het zweet: vanochtend liep het van mijn voorhoofd al vrolijk in mijn ogen. Na het tandenpoetsen kruip ik lekker vroeg (kwart voor 9) in mijn tentje om nog wat te gaan lezen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 9: Hénonville - Condé-sur-Vesgre (75 km; 15,2 km/u)

's Morgens loop ik eerst naar de bakker voor broodjes en blikjes. Uiteindelijk vertrek ik om kwart voor 9. De eerste kilometers gaan zwaar: de hellingen van gisteren zitten nog in mijn benen. Maar gedurende de dag gaat het steeds beter. Daar zal de noordenwind (is in ieder geval niet tegen en soms zelfs mee!) zeker ook een rol bij spelen. Ik zit inmiddels in zo'n ritme van iedere 20 km pauze, dus val ik net buiten Vigny onder een boom neer. Inmiddels heb ik ook de busreis terug bevestigd: dat moest 3 dagen van tevoren, maar dan moet je wel weten welke dag het is en dat valt nog niet mee als je op vakantie bent.

Eigenlijk gaat het klimmen steeds beter. Ik blijf het jammer vinden dat je zo moeilijk in een ritme komt als je stijgt en daalt, maar ik begin ook te leren dat je gewoon rustig op souplesse omhoog moet rijden. Het grootste probleem is vandaag eten en drinken: het is maandag dus afgezien van wat boulangeries zijn alle alimentations in de dorpjes dicht en in Gargenville en Mézières zijn er geen supermarkten te vinden, terwijl ik daar wel op gerekend had. Tussen Gargenville, waar ik een grote cola drink in een wat verlopen cafeetje, en Mézières kruis ik de Seine: nu ben ik echt helemaal in Frankrijk. En een rivierdal inzoeven betekent ook klimmen om eruit te komen: 3 km met gemiddeld 7%, maar de eerste helft is veel steiler dan de tweede helft, dus ik vloek en tier mijzelf omhoog.

Net voor Orgerus kom ik een ouder echtpaar uit Delft tegen: ze hebben er al 1400 km langs de kust opzitten en rijden nu ongeveer het Jacobspad terug. We staan een kwartiertje te praten en gaan dan ieder weer ons weegs: zij naar het noorden, ik naar het zuiden. Na stops in de berm en bij een tabac waar ze blikjes en chocola verkopen rij ik door voor de laatste kilometers naar Condé-sur-Vesgre. Ik kom nog 2 alimentations tegen, maar die zijn allebei gesloten, dus vanavond zal ik mijn noodrantsoen aan moeten spreken. De heuvels worden hier overigens lager (of het land tussen de heuvels hoger) en minder frequent en dat fietst erg plezierig.

De camping in Condé ligt goed verstopt en een heel eind buiten het dorp. Ik begrijp uit het bord dat de camping alleen in de weekenden open is, maar ik bel toch aan en voor een "cycliste fatiguée" hebben ze wel een plaatsje en zelfs een stempel op mijn pelgrimspas, die soms echt wonderen doet. Overigens is de camping niet zo gesloten als hij lijkt, maar echt veel mensen zijn er niet, al komen er gedurende de late middag wel mensen bij. Ik krijg door de chagrijnige zoon des huizes-annex-terreinknecht een plaatsje aangewezen, op mijn verzoek in de schaduw. Ik heb vandaag al genoeg zon op mijn kop gehad, al moet ik zeggen dat de buff (die ik voor het eerst op/om had) wonderen verrichtte wat betreft zweet uit mijn ogen houden. De rest van de middag is een kwestie van het gebruikelijke aantutten: tent opzetten, heerlijke warme douche nemen, fietskleren wassen, administratie bijwerken. Het is trouwens al dagen opvallend hoeveel vieze vliegjes er rondvliegen: een soort hele kleine zwarte torretjes, die op alles wat nat (of bezweet) is gaan zitten. Ook toen ik vanmiddag met het Delftse echtpaar stond te praten werden we eronder bedolven.

Mijn eten bestaat uit instantnoedels met oriëntaalse kippensmaak en tonijn. Niet echt een geweldige combi, dus meng ik de tonijn door de instant-tomatensoep die ik ook nog bij me heb en maak zo een voedzaam voorafje. Daarna de noedels en toe een appel en dan is het best te doen voor een noodmaaltijd. 's Avonds maak ik nog een praatje met een Nederlands stel dat vanaf Malaga (!) naar huis aan het fietsen is. Ik schijn tot Tours de ergste heuvels te hebben gehad. Geheel gerustgesteld kruip ik in mijn tent, waar iets onduidelijks onder het grondzeil begint te brommen en te zoemen tot ik er met mijn schoen flink op mep, dan houdt het zich rustig. Ik lees mijn boek (Alice Sebold - The lovely bones) uit en ga dan lekker slapen op een bijna lege dus erg rustige camping.

 

 

Terug naar het begin


Dag 10: Condé-sur-Vesgre - Bonneval (85 km; 16 km/u)

Als ontbijt heb ik slechts een oude pain au chocolat en een pakje sojamelk, dus snel inpakken en naar het dorp voor verse broodjes en veel drinken. En dan op weg richting Chartres. Het stuk tot Chartres is prachtig: afwisselend landschap met velden, bossages, koeien en kleine, uitgestorven dorpjes. Net voorbij Maintenon (met mooi maar gesloten chateau) volgt de route de Eure, wat betekent dat je lekker vlak door kan knallen. Er liggen hier zelfs hunebedden (dolmen) en bij één ervan houd ik mijn eerste pauze, compleet met een fles drinkyoghurt en 2 croissants. Ik heb er dan al 25 km opzitten. Op naar Chartres. De kathedraal doemt reeds van verre op, maar eerst moeten er nog even boodschapjes gedaan worden in een enorme, deels nog in aanbouw zijnde supermarkt.

Dolmen langs de Eure

En dan gaat er iets fout met mijn linkerknie, die de rest van de dag zo af en toe blijft tegensputteren. In Chartres wordt al snel duidelijk waarom de kathedraal van heinde en ver te zien is: hij ligt op een enorme bult in het landschap. Ik kijk naar de hobbelige, steile straatjes en besluit mijn knie hier niet aan te wagen: dan maar de fiets de helling opduwen. Maar het is het helemaal waard: wat een schitterende kathedraal! Van buiten is-ie al heel bijzonder met zijn twee verschillende torens, zijn eindeloze hoeveelheid steunberen en de prachtige gebeeldhouwde portalen rondom, van binnen weet je echt niet wat je meemaakt. Buiten is het helverlicht en warm (27 graden), binnen is het koel en zo donker dat je ogen eerst moeten wennen aan het weinige licht. En dan zie je wel zulke prachtige glas in lood ramen, dat kan je je bijna niet voorstellen. Ik loop de hele kathedraal rond, koop een paar kaarten, een paar kaarsen en een pelgrimssleutelhanger en laat mijn pas afstempelen. Mijn fiets staat al die tijd pontificaal tegen het hek bij de hoofdingang, geen haan die er naar kraait, behalve 2 Nederlandse vrouwen, die zelfs op de fiets naar Parijs zijn gereden en het prachtig vinden dat ik dit in mijn eentje doe.

De prijzen op de terrasjes rond de kathedraal zijn belachelijk, dus ik stap weer op de fiets voor de volgende 40 km. Het kost even moeite om de juiste route de stad uit te vinden, maar dan fiets het lekker door. Het is loeiwarm en het landschap bestaat hier uit enorme graanvelden zonder enige vorm van beschutting, afzien dus. Bij Thivars kruis ik een route nationale en 50 meter verderop is een tabac met sandwiches. Stop! Een grote cola en een halve baguette met camembert later klim ik weer op het zadel: nog 30 km. Het geloop en gezoek in Chartres brengt mijn gemiddelde snelheid van de dag ernstig omlaag, maar hier op de hoogvlakte met wind in de rug (jawel!) rij ik hele stukken tegen of zelfs boven de 20 km/u. Nog een pauze aan de rand van een korenveld en dan door naar Bonneval. Je kan merken dat ik steeds zuidelijker kom: het graan in België was nog groen, net ten noorden van Bonneval kom ik de eerste combines tegen die aan het oogsten zijn. Een leuk stukje langs de Loir (niet te verwarren met de Loire) doet me in Bonneval belanden, nog 2 km heuvel op en ik ben bij de camping. Hijg! Ik betaal het stageld en koop meteen 2 blikjes fris en een ijsje. Ik zet de tent op en neem een douche. Dan is het al half 6 en ga ik mijn dagboek bijwerken onder het genot van een blikje perrier en een blikje olijven dat je hier uit een automaat kan trekken.

Om half 8 ga ik eten. Ik heb Couscous Royal Maroquène gekocht en hoop maar dat dat eetbaar is. Ik moet 2 zakjes au bain marie opwarmen en de couscous in heet water doen en dat doet al met al het ergste vrezen, maar ik moet toegeven dat het gewoon heel erg goed te eten is. Toe heb ik Franse kersen (die zijn roder dan Hollandse kersen), kortom een godenmaal. Na afloop ga ik lekker lezen in mijn erg leuke boek (Bill Bryson - A short history of nearly everything) terwijl op de achtergrond de graanoogst ook in de avonduren doorgaat. Als het donker begint te worden ga ik slapen.

 

Terug naar het begin


Dag 11: Bonneval - Château-Renault (92 km; 15,5 km/u)

Ik heb 's morgens ultrasnel ingepakt, maar moet dan even wachten tot ik de broodjes op kan halen bij de receptie. Ik neem de picknickbank in gebruik en krijg zelfs nog koffie aangeboden van één van de eigenaren. Om half 9 zit ik op de fiets, op pad voor de laatste lange etappe van deze vakantie. Het is tot het middaguur bewolkt en dat vind ik helemaal niet erg, zeker niet omdat er weer veel wuivende graanvelden zonder een aasje schaduw langskomen. Het landschap golft hier lieflijk, de hellingen zijn zelden echt steil en zeker niet lang. Bij Chateaudun kom ik langs het imposante kasteel. Men is de hele stad aan het opleuken met vlaggetjes, bordkartonnen poorten en podia, dus er zal komend weekend wel iets middeleeuws nagespeeld worden. Hier moet ik trouwens wel even heel steil omlaag, maar de weg (met klinkers, bochten en in het centrum) laat niet toe dat ik snelheid maak. Dat maakt het klimmetje het dal weer uit ook niet plezieriger.

Na 30 km kom ik in Cloyes-sur-Loir, waar ik drinken insla bij de plaatselijke supermarché. Overigens vertrok vanaf hier in 1212 een kinderkruistocht. Dan moet je toch als ouders wel redelijk desperaat zijn als je je kind met zoiets meestuurt. Toen een eeuw later de pestepidemieën uitbraken en er dientengevolge geen druk meer was van overbevolking was het ook acuut afgelopen met die kruistochten. Het blijft toch een raar fenomeen...

Mooie huizen langs de Loir in St. Jean Froidmentel

Na een prachtig stuk langs de Loir kom ik in Morée, waar de lokale huit à 8 supermarkt nog net open is. Met een baguette, een geitenkaasje en een liter lokale spa citron in een imposante glazen fles plof ik neer op een bankje op de parkeerplaats voor een serieuze lunch. Daarna gaat de tocht verder langs de Loir, echt een heel mooi riviertje met een nog veel mooier (want vlak) dal. Als je zo 's avonds je dagboek bijwerkt merk je dat alle plaatsjes in je herinnering in elkaar overgaan en dat het soms zelfs moeilijk te bepalen is waar je precies pauzeerde. Ik pauzeerde in ieder geval net na Vendôme, want daar moest ik met een gigantische klim uit. En verder kom ik de eerste zonnebloemvelden van de vakantie tegen. Het is leuk om te merken dat ook dat soort begroeiing verandert als je zuidelijker komt: hier is veel graan al van het land af, gisteren waren ze 100 km noordelijker dan hier net met de oogst begonnen. Ik ben blij als ik half 5 in Château-Renault arriveer. Ik laat mijn pelgrimspas afstempelen bij de VVV en fiets dan heuvel af naar de camping. Die is belachelijk goedkoop (3½ euro inclusief warm water), nauwelijks bezet en heeft ook nog hele mooie ruime plaatsen. 

Na de douche slof ik naar de grote weg voor de boodschappen. Naast de camping is het lokale zwembad en de hele plaatselijke jeugd staat uiteraard meteen toe te kijken als een ongeduldige Belgische toerist allebei zijn fietsen door de slagboom van zijn auto laat slaan.. Ik vind een supermarkt waar ik heerlijk eten voor vanavond insla en ga na terugkomst bij de tent mijn dagboek bijwerken. De maaltijd bestaat uit salade, maïs en voorgebakken kippenpoten, met tiramisu toe. Daarbij nog een liter fanta citron frappé en mijn avond kan niet meer stuk. Na de afwas ga ik in de tent liggen lezen.

 

Terug naar het begin


Dag 12: Château-Renault - Tours (38 km; ca. 15,2 km/u)

Mijn fiets met volle bepakkingIk hoef vandaag niet vroeg op, want het is maar 40 km naar Tours en de fietsbus gaat pas om 9 uur vanavond. Toch ben ik vroeger op dan ooit, namelijk om 1 uur 's nachts en wel omdat er een kat in mijn afvalzak (met kippenbotjes) hangt. Dus ga ik de zak in een vuilnisbak doen en val daarna weer vrij snel in slaap. 's Morgens doe ik het lekker rustig aan, haal verse broodjes op de fiets, pak alles strak en zo droog mogelijk in en ga om half 10 op weg.

Ik mag meteen aan de bak, klimmend Château-Renault uit en dan door de eindeloze graanvelden en een heel stuk langs een riviertje met zo af en toe een château. Net ten noorden van Tours komen de eerste wijnvelden in zicht, in een gebied dat Vouvray heet. Ik moet langs het kasteel van Jallanges, maar de routebeschrijving is (uitzonderlijk genoeg) niet echt helder hier, dus het duurt een kilometer zoeken en een paar hellingen op en af voor ik doorheb hoe het zit. Dan plof ik bij het kasteel in het gras voor een blikje drinken en een hoofdstuk in mijn boek. Na deze stop ga ik door naar Tours: veel wijnvelden en klimmetjes later rijd ik over de hangbrug over de Loire om te eindigen bij de kathedraal. Ik ga zitten lezen op het pleintje bij de kathedraal, bezoek de kathedraal (2 mooie torens, een paar mooie gebrandschilderde ramen en het orgel speelt even), eet een sandwich met frites bij een Pools cafetaria en ga dan weer verder lezen. Om bij vieren verkleed ik me in een openbaar toilet dat je voor 30 cent maximaal 20 minuten kan gebruiken en dat daarna helemaal schoongespoeld wordt.

De bus vertrekt vanuit een voorstad van Tours, Joué-les-Tours, en dat blijkt nog een stief eindje (= 11 km) fietsen te zijn. Ik zit midden in de avondspits en de weg stijgt en daalt nogal (met een voorkeur voor stijgen) dus echt vrolijk word ik er niet van. Als ik er bijna ben spot ik een MacDonald's aan de overkant van de weg: het is niet echt haute cuisine, maar het moet maar. Ik doe ook nog wat inkopen bij een hele droeve supermarkt en ben uiteindelijk tegen zevenen bij Hotel Chantepie. Nog 2 uur te gaan. Gelukkig is er 50 meter verderop een pleintje met een bankje waar ik mijn dagboek ga zitten bijwerken.

Om 8 uur loop ik naar de plaats waar de bus zal stoppen. Ik haal al mijn bagage van de fiets, zet het stuur dwars en haal de lowrider eraf. Er verschijnen nog 6 mensen, het begint een beetje te druppelen, dus staan we in de hal van het hotel fietservaringen uit te wisselen. De bus is een kwartiertje te laat en ook het inladen duurt even, maar uiteindelijk vertrekken we kwart over 10. De nachtbus is niet echt een succes: je hebt het gevoel alsof je een intercontinentale vlucht maakt, maar dan met de beperking dat je alleen mag plassen als de chauffeur ook moet plassen en uit de bus moet als de chauffeur wil eten. Er zijn overigens 2 chauffeurs die elkaar afwisselen, de bus zit vol en ik kan zo af en toe toch nog wat wegdoezelen, maar als we uiteindelijk de volgende ochtend om 10 uur bij het Amstelstation aankomen ben ik wel redelijk gebroken. Maar het was een heerlijke vakantie, ik zie nu al uit naar het tweede deel van de tocht.

 

Terug naar het begin


 

 

Voor reacties (anti-spam: verwijder XX uit adres)

 

Door naar deel 2: Tours - St. Jean-Pied-de-Port

 

Terug naar de homepage