VS - Rocky Mountains

Na een meeting over lepra aan de Colorado State University in Fort Collins (een uur rijden ten noorden van Denver) huur ik een auto bij Budget Rent-a-Car en ga een week de Rocky Mountains verkennen. Ik kan gebruik maken van het appartement in Silverthorne dat van een collega is, en dat wordt dan ook mijn uitvalsbasis.


Dag 1

mijn autoGisteren had ik al mijn auto opgehaald: een spiksplinternieuwe Ford Focus, maar wel “monkey shit green” zoals Tom Waitts dat zo mooi noemde, met een (om in dezelfde stijl te blijven) babypoepbruine binnenkant. Een Ford Focus is hier een “compact”, de kleinste auto die ze verhuren, in Nederland is dat toch een flinke middenklasser. Volgens de informatie kon er 1 koffer achterin: ik weet niet wat voor koffers die Amerikanen dan hebben, maar toen ik de mijne achterin legde kon ik hem ongeveer niet meer terugvinden. En verder beschikt de auto over de volgende voorzieningen:

’s Ochtends om half 8 vertrek ik. Ik had op de kaart gezien dat ik vanuit het hotel maar een paar kilometer naar het noorden hoef te rijden om op een mooie weg door een canyon uit te komen. De rivier heet Cache la Poudre River, omdat een groep Franse pelsjagers er in de 19e eeuw een lading kruit had begraven tot de volgende lente. De rivier is niet idioot groot, maar overbrugt veel hoogtemeters, dus het is 1 grote stroomversnelling en links en rechts zijn er dan grote, ruige rotsen. Over een afstand van zo’n 60 mijl stijgt de weg van 1500 naar 3100 meter (10,300 feet) en dat is ongeveer de boomgrens. Op de pas kan je nog veel hogere pieken zien, waar zelfs nog sneeuw op ligt.

kolibriesAan de andere kant van de pas kom je dan bij het bezoekerscentrum. Daar staat een opgezette moose (een eland) met allerlei informatie. In de Poudre canyon was het nog bewolkt en fris, maar aan de andere kant van de pas schijnt de zon en kan ik heerlijk in het zonnetje een blikje drinken. Buiten het visitor’s center hebben ze allemaal voedsel voor vogeltjes en chipmonks (een soort kruising van een muis met een eekhoorn met een streep over staart en rug) neergezet. Ik zie voor het eerst van mijn leven kolibries en ze zijn enorm tam, dus je kan ze van heel dichtbij bewonderen. Ze maken een soort zoemend geluid, geen wonder dat ze in het Engels “humming bird” heten.

Tussen Cameron pas en Walden rijd ik door een hoogvlakte waar de Michigan rivier doorheen stroomt en dat heeft wel wat: een wijds uitzicht met aan de horizon bergen waar nog sneeuw op ligt. Af en toe een ranch en verder een vrij desolaat landschap, prachtig. En door dit alles stroomt dan nog een kleiner riviertje met veel kronkels, waar heel veel beesten schijnen te zitten en dat daarom dus ook weer een natuurreservaat is: de Arapago River.

Michigan rivier

Om half 12 ben ik in Walden, een plaatsje van niks, dus dan maar door naar Kremmling voor de lunch. Ook niet echt een wereldstad (een kruispunt met wat huizen, inwonertal in de categorie 1-5,000 inwoners volgens de kaart, dus een klein dorp), maar er is een Subway, waar ik een sandwich met kalkoen, kaas, spinazie, olijven verorber temidden van een hele verzameling redneck types. 

Het laatste uurtje naar Silverthorne gaat voorspoedig en met niet al te veel zoeken vind ik het appartement, dat niet zo ver buiten het dorp ligt, maar waarvoor je wel heel wat hoogtemeters moet overbruggen. Na wat gestoei met een soort van kluisje aan de deur heb ik de sleutel in handen en kan ik naar binnen. Het is een houten huis met 5 lagen verdeeld over 3 verdiepingen: beneden de hal en een slaapkamer, dan trapje op naar de woonkeuken en wc, trapje op naar een enorme woonkamer, trapje op naar een slaapkamer met badkamer en tot slot nog een trapje op naar de derde slaapkamer met de tweede badkamer.

Ik installeer mijzelf, bel met het thuisfront en daarna rijd ik terug naar het dorp voor de boodschappen. Eerst kijk ik wat rond bij een hele serie outletstores, waar ze merkproducten voor zachte prijsjes verkopen (daar kom ik nog wel terug) en dan ga ik op zoek naar zo’n enorme supermarkt waar ze buiten Nederland patent op hebben. Als ik weer naar buiten wil met 6 plastic zakken vol boodschappen blijkt het te hozen: het is ongeveer donker, het onweert en het water komt met bakken uit de lucht. Als het even wat minder is ren ik naar de auto, kwak alles achterin en ga op weg naar het appartement.

 De rest van de middag breng ik rommelend door: ik typ wat op de computer, kijk wat tv en begroet mijn Nederlandse collega en zijn vrouw als ze om een uur of 6 aankomen. Tegen zevenen gaan we (elektrisch) koken: hamburgers, gebakken aardappeltjes, worteltjes en yoghurt toe. Na een rustig avondje lezen komt mijn Amerikaanse collega om een uur of half 10, vervangen we de batterij in 1 van de rookalarmen (die bijzonder hinderlijk hing te piepen) en gaan we om een uur of 11 slapen.

Terug naar het begin


Dag 2

Om kwart over 7 op, douchen, ontbijten en dan gaan we om half 9 op weg. In eerste instantie rijden we met z’n allen in de SUV van JH naar de supermarkt voor brood en beleg. Buiten is het prachtig helder weer: de bergen tekenen zich scherp af tegen de horzon, de zon schijnt aan een vrijwel blauwe lucht. 

Met alle spullen ingeladen rijden we richting het westen. De afstanden in Amerika zijn enorm: niemand vindt het hier raar om 1˝ uur te rijden voor een wandelingetje. Ik verbreek wederom mijn hoogterecord (van 10,276 naar 10,666 voet), dit keer op Vail Pass. Om ons heen zijn de bergen indrukwekkend, met veel naaldbomen erop, die echter niet allemaal even gezond zijn: op sommige hellingen is een groot deel van de bomen bruin, een teken dat een dennenborende kever zich daar op de vegetatie stort.

Om een uur of 11 zijn we bij de parkeerplaats van de wandeling naar Hanging Lake. Het is geen lange wandeling (1,2 mijl = 2 km), maar over die korte afstand overbrug je wel 300 hoogtemeters, dus een gemiddeld stijgingspercentage van 15%. Bovendien is het al tegen de 30 graden en je zit op zo’n 2500 meter hoogte, dus het is toch een pittige wandeling. Wat het echter alleszins draagbaar maakt is:

  1. de schaduw, waar je bijna permanent in loopt
  2. de beek met ijskoud smeltwater naast het pad waar je je hoed/buff in kan dopen
  3. de gaten in de berg die je een paar keer tegenkomt en waar koude lucht uit ondergrondse grotten naar buiten stroomt
  4. het uitzicht onderweg en (vooral) het uitzicht boven.

Aan het eind van het pad kom je uit bij een prachtig blauw meertje waar 2 watervallen water in storten. Er staat een briesje en we weten een bank in de schaduw met prachtig uitzicht te bemachtigen. Het water, brood en beleg wordt uit de tassen gehaald en zo zitten we met een fabuleus uitzicht te lunchen. De anderen gaan nog wat rondlopen, maar ik blijf lekker zitten, gewoon genieten.

Hanging Lake

Na een uurtje lopen we ook nog even naar Spouting Rock, waar 2 watervallen over en  uit de rotsen komen. Onderweg zien we nog een hele enge valpartij: een klein jongetje van een jaar of 4 (helemaal omhoog geklommen) let even niet op, valt van het plankier bij het begin van het meer en glijdt (gelukkig op zijn billen) een meter of 3 naar beneden. Had hij dat 10 meter eerder gedaan dan was hij zeker 50 meter loodrecht naar beneden getuimeld. Nu beperkt het zich tot wat schaafwonden, een dikke enkel en veel huilen vanwege de schrik. Toch is het raar dat ouders hun kinderen meenemen op dit soort toch gevaarlijke tochten.

Het naar beneden lopen gaat voorspoedig, al komen we wel 2 keer een (ongevaarlijke) slang tegen: een garter snake of zoiets. We stappen in de auto en rijden in een klein half uur naar Glenwood Springs, waar we op een enorm parkeerterrein de auto achterlaten en naar de lokale hotsprings gaan. De toegangsprijs is fors ($14,75 per persoon), maar dan mag je ook de hele dag in hete baden hangen. Het “kleine” bad (toch ook al snel 25x10 meter) is 40 graden, het grote bad heeft het formaat van 2 voetbalvelden achter elkaar en is een graad of 30: heerlijk! Het is bijna nergens echt diep, dus we hangen een beetje in het zwavelachtige water te kletsen. Na een softijs (kinderformaat is al heel erg voor grote mensen) en een cola gaan we nog wat meer hangen en dan is het alweer tijd om te douchen en om te kleden.

Over de Interstate rijden we terug naar Frisco; onderweg zien we een kudde herten grazen, gewoon langs de kant van de weg. In Frisco aangekomen parkeren we in de hoofdstraat (met allemaal wild west stijl houten winkels) en gaan naar Silverheels gaan, een restaurant waar we lekker en gezellig eten. Om kwart over 10 zijn we uiteindelijk terug bij de condo, allemaal flink moe van een welbestede dag. Tegen elven val ik als een blok in slaap.

 

Terug naar het begin


Dag 3

Na een luie ochtend rij ik met de auto naar Frisco voor een grote kip en mandarijnensalade met oosterse sesamdressing bij Wendy’s, waarna ik naar de hoofdstraat rij en pal voor de deur van een internetcafé parkeer. Na 15 minuten (voor $2,50) heb ik mijn mail gecheckt, 2 mails verstuurd en ook nog even het belangrijkste nieuws op teletekst gezien. Via de dijk langs het stuwmeer van Dillon rij ik terug naar Silverthorne. Het is echt een enorm stuwmeer: de dijk torent tientallen meters boven het dorp uit. Terug in Silverthorne ga ik wat outlets af, wat uiteindelijk 1 broek oplevert bij de Levi’s winkel. Om kwart over 4 ben ik weer terug in de condo: lekker rustig baseball kijken en wat lezen. Om half 7 komen JH en zijn vrouw terug met schoenen, shirts en 3 magnetronpizza’s, die we vervolgens klaarmaken met yoghurt toe. 

 

Terug naar het begin


Dag 4

Om kwart voor 9 vertrek ik richting Leadville. Eerst ga ik tanken: alle Amerikanen klagen dat de benzine zo duur is, maar ik vind $2,93/gallon (60 eurocent per liter) nogal meevallen. Na getankt te hebben rij ik naar Copper Mountain en vanaf daar over een scenic byway (een mooie, niet zo drukke weg) naar Leadville. Onderweg zie ik een paar prachtige meren, een berg die Mountain of the Holy Cross wordt genoemd omdat de sneeuw de vorm van een kruis heeft en ook nog een molybdeenmijn.

Leadville was ooit het centrum van de mijnindustrie in dit deel van de Rockies: eerst een  goldrush, toen een silverrush en daarna alles waar ze hun handen op konden leggen, met name molybdeen. Het zou een pittoresk plaatsje zijn, maar mijn definitie van pittoresk is blijkbaar anders dan die van de meeste Amerikanen. Ik bezoek het mijnmuseum, dat wel interessant is: de geschiedenis van de mijnactiviteiten, veel verschillende blokken kristal en (dat maakt het meeste indruk) een nagebouwde mijn, compleet met rails en karretjes en veel mijnwerkerpoppen. Het is donker en vooral nogal klein en smal, dat geeft een beetje een indruk hoe het moet zijn als je onder de grond werkt. Na een uurtje sta ik weer buiten en ga ik bij Subway een broodje halen voor onderweg.

Op de Continental DivideIk rij naar Turquoise Lake: prachtig gelegen temidden van de bergen. Na een rondje om het meer met een paar fotostops rij ik over een andere Scenic Byway richting Vail. Ik kom hier over de Continental Divide, waar de Rockies op z’n hoogst zijn. De Tennessee Pass is ruim 3100 meter hoog en op de top is er een monument voor het 10e regiment dat in dit gebied trainde en vervolgens als gespecialiseerde klim-, berg- en skisoldaten ongezet werden bij de bevrijding van Noord-Italië in 1945. Ik eet mijn brood op en zit wat te lezen en kijk naar de fietsers die hier in grote getale boven komen: zou ik niet graag doen, want de klimmen hier zijn lang, je rijdt langs de grote weg en de temperatuur en ijle lucht zijn moordend. Na de pas slingert de weg nog een paar keer flink omlaag en omhoog alvorens ik bij de Interstate kom. Eergisteren reed dat simpeltjes in JH’s auto, maar het is wel duidelijk dat mijn auto minder paardenkrachten onder de motorkap heeft, want bergop heeft mijn Focus er moeite mee om 65 mijl per uur te blijven rijden.

In Silverthorne aangekomen ga ik eerst maar eens bij een echte boekenwinkel langs, want de boekendiscount gisteren was niks. Ik koop 3 boeken en ga dan boodschappen doen. Om kwart over 4 ben ik terug in het appartement, waar ik voor de tv hang, sushi eet en wacht tot JH en zijn vrouw terugkomen. Iedereen is moe, dus we gaan vroeg naar bed. De slaap wil alleen niet komen: ik lig nog 1˝ uur wakker tot ik buiten gerommel hoor. Als ik uit het raam kijk loopt er een volwassen zwarte beer over de parkeerplaats! Hij heeft een vuilniszak te pakken en even later is duidelijk hoe hij dat doet: hij duikt de vuilcontainer in en komt er weer uit met een “verse” vuilniszak die hij op zijn gemak openscheurt en leegvreet. Na een kwartiertje kuiert de beer op zijn gemakkie weg. Hij steekt de weg over, waar direct daarna een auto voorbijkomt, die (verbijsterd, neem ik aan) op de rem trapt.

Na dit avontuur val ik eindelijk in slaap...

 

Terug naar het begin


Dag 5

Ik ga vandaag naar het Rocky Mountain National Park, in de hoop dat het iets rustiger is dan in het weekend. Na een klein uurtje rijden ben ik in Kremmling, waar 2 minuten later de Subway opengaat en ik een sandwich voor onderweg koop, plus een cola om me wakker te maken na de niet al te lange nacht slaap. Via Granby en Grand Lake kom ik om kwart voor 10 aan bij het bezoekerscentrum. Afgezien van een toilet is er niet veel te beleven, dus ik rij al snel door. De ingang is 600 meter verderop en voor $20 heb ik een pas voor een week, dat is het kortste wat ze hebben. Maar voor dat geld krijg je wel een goede kaart van het park, kan je gebruik maken van de vele wc’s onderweg en is er aan de andere kant van het park een gratis shuttlebus. Plus dat de rangers (boswachters) allerlei gratis activiteiten organiseren.

De grote attractie van het park is Trail Ridge Road, die tot boven de 12000 feet (3700 meter) gaat. Overal zijn parkeerplaatsen mogelijkheden om te wandelen. Het eerste stuk als je zoals ik vanuit het westen komt rij je langs sappige weiden en de Colorado rivier, die hier niet meer dan een flinke beek is. Na een kilometer of 20 gaat de weg serieus omhoog en klim je uiteindelijk boven de boomgrens uit. Ondertussen passeer je de Continental Divide: links ontspringt de Colorado rivier, rechts is het meertje dat uiteindelijk de Cache la Poudre rivier (zie donderdag) voedt. Boven zijn de uitzichten fantastisch: je bevindt je niet alleen boven de boomgrens, maar ook boven de sneeuwgrens: op sommige plaatsen ligt er nog sneeuw lager op de berg. Het is flink druk op de berg, maar afgezien van het Alpine Visitor’s Center, waar ik geen parkeerplaats kan vinden, is het allemaal goed te doen.

Uitzicht vanaf Traile Ridge Road

Ik zet de auto bij Rock Cut neer, waar je de hoogstgelegen wandeling kan maken: zo’n 800 meter enkele reis over de toendra tot een hoogte van 12.300 feet: omhoog is het 5 stappen lopen en dan weer even flink ademhalen, naar beneden gaat het wel. Het is lekker weer maar wel frisjes en winderig, dus ik trek mijn regenjas aan en ga eerst maar eens op een met mosjes bedekte steen mijn sandwich opeten met uitzicht over een aantal prachtige bergketens. Daarna loop ik naar het eind van de trail en terug en ga vervolgens door naar de volgende trail, Forest Canyon, maar die is wel heel erg kort, zo’n 300 meter in totaal. Vervolgens rij ik door, zo af en toe stoppend vanwege de mooie uitzichten. 

Op weg naar Bear Lake gaat de weg weer flink omlaag, beneden staat een hert met een prachtig gewei gewoon lekker langs de weg te grazen. Ik zet de auto op een grote parkeerplaats en ga dan met de shuttlebus naar Bear Lake, even niet rijden, want het is een lange dag in de auto vandaag. Bij Bear Lake aangekomen kan je een aantal verschillende wandelingen maken, ik kies de wandeling naar Nymph Lake: 800 meter enkele reis, omdat de lucht wel erg begint te betrekken en ik vrees dat er onweer komt. Nymph Lake is een mooi klein meertje met waterlelies en eendjes, rotsen en dennen er omheen, kortom een hoog Bob Ross gehalte. Het wordt inderdaad steeds donkerder en het begint te rommelen, dus ik loop snel terug naar de shuttlebus en als ik weer terug bij de parkeerplaats ben hol ik door de regen naar de auto.

Nymph Lake

Het begint inderdaad flink te regenen en te onweren en met uitzicht op bergen en bliksemschichten (soms wel 3 tegelijk) rij ik naar Nederland, een plaatsje dat weliswaar buiten het park ligt, maar de weg er naartoe is net zo bochtig en op en neergaand als de weg in het park. Mijn Nederlandse collega en zijn vrouw hebben me Nepalees restaurant Kathmandu aangeraden, waar ik om kwart voor 5 aankom en heerlijke kaasnan en rijst met kip en spinazie eet. Om kwart over 5 rij ik weer verder, nog meer tweebaanswegen, nog meer regen. De weg gaat door een casinostadje, Black Hawk, helemaal nep. Daarna nog 40 mijl over de Interstate, door de Eisenhowertunnel, een enorm lange tunnel dwars door een berg en 1 van de banen is afgesloten dus het gaat langzaam en tot slot tanken omdat het lampje bergop al begint te branden.

Om 7 uur ben ik thuis, waar ik redelijk moe op de bank plof en mijn avond tv kijkend en dagboek bijwerkend doorbreng. Buiten regent het pijpenstelen, binnen is het prima uit te houden.

 

Terug naar het begin


Dag 6

Colorado RiverOm half 8 gaat de wekker, tegen half 9 zit ik na een rustig ontbijt in de auto. Ik haal in Kremmling weer een sandwich en rij dan door naar het Rocky Mountain National Park. Het kaartje gisteren was geldig voor een week, dus vandaag kan ik gratis naar binnen. Gisteren ben ik het hele park doorgereden, vandaag beperk ik me tot de vallei van de Colorado rivier aan de westkant. Het weer is beduidend minder dan gisteren: bewolkt, koeler en de toppen van de bergen bevinden zich in de wolken.

Moose koeIk rij als eerste naar de Holzwarth Trail Head. Hier had de familie Holzwarth vanaf 1917 tot in de jaren ’70 een zogeheten “dude farm”. Een dude farm begon als boerderij, maar toen de eigenaars erachter kwamen dat stedelingen (“dudes”) bereid waren om te betalen om op een boerderij te verblijven en mee te helpen op het land was de keus snel gemaakt. Dude farming was erg populair, vooral hier, waar de gasten ook nog konden forelvissen in de Colorado. Er staan nog wat gebouwen overeind en daar kan je over een vlak pad naartoe lopen. Maar eerst tijd voor een bonus: een grazende moosestier aan de overkant van de rivier. Bovendien ligt er een prachtige beverdam in de rivier, die hier pas 10 mijl lang is en dus nog niet erg breed: het is een soort uit de hand gelopen snelstromende beek. Ik kijk wat rond bij de blokhutten, maar de rivier lokt, dus ik haal mijn boek en mijn sandwich uit de auto, loop een stuk langs de Colorado en ga lekker zitten lezen. Als het een beetje begint te spetteren bouw ik een geďmproviseerde hut door mijn regenjas uitgespreid over een paar boomtakken te hangen en daaronder te gaan zitten, maar de zon breekt al snel weer door, al onweert het in de verte. Als ik na een uurtje terugloop is er weer een bonus: pal naast het pad staat een moosekoe met een jong te grazen: het jong is nog wat schuw, maar moeder staat gewoon pal naast de parkeerplaats en trekt zich niets aan van het paar dozijn mensen dat foto’s staat te maken.

Ik kijk nog wat rond bij de Coyote Trail Head, maar daar is de vallei van de Colorado eigenlijk minder mooi dan hiervoor en mijn laatste stop is bij een picknickplaats waar vroeger een boerderij met melkvee was. De weilanden zijn nog goed te herkennen, al begint de natuur het langzaam over te nemen. Ik zit onder een heerlijk ruikende naaldboom in een wei vol saliestruikjes te lezen tot het wat donkerder begint te worden en het tijd wordt om het Rocky Mountain National Park weer te verlaten. Ik rij terug via Granby en dan via een alternatieve route over de Berthoud pas (11.315 feet) terug naar Silverstone. Onderweg zijn er 3 vertragende factoren:

  1. Het regent en onweert.
  2. Net na de pas zijn ze aan de weg aan het werk: steeds wordt er 1 rijrichting afgesloten en ik moet dan ook een minuut of 10 wachten voor ik weer door kan.
  3. Op de I-70 naar Silverstone staat op een ongebruikelijke plaats een file: er blijkt een flinke hoeveelheid rotsblokken naar beneden te zijn gekomen, waaronder 1 blok op een auto. Ze zijn druk aan het opruimen, maar het is nog wat laveren tussen het gruis door.

Om half 5 ben ik in Silverthorne, ik haal een paar boodschapjes en ga dan naar het appartement. Het is mijn laatste avond hier, dus tijd om op te ruimen, te poetsen en mijn koffer in te pakken, terwijl het zo hard onweert dat het huis zo af en toe staat te schudden. Ondertussen zie ik ook nog 2 honkbalwedstrijden en lees mijn boek (De stad der zienden van José Saramago) uit.

 

Terug naar het begin


Dag 7

’s Morgens is het tijd om de laatste restjes schoon te maken en in te pakken. Om kwart over 8 trek ik de deur achter me dicht en ga ik, via het tankstation, op weg naar de luchthaven. In Georgetown koop ik nog een laatste Subway sandwich met kalkoen, kaas, spinazie, olijven en honingmosterd (mijn favoriete sandwich) en dan rij ik in 1 klap naar Denver. Het stuk waar je de Rockies verlaat is mooi: achter je de bergen, voor je de zinderende vlakte van de midwest. Ik moet dwars door Denver, maar alles is goed aangegeven en je blijft op de Interstate, dus er is geen probleem.

Het auto inleveren gaat snel: eerst even tanken bij een tankstation dat pal voor de inleverterreinen ligt (dat scheelt de helft ten opzichte van de 6 dollar per gallon die Budget rekent), vervolgens langs een stuk of 20 verhuurbedrijven tot ik bij Budget kom. Daar zet je de auto in de rij, er komt een mannetje dat kijkt of de tank vol is en hoe de auto eruit ziet, je krijgt een bonnetje en voor je het weet zit je met je koffers in de shuttlebus die je in 10 minuutjes naar de vertrekhal brengt. 

Einde van een week in een prachtig gebied!

 

Terug naar het begin

Voor reacties (anti-spam: verwijder XX uit adres)

Terug naar de homepage