Mexico, Belize en Guatemala

In het najaar van 1995 moet ik voor mijn werk in Guatemala zijn. De week werk wordt voorafgegaan door een rondreis van 3 weken naar Mexico (Yucatan), Belize en Guatemala. Tijdens de laatste week bezoeken 2 dagen een koffieplantage om daar te werken.

 


Dag 1: Een veel te grote hotelkamer in Madrid

 

Om 22.40 landen we in Madrid. Alles gaat heel snel: transport naar de aankomsthal, de bagage, de hotelvoucher. We kunnen onze grote rugzakken al inchecken en vervolgens gaan we met een shuttlebusje naar Hotel Alameda. Binnen 5 minuten zijn we bij het hotel, krijgen onze sleutels en gaan naar onze kamers.

 

Ik stap een halletje binnen en zie een kamer met twee zitjes, maar zonder bed. Nader onderzoek leert dat hier sprake is van een heuse suite met woonkamer, slaapkamer, w.c. en als klap op de vuurpijl een badkamer met een enorm rond, verzonken bad én een douche én twee wasbakken. Binnen één minuut heb ik R. gierend van de lach aan de telefoon: idem dito dus. R. komt nog even op bezoek, we besluiten morgen maar lekker uit te slapen en dan is het badtijd. Kwart voor 1 slapen.

 

Terug naar het begin


Dag 2: Aankomst in Cancun, Mexico

 

Hoezo, slapen? Uiteindelijk val ik tegen half 4 in slaap. Om half 9 begint de telefoon te rinkelen, terwijl ik net lekker slaap: R. Negen uur naar beneden voor een ontbijtbuffet met alles erop en eraan, dus we nemen het er flink van: cornflakes, sinaasappelsap, fruit, toast met jam, ei en R. nog een worstje met knoflook. Op zijn uitnodiging om er ook één te nemen ga ik toch maar niet in.

 

Na het ontbijt verken ik R.'s kamer met "mannelijke" gestreepte gordijnen in plaats van "vrouwelijke" gebloemde. Om 10.15 gaan we naar beneden en wachten op een shuttlebus die maar niet wil komen. Een druk walkie-talkiënde meneer weet er uiteindelijk twee te lokken en dan kunnen we met de hele kudde naar de luchthaven. Gelukkig hebben we gisteravond onze bagage al ingecheckt, want het is nu echt een gekkenhuis. Zelfs bij de douane staat een enorme rij. In de vertrekhal kopen we twee blikjes fris, anders komen die peseta's echt niet op. We ploffen neer in twee leren luie stoelen en kijken de boel vervolgens lekker aan.

 

Om 11.40 gaan we naar de gate, weer paspoortcontrole en dan met de bus naar onze Boeiing 747. Het is een gecombineerde vlucht: de 747 gaat naar Miami en van daar uit gaan er vluchten door naar Los Angeles, Cancun, Guatemala, El Salvador en Costa Rica. We vertrekken tegen enen. In Spanje is de zomer nog niet voorbij dus we vliegen over veel gele velden. Na 3 kwartier begint de oceaan en krijgen we eten en daarna een film. Helaas werken onze koptelefoons niet, dus is het verplicht slapen. Verder verbazen we ons over de gemiddelde leeftijd van de bemanning: ruim boven de 40 met een captain met borrelglas-brillenglazen. De totale vliegtijd is 8¼ uur en na 6 uur krijgen we een snack (met luchtzakken). Het is buiten slecht weer: we vliegen op 9400 m hoogte en er zijn zelfs nog wolken boven ons.

 

Over water vliegen we op Miami aan. De kust staat vol hotels met zwembaden, dan grote huizen met zwembaden, dan een lagune en dan de huizen van de minder welgestelden (geen zwembaden). Vervolgens weer water en net als je denkt "Doe mij maar een landingsbaan", is er een landingsbaan. We belanden na een kwartiertje in de transitruimte, die hier "holding room" heet. Alsof je een misdadiger bent! Ik bel met mijn zus en we horen de Andesmuziek van een Zuid-Amerikaanse band aan.

 

Om half 6 worden we in een halflege DC9 geladen. Over de Florida Keys en Cuba vliegen we naar Cancun. We landen op een vliegveld dat er nat bijligt: naast de landingsbaan staan grote stukken land onder water.

 

De aankomsthal is een gekkenhuis: honderden mensen dringen bij een stuk of tien immigratiebalies. Er is iets van rijvorming te bespeuren dus we sluiten maar aan. Het is 32°C met een hoge luchtvochtigheid, dus iedereen staat te zweten als een otter. Na bijna een uur zijn we erdoor; het is 18.30 plaatselijke tijd, maar het is 01.30 's nachts voor onze biologische klok en de vermoeidheid begint dan ook hard toe te slaan. Onze bagage is inmiddels verworden tot "left luggage". Via de bank (1 US$ = 5 N$ = slechte koers blijkt later) en de declaration control custom officer gaan we naar een kantoortje waar we voor 30 pesos per persoon een kaartje naar ons hotel in de stad kopen.

 

Met z'n tienen gaan we in een airconditioned minibus en dan rijden we via de gigantische luxehotels van Cancun eiland (Torremolinos voor Amerikanen) naar het centrum. We worden als laatste afgezet bij ons in Nederland gereserveerde Hotel Plaza Kokai midden in het centrum.

 

We droppen onze spullen in onze kamer met twee king­size bedden en gaan op pad voor water en wat te eten. Twee blokken verderop zit een supermercado waar we een fles water kopen en vervolgens gaan we naar restaurant Yucateco. Niet dat we nu direct gigantische honger hebben, maar we willen ons­zelf zo snel mogelijk in het juiste tijdframe duwen, dus het moet even. Ik neem quesadillas (tortillas met gesmolten kaas) en sinaasappelsap. De quesadillas zijn prima, maar de sinaasappelsap is ontzettend zuur. De eigenaar komt heel lief met suiker aanzetten, maar zelfs dat mag niet baten. Hij biedt iets anders aan, maar ik wil gewoon slapen dus we rekenen af (de sinaasappelsap hoeven we niet te betalen) en lopen terug naar het hotel. De airco heeft de kamer lekker koud gemaakt en na een warme douche val ik dan ook om tien uur als een blok in slaap.

 

 

Terug naar het begin


Dag 3: Naar Chichen Itza

 

Om 2 uur word ik badend in het zweet wakker. Toch maar de airco aangezet ondanks de enorme herrie die het apparaat maakt. Ik beloof R. het apparaat na een kwartiertje weer uit te zetten. Als ik om half 7 weer wakker word staat de airco nog steeds te razen. Om 7 uur opstaan, douchen en ontbijten met gebakken eieren met spek, gebakken aardappelen, toast, melk en verse jus (niet zuur). We pakken onze spullen en lopen naar het busstation.

 

We waren gisteren bang dat het vanochtend druk zou zijn, maar binnen 2 minuten heb ik 2 kaartjes à N$32 voor de eersteklas bus naar Chichen Itza, uitgegeven per computer: hoezo, ontwikkelingsland? Na 25 minuten in een airconditioned én van ventilatoren voorziene wachtruimte gaan we in de bus. De bus vertrekt 1 minuut te laat, dus alles verloopt tot nu toe akelig voorspoedig. We hobbelen (letterlijk, verkeersdrempels in overvloed) Cancun uit en rijden dan over een uitstekende tweebaans asfaltweg naar het oosten. Het landschap is groen maar vlak en saai. Al snel zitten de meeste passagiers te dommelen. Er is bijna geen verkeer op de weg, misschien omdat een deel van de weg tolweg is. Om half 11 hebben we een stop bij een serviceplaats. Het hoost inmiddels, dus we blijven in de bus. Buiten wast een meisje haar haar onder het water dat uit een afvoer stroomt.

 

Tegen elven zijn we in Chichen Itza. Samen met een Frans stel nemen we een taxi naar hotel Dolores Alba, het hotel dat in alle boeken aangeraden wordt. Om half 12 zijn we de bewoners van kamer 27 compleet met airco en ventilator voor 130 pesos per nacht. Alle prijzen zijn hier wat hoger dan in Azië, maar dat wisten we van tevoren.

 

Voor de kust van Yucatan bevindt zich de tropische storm Opalo en de gevolgen daarvan zijn duidelijk merkbaar: heel erg veel regen. Tijdens een hoosbui eten we soep en fruit en veel warm brood. Er is een groot rond zwembad en tegen enen duiken we het lauwe water in. We hebben ons voorgenomen er een lui dagje van te maken en de hangmatten onder een afdak van palmbladeren helpen daar zeker bij: beetje lezen, beetje schrijven en zo glijdt de tijd voorbij. Er zitten twee duifachtige vogeltjes onder het dak en er fladderen enorme vlinders rond. Eind van de middag zit ik een tijd te praten met Greg, een piloot van Hawaï: hij in het zwembad en ik op de rand met mijn voeten in het water. R. en ik oefenen ons Spaans-uit-een-boekje, we lezen wat en ik doe een tukje.

 

Om 7 uur gaan we aan de rand van het zwembad eten: de krekels tsjilpen, de radio speelt plinkeplonkmuziek en de Maya pork is heerlijk gekruid. Bovendien is het droog, dus alles spant samen voor een heerlijke avond. We willen naar de sound & lightshow, maar vanwege de regen gaat die niet door. Dan maar schrijven en lezen. Tegen half 10 nog even zwemmen, maar ik heb het vooral erg koud, dus al heel snel neem ik een warme douche en ga slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 4: Een dagje tempelen in Chichen Itza

 

Tegen zevenen staan we op. Het weer is nog steeds regenachtig, maar we laten ons niet weerhouden. Na een ontbijt van fruit, ei en brood met honing en veel vliegen en wespen, brengt de hoteleigenaar ons in zijn VW Kever naar Chichen Itza.

 

Al vrij snel houdt het op met regenen. We lopen eerst naar het zuidelijke, puur Maya deel. Het is pas 8.45 en nog ontzettend rustig. Eigenlijk zijn er praktisch alleen hotelgenoten van ons. We beklimmen het graf van de hogepriester, een kleine piramide met -net- uitzicht over de boomkruinen. Via de ruïne van Chichanchob komen we bij de Caracol, het observatorium met de wenteltrap dat waarschijnlijk gericht was op Venus. Vervolgens naar het Nonnenklooster, dat geen nonnenklooster was, maar door de Spanjaarden daarvoor werd aangezien. Rond het gebouw zijn werkers bezig gras en onkruid te wieden. Zeker met dit groeizame weer is het waarschijnlijk een permanent gevecht tegen overwoekering. Bij mij richt het gevecht zich vandaag voornamelijk tegen de bloedzuigende insecten, die het op mijn kuiten en achillespezen voorzien hebben. We lopen terug naar de hoofdweg en belonen onszelf met een cola. Langzamerhand beginnen de eerste verkopers hun waren uit te pakken: een teken dat de reisgezelschappen er aan zitten te komen.

Tempel in Chichen Itza

Het tweede deel van Chichen Itza bestaat uit Tolteek-Maya bouwwerken. We beginnen bij de grote ballcourt: een enorme grasvlakte met aan weerszijden muren met een ring waar de bal doorheen gespeeld moest worden. De ringen zitten hoog en zijn klein, dat viel vast niet mee. De akoestiek op het veld is fantastisch: een klap in je handen is overal te horen. Onze volgende stop, net als die van de verliezende aanvoerder, is de Tzompantli. Het verschil is, dat wij de kop erbij kunnen houden, terwijl de verliezende aanvoerder zijn kop verloor. Deze werd vervolgens tentoongesteld op een schedelrek. De hele omtrek van de Tzompantli is versierd met reliëfs van doodskoppen, al met al een nogal luguber gezicht. Vervolgens gaan we naar de Castillo piramide, de grootste piramide van Chichen Itza. Het is tegen elven en de eerste groepen beginnen te komen. Aan de noordkant beklimmen we de trap van 91 treden. De klim is adembenemend en de beloning (het uitzicht) ook. Het valt hier echt goed op hoe vlak en groen Yucatan is: het lijkt wel een biljartlaken. De Castillo piramide af is ook een ervaring. De trap is supersteil en je ziet de stoerste knapen héél voorzichtig naar beneden kruipen. Aan de westkant is een ketting gespannen en met moed, beleid en trouw en één hand aan de ketting kom ik weer beneden. Je kunt ook nog de piramide in; deze piramide is gebouwd over een kleinere die je kunt bezoeken. Het is nauw, nat, benauwd en steil, dus ik laat de eer graag aan R.

 

Door naar de tempel van de krijgslieden en de plaats van de duizend pilaren. We kijken wat rond, maar hebben het eigenlijk wel een klein beetje gehad. Ondertussen krijgen we allemaal zeer lokaal -want onder de bomen vervaardigd- houtsnijwerk aangeboden. De verkopers zijn echter niet lastig, na een beleefd "No gracias" lopen ze meteen door. Onze laatste stop is de heilige cenote. Over een 300 m lange heilige weg met links en rechts verkopers van huisvlijt komen we bij een enorme ronde put in het kalksteen. Hier werden vroeger -vooral jonge- meisjes geofferd. Op een steen zit een vervellende leguaan zich op te warmen. We drinken een blikje fris en lopen naar de hoofdingang. Daar is een kleine tentoonstelling met onder andere vondsten uit de cenote en foto's van voor de restauratie van de diverse gebouwen. Ook is er een winkel met zilverwerk en airconditioning en een boekenwinkel met dure ansichtkaarten. We lopen terug naar de andere ingang. Het is 12.45, we hebben vier uur doorgebracht in Chichen Itza en het was indrukwekkend. Vooral de ballcourt vond ik prachtig.

 

Langs de grote weg lopen we terug naar het hotel waar we lunchen met veel drinken en rundvlees met rijst en aardappeltaart. Daarna vullen we de middag met beetje dobberen, beetje hangmatten en uiteindelijk vluchten voor de bijtgrage insecten. Dan maar onder de ventilator schrijven. De piramide en mijn gekwetste knieband blijken toch niet geheel compatibel te zijn, dus een beetje rustig aan is het devies. Tijdens het avondeten zitten we naast een groep Belgen die geheel afhankelijk is van hun reisleider. We eten soep, vis en custardvla. Ik ga "even" in een hangmat liggen en val prompt in slaap. Om 21.30 verhuis ik toch maar naar de hotelkamer, pak mijn spullen een beetje in en ga slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 5: Een lift naar Merida

 

's Morgens om 7 uur op, douchen, pakken en deze keer binnen ontbijten vanwege de vliegen. Na het afrekenen zitten we om even half 9 bij de grote weg die langs het hotel loopt op de bus te wachten. Om 9 uur is er nog steeds geen bus geweest, maar wel een (licht) regenbuitje. Er vertrekt een huurauto bij het hotel, die stopt en vraagt waar we heen gaan. Merida. Zij ook, dus laden we onze spullen achterin en in een grote Nissan met airco zoeven we in minder dan 2 uur naar Merida. De berijder en zijn vriendin komen uit Israël en zijn al in Guatemala geweest. We kletsen wat, ik vertel dat ik werk aan tropische ziekten en hij vraagt of ik wel eens van "leishmaniasis" gehoord heb. Jazeker! Blijken we in de auto te zitten met een ex-leishmaniasis patiënt, die in 1987 de ziekte heeft opgelopen als soldaat in Libanon en het er ternauwernood levend heeft afgebracht. Al pratend bereiken we Merida. Zij gaan ook naar hotel Dolores Alba (inderdaad, van de broer van de hoteleigenaar in Chichen Itza), dus al met al krijgen we een lift van deur tot deur.

 

We dumpen onze bagage, leggen de heuptasjes in de kluis en lopen richting Plaza Mayor. Merida is heel handig ingedeeld: noord-zuid lopen de calles met de even nummers en oost-west de calles met de oneven nummers. Ons hotel ligt bijvoorbeeld Calle 63 x 54 y 52 (aan Calle 63, tussen calles 54 en 52). Door dit systeem weet je eigenlijk altijd waar je bent. De Plaza Mayor is groot met veel bomen en bankjes. We slenteren het plein rond en kijken naar de grote koloniale gebouwen die er omheen staan. In een sapcafé drinken we een superbokaal verse jus.

 

Vervolgens gaan we naar de markt, een overdekte bazaar met boven de toeristische zooi ("Wanna buy hammock?" - Hangmatten zijn dé specialiteit van Merida) en beneden de dagelijkse, echte markt met alles variërend van schuursponsjes tot sieraden. Kleurrijk, druk en veel geluid. We komen er weer uit bij het hoofdpostkantoor. Het grote probleem in Mexico is de verkrijgbaarheid van ansichtkaarten, maar aan de overkant van het postkantoor zit een kantoorboekhandel met kaarten. We slaan eerst 20 kaarten in en vervolgens een hand postzegels.

 

Volgende stop is lunch in Restaurant Express aan het Parque Hidalgo, hét uitgaansplein van Merida. "Een mix van vaste klanten en toeristen" staat er in de Lonely Planet Guide en dat klopt aardig. Naast onze Franse taxigenoten uit Chichen Itza komen we ook Greg en Anna uit Hawaï weer tegen. De ober is over de 70, het eten is goed en de prijs ook. Na het eten lopen we nog wat rond en gaan dan terug naar het hotel voor zwemmen, kaarten schrijven en wassen.

 

We horen van de Fransen dat het mogelijk is voor N$31 een complete toer langs alle Puuc monumenten te boeken, dus om 5 uur vertrekken we naar het busstation. Het is nog een hele tippel: goed dat we vanochtend een lift kregen! Onderweg komen we Greg en Anna tegen die ook al liepen te dubben of ze het op de gemakkelijke manier zouden doen. Gezamenlijk boeken we vier plaatsen en dan gaan R. en ik door naar een markt van handwerkslieden, het postkantoor en de Plaza Mayor. Onder het genot van een ijskoud blikje sinas kijken we naar alle slenterende Meridianen (of hoe noem je ze).

 

We eten aan het Parque Hidalgo bij Tiano's, een restaurant dat rijkelijk is versierd met serpentines en bovendien speelt er een marimbaband (2 xylofoons en een drumstel doen plinkeplonk). Ik eet kalkoen op zijn Maya's: gekruid maar niet heet en in bananenblad gestoofd. Na het eten gaan we terug naar het hotel en kopen onderweg een fles agua purificada. In het hotel aangekomen maken we de was af, douchen en bereiden de dag van morgen voor. Om even 10 uur ga ik slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 6: Codz Poop en andere bezienswaardigheden in Uxmal

 

De wekker staat op half 7 maar dan zijn we al ruim wakker. Stipt om 7 uur ontbijten we en lopen vervolgens in 20 minuten naar het busstation. De bus voor de Puuc toer is geweldig: verstelbare stoelen, heel veel beenruimte, een w.c. en een airco. We vertrekken weer stipt op tijd en rijden over een goede asfaltweg Richting Uxmal. Onderweg komen we slechts een paar kleine dorpjes tegen, maar ze hebben wel allemaal verkeersdrempels. Wat opvalt zijn de enorme hoeveelheden vlinders in alle kleuren van de regenboog die langs de weg fladderen; er lijken hier meer vlinders dan mensen te zijn. De tocht naar Uxmal duurt zo'n 30 minuten, die ik al kletsend met Greg doorbreng. Uxmal is duidelijk zichtbaar ("ruins ahead!"). We zetten een aantal buspassagiers af die alleen Uxmal willen bezoeken en rijden vervolgens door naar de verste site van de in totaal vijf die we vandaag zullen bezoeken.

 

 

Stop 1, Labna, 30 minuten

Door de jungle-zonder-struikgewas komen we bij een open vlakte waar een prachtig paleis staat. Over de sacbé (heilige weg) die een verhoging door het grasveld vormt komen we bij de poort die het hoogtepunt van Labna zou moeten vormen. Voor mij is het paleis echter het hoogtepunt: prachtig gelegen met het frisgroene grasveld ervoor, de lichte sacbé er naartoe en verder geen mens te bekennen.

 

 

Stop 2, Xlapak, 30 minuten

Tsja, wat zal ik er van zeggen. Een paleis, voornamelijk ruïne, niet veel bijzonders. In 15 minuten zijn we er uitgekeken, waarna we bij de ingang lekker een cola drinken. Het is de eerste echt zonnige dag van de vakantie en nu al ontstellend warm en benauwd door al het verdampende regenwater. Zweten, zweten, zweten: blijven drinken is het devies.

 

 

Stop 3, Sayil, 30 minuten

Onder de bomen met links en rechts ruïnes lopen we naar het paleis van Sayil, beroemd omdat het met zijn façade met pilaren zo lijkt op de oude Kretenzische paleizen. Vervolgens brengt een warme wandeling van 400 m door het bos ons bij El Mirador, een tempelruïne op een heuvel die nogal tegenvalt. We lopen weer terug naar het paleis; R. klimt, ik kijk en luister naar rare wit-rode vogeltjes die in een boom zitten te keffen.

 

 

Stop 4, Kabah, 30 minuten

Al een week verheug ik mij op Kots-Poep (Codz Poop, het paleis van de maskers), daar hoef je geen 4 voor te zijn om dat leuk te vinden. Het is even klimmen, maar daar is-ie dan. Helemaal bedekt met maskers van de regengod Chac, zelfs de trap is een Chac masker met een opgerolde neus. Je kunt ook om Codz Poop heenlopen, beetje afdalen en langs het paleis terug naar de ingang. Aan de overkant van de weg ligt een grote piramide, helemaal in puin.

 

 

Stop 5, Uxmal, 2 uur

Tempel van de Magiër in UxmalOp het heetst van de dag -en het is heet!- komen we in Uxmal aan. Eerst maar wat eten en drinken: een gigantische kipsandwich met knaloranje Fanta. Vervolgens gaan we de zon in. Gelukkig zijn er veel grotere vlaktes met wat wind. We lopen eerst om de Piramide van de Magiër heen naar de Nunnery: mooie symmetrische gebouwen rond een groene vlakte. Via de zuiduitgang komen we bij de ballcourt: veel kleiner dan in Chichen Itza en ook minder gerestaureerd. Voor ons torent het plateau met het Paleis van de Gouverneur op. Een tocht onder de bomen gevolgd door een trap brengt ons op het plateau. We bekijken eerst het Schildpaddenhuis en dan het Paleis van de Gouverneur. Een indrukwekkende façade met een enorme trap staat te blinken in het zonlicht. Op eerbiedige afstand, want onder de bomen, lopen we er omheen. R. beklimt nog de Grote Piramide, maar ik stel mij tevreden met het kijken naar de leguanen die tegen de verhoging naar het paleis zitten te zonnen. Tot slot beklimt R. nog de Piramide van de Magiër met mij camera om zijn nek. Mijn knie en ik stellen ons tevreden met een colaatje in het airconditioned restaurant. Tot slot nog een plas in het gigantische toiletgebouw (zeker 40 w.c.'s en dat is dan alleen nog maar de dames) en dan gaan we terug naar Merida.

 

 

Het was een warme tocht, maar zeker de moeite waard. Het boeken van de toer was heel wijs: de andere sites zijn met het openbaar vervoer anders nauwelijks te bereiken en zeker de verste site, Labna, vond ik heel indrukwekkend. Doordat we compleet buiten het toeristenseizoen reizen is het overal gelukkig heel erg rustig; doordat we aan het eind van het regenseizoen zijn is het overal heel erg groen. Gezamenlijk is dit een ideale combinatie.

 

Op de terugweg zit Greg als een gek adressen van hotels in Belize over te schrijven: door alle regen lijkt Palenque niet haalbaar. In het busstation kopen we twee kaartjes voor de eersteklas bus naar Chetumal van overmorgenochtend 7.30 uur. We zitten nu echt zonder geld, daarom gaan we eerst een cheque wisselen op de Plaza Mayor om de avond door te kunnen komen. Snel gewisseld, een redelijke koers (1 US$ = 6.30 N$) en geen commissie. Dan lopen we terug naar het hotel. In een supermarkt pikken we melk en yoghurt op en daarna is het zwemmen geblazen. Als de muggen beginnen te steken is het tijd om naar binnen te gaan.

 

Tegen zevenen vertrekken we naar het Parque Hidalgo. Deze keer strijken we neer bij de buren van Tiano's. Aan het tafeltje naast ons zit een gigantische Mexicaan met een vriendje twee Duitse toeristen in te pakken onder het verslinden van heel veel bier. Eén van de Duitsers koopt ook nog een hangmat van een straatventer, wat ons op een hele show komt te staan. Als de rekening voor al het bier komt zijn er natuurlijk problemen over wie wat en hoeveel betaalt. Ondertussen eten wij onder het "genot" van de marimbaband van Tiano's. Door al het gedoe over de rekening van de Duitsers duurt het wel een half uur voor R.'s koffie komt. Na het betalen gaan we terug naar het hotel, douchen, wasje afmaken en slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 7: Verder kijken in Merida

 

Op tijd op, ontbijten en dan lopen we richting Plaza Mayor. De bank gaat pas om 9 uur open, daarom gaan we eerst in de kathedraal rondkijken. Een grote, kale kerk met aan de muur boven het altaar een gigantisch Christusbeeld en verder nog een beeld van Onze Lieve Heer met de Blaren, een zwarte Christus. Om 9 uur zijn we bij de bank en wisselen snel en met airco 150 dollars om. We krijgen een prima koers (1 US$ = 6.4 N$) en lopen dan richting het Antropologisch Museum. Onderweg kopen we nog een paar kaarten voor onze plakboeken en bedelen wat folders bij de Tourist Information. In de buurt van het museum zou een vertegenwoordiging van de Belizan Tourist Board moeten zitten, maar het opgegeven adres is onvindbaar. Dan maar naar het museum, dat in een prachtig Spaans koloniaal huis gevestigd is.

 

Het museum bevat heel veel Maya voorwerpen met veel uitleg -meestal in het Spaans-, foto's en vondsten uit de heilige cenote in Chichen Itza. Scheel zijn en/of een plat voorhoofd hebben gold als schoonheidsteken bij de Maya's. Om dit te bewerkstelligen werden kleine kinderen voorzien van een plank op de kop of andere constructies.

 

Na een klein uurtje staan we weer buiten en steken de grote boulevard Paseo Montejo over voor vers geperst sinaasappelsap, gevolgd door een bananenmilkshake. Ik weet de ober nog aan zijn verstand te peuteren dat ik graag wat ijsblokjes wil voor mijn gekneusde vingers. De uitleg dat dat gekomen is met "futbol" zorgt voor algemene hilariteit.

 

Na het drinkgelag lopen we terug naar het hotel. Onderweg kopen we fris, yoghurt en brood voor de lunch. De rest van de middag brengen we luierend aan de rand van het zwembad door: klein beetje zwemmen, een flink beetje slapen en voor de rest luieren. Voor we gaan eten kopen we eten en drinken voor de busreis van morgen. Als het even meezit willen we proberen Belize City te halen.

 

We eten weer bij Tiano's, compleet met de verplichte marimbaband. Het repertoire begint toch wel erg beperkt te klinken na drie aaneengesloten avonden. Halverwege het eten valt er opeens een kort doch hevig buitje. We verplaatsen ons tafeltje naar een plaats onder een boomkruin en zitten daar het buitje uit. Om een uur of 9 gaan we terug naar het hotel, pakken de spullen in en gaan slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 8: Busritten met entertainment naar Belize City

 

Zes uur opstaan. Thuis ben ik nooit zo vroeg, maar hier is dat nauwelijks een probleem. Douchen, pakken en dan gaan we lopend op weg naar het busstation. In de buurt van het postkantoor zit een goede bakkerij, waar we wat broodjes kopen. Het is zaterdagochtend 7 uur, maar het is op straat al een drukte van belang. Buiten het echte centrum wordt het wel iets rustiger. Na een half uur lopen komen we zwetend aan bij het eersteklas busstation. We kunnen net als op een vliegveld onze bagage afgeven en wachten dan op de bus naar Chetumal.

 

We hebben een hele chique bus met houten betimmering, een w.c. en een video. De tocht duurt 6 uur en door alle gordijntjes is er maar weinig van de tocht te zien. Dan maar video kijken. Eerst krijgen we een echte jaren '70 film (strakke pakken met wijde broekspijpen) over overspelige echtparen. Alles in het nette overigens en op het eind komen ze toch weer bij elkaar. Als tweede film krijgen we een spannende film over een bijna ontploffende kerncentrale en de diefstal van 2 kg plutonium. Keurig om half 2 zijn we bij het busstation van een regenachtig Chetumal.

 

Om 2 uur gaat er een Batty's Bus naar Belize City, mooier kan het niet. Met een praktisch volle bus gaat het richting 2 Mexicaanse grensovergangen en 1 Belizaanse grensovergang. Bij de laatste geeft R. onze twee overgebleven bananen af, omdat je geen fruit mag importeren. De Belizaanse stempel komt keurig linksboven op de eerste stempelpagina van mijn paspoort. Dit in tegenstelling tot de Mexicaanse stempels: één op de verlengingspagina en één ergens halverwege, beiden voor binnenkomst, de laatste abusievelijk. We wisselen onze Mexicaanse pesos tegen een geweldige koers (1 B$ = 3,2 N$ = geen verlies) in bij de straat­handelaars, die op je afstormen zodra je de grens gepasseerd bent, en dan gaat het richting Belize City. We krijgen chips (met chili-limoensmaak: bah!) en appelsap en de videofilm "Speed" voorgeschoteld. Geen kwaad woord over Batty's bus. De film gaat over een gekaapte autobus (raar onderwerp voor een video in een autobus) en is enorm spannend, dus de tijd vliegt voorbij.

 

Om half 6 zijn we in Belize City. De sfeer is echt compleet anders dan in Mexico. Overal grote swingende negers, oude auto's, verwaarloosde huizen op houten palen: echt Caraibisch. We rijden samen met P., een jurist uit Amsterdam, met de taxi naar het Isabel Guest House in het centrum. Een mevrouw die te bang is om de deur open te doen vertelt ons dat er nog maar één kamer is, maar dat hotel El Centro even verderop waarschijnlijk nog wel kamers heeft. We hijsen de rugzakken weer op en gaan op pad. Inderdaad zijn er nog kamers, maar ze zijn zo duur dat we besluiten met zijn drieën één kamer te delen.

 

Van al het nietsdoen tijdens de reis word je nog behoorlijk moe, daarom gaan we vroeg eten en vroeg slapen. We eten een paar huizen verderop bij Marcy's. Van een andere gast krijgen we een servetje met daarop onze namen en welkom in Belize en een tekeningetje van een eilandje met een palmboom en een ondergaande zon. De mensen zijn hier echt heel vriendelijk: iedereen zegt je gedag of wil zomaar en kletspraatje maken. Het eten is heerlijk (fishballs met rijst) en het drinken welkom. Na het eten gaan we terug naar het hotel, douchen ons en kijken op de kabel-t.v. naar een deel van één van de Police Academy films. Als het echt te flauw wordt gaan we even na negenen slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 9: De speedboat naar Caye Caulker

 

Vroeg op, douchen en dan gaan we op pad. We proberen een plaats te vinden om te ontbijten, maar op zondagmorgen om 7.30 slaapt Belize City nog. Dan maar zo snel mogelijk naar Caye Caulker en daar ontbijten. We worden een speed­boat opgepraat die om 8.30-9 uur zal vertrekken. We zitten lekker, eten een halve muffin en wat chocoladekoekjes. We weten dat er om 9 uur een andere boot vertrekt en besluiten om er om 8.45 werk van te gaan maken. In de andere boot zitten vier mensen, maar volgens de eigenaar van onze boot vertrekt die boot niet voordat er zo'n 20 mensen inzitten; hij wacht in ieder geval tot zijn boot vol is. We besluiten te verkassen: 4+3 maakt al 7.

Bij de haven van Belize City

Keurig om 9.10 vertrekken we met maar 7 passagiers. Eerst varen we onder de swing bridge door (koppen inhouden, maximale hoogte ruim onder de meter) en dan met een noodgang de zee op. De boot maakt zo af en toe rake klappen op het water, maar de bestuurder lijkt te weten wat hij doet. Het gaat zo hard dat het eerder lijkt alsof je in een auto met kapotte vering zit dan in een speedboat; geen kans om zeeziek te worden. We snellen langs de verschillende Cayes tot we in de verte Caye Caulker op zien doemen. We ronden de zuidpunt van het eiland, de bestuurder geeft nog wat extra gas en we racen langs de hotels naar de aanlegplaats. In totaal hebben we zo'n 45 minuten gedaan over 33 kilometer.

 

De boot wordt uitgeladen, we betalen de bestuurder en gaan op weg naar het Tropical Paradise Hotel. We lopen over de "hoofdweg": een zandpad zonder verkeer maar wel met op iedere hoek "Stop" en "Go slow" borden. Hier wil niemand snel gaan. Het hele dorp heeft een hoog Bounty-gehalte: palmbomen, huizen op palen. Het hotel blijkt naast de begraafplaats te liggen. Een paar witte kruisen, er lijken hier niet veel mensen dood te gaan. Wij kunnen een tweepersoons cabaña krijgen en P. later een eenpersoons kamer. De cabaña staat op palen, heeft twee bedden, een ventilator en een badkamer en dat is alles wat je hier nodig hebt.

 

Bij Marin's eten we ham, eieren en Amerikaanse pancakes met bananensap en malariapillen. Vervolgens trekken we onze zwemspullen aan en gaan op weg naar het strand aan het andere eind van het eiland, toch al snel 10 minuten lopen. Vroeger was het eiland groter, maar een tropische storm heeft een gat geslagen dat "the cut" of "the split" wordt genoemd. Hier bevindt zich het enig bruikbare strand. We zwemmen, kijken uitgebreid naar de vissende pelikanen en naar uit een mangroveboom duikende jongens. We drinken cola en eten een kreeftburger. Ondanks dat ik de hele tijd in de schaduw blijf slaat de verbranding toch toe, dus shirtje aan. De dorpsgek probeert nog een sigaretje van R. te bietsen, gelooft niet dat hij niet rookt en wil zijn spullen gaan doorzoeken. Een dorpsgenoot grijpt in, geeft hem een sigaret en stuurt hem weg. Op een hekje blijft hij nog een tijdje na zitten te mopperen.

 

Eind van de middag slenteren ("go slow") we terug naar ons hotel, douchen en dan werk ik mijn dagboek bij. 's Avonds gaan we naar Marin's voor pina colada en kreeft. Om een uur op 9 slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 10: Van roggen en verpleegstershaaien

 

Om half 9 ontbijten met cornflakes en ananassap. Ondertussen luisteren we naar Radio Belize, het nieuws: (1) het is International Lion's Club week; (2) het is de week van de lichamelijke opvoeding; (3) agent Ramirez is voor een tweeweekse stage naar Panama; (4) het weer: vasteland 30°C, eilanden 30°C; (5) en tot slot de horoscopen voor vandaag.... Serieus.

 

Omdat we nog wat kaarten moeten versturen slenteren we eerst naar een kaartenwinkel en vervolgens naar het postkantoor-annex-supermarkt: een donker hol met wat blikjes en flesjes en een paar stukken vacuüm verpakte kaas, maar ze hebben postzegels (hele mooie) en flessewater en wisselgeld van BZ$100 en dat is alles wat we nodig hebben. Verder breng ik de ochtend door met een brief schrijven, cola drinken en kletsen met Greg en Anna die zijn aangekomen vanuit Tikal.

 

Tegen enen besluiten we mee te gaan met een snorkeltocht. Een zeer spraakzame eilander racet ons in vijf minuten naar het rif. De eerste stop is in vrij ondiep water: aardig koraal, leuke visjes, maar het hoogtepunt komt toch tegen het einde als onze gids druk gebaart richting een andere boot die vlakbij ligt: "Sharks and stingrays!" Ik flipper er toch maar even heen en inderdaad, minder dan een meter onder me flapperen een paar grijze stekelroggen. Opeens zie ik vanuit mijn ooghoeken een bruine schim langskomen: een 1½ meter lange, bruine verpleegstershaai komt lui langszwemmen. Er is je verteld dat ze niet gevaarlijk zijn, maar je hoopt toch dat die haaien dat zelf ook weten. Het blijft indrukwekkend en ook een beetje griezelig. De tweede stop is iets dieper water: je kunt nu echt boven het koraal drijven. We schieten R's onderwaterrolletje vol al is het lastig richten met eerst een duikmasker en dan een heel klein zoekertje. De derde stop is in water waar je niet kunt staan boven een enorm blok koraal. Ik heb mijn buik, letterlijk, vol van het zoute water en blijf aan boord, beetje kletsen met de bootbestuurder.

 

Het is al over vieren als we terugvaren naar Caye Caulker. Eerst spoel ik al het zoute water af en dan gaan we een stukje wandelen op zoek naar een zonsondergang. Via Backstreet, waar de eilanders wonen, belanden we bij de luid brommende energiecentrale van het eiland en bij de commerciële pier. De lucht is mooi rood gekleurd, maar de zon in de zee zien zakken zit er dankzij wat wolken niet in. Terug lopen we via een heuse supermarkt, waar P. water, shampoo en marshmellows koopt. We hebben vandaag de lunch overgeslagen en zijn zo langzamerhand behoorlijk hongerig, maar of marshmellows daar nou tegen helpen? We zitten dus al snel in het restaurant van het hotel voor kreeftesoep gevolgd door garnalen met friet. Verder veel kletsen, onder andere met Greg. Om kwart voor negen ga ik terug naar onze kamer, lees wat en ga om 9.30 slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 11: Bezoek van hurricane Roxanne

 

Kwart over 8 ontbijten met ananassap en bosbessenpannenkoeken. Omdat het vrij hard waait besluiten we de snorkeltocht tot morgen uit te stellen. Dan maar lezen na eerst de kaarten naar het postkantoor te hebben gebracht: volgende lichting vrijdag aanstaande. Rond half 11 begint het te betrekken: het regenbuitje van 11 uur komt eraan. Het lijkt er alleen op dat het deze keer iets serieuzer wordt. Ik hoor van één van de mannen van het hotel dat er een tropische orkaan, Roxanne, langstrekt die waarschijnlijk vanavond bij Cozumel, 300 km ten noorden van hier, aan land gaat komen. Het is een flinke dame met windsnelheden tot 110 mijl/uur en wij zitten in de uitlopers. Het is toch een stevig hurricane season geweest dit jaar: waren het er vorig jaar nog in totaal nog 11, nu zitten ze al op 17. Ik lees wat en dan gaan we T-shirtjes kopen. Na veel vergelijk koop ik een duikshirtje en R. een vissenshirt. R. is toch al totaal over de rooie wat betreft vis: eet opeens kreeft en kreeftensoep en fish and chips, nou ja!

 

Teruggekomen gaan we weer lezen, dan eten en daarna hartenjagen. Het blijft regenen en waaien. Om 15.30 besluiten we te gaan zwemmen, maar zowel P. als R. zijn er zo snel weer uit dat ik besluit maar helemaal niet te gaan. De tijd tot het avondeten vul ik met beetje lezen, beetje schrijven. Het avondeten bestaat uit pina colada, conch soup (een groot weekdier dat in plakjes gesneden wordt), pina colada, fried snapper (een vis met tandjes) en voor de heren chocoladecake toe. Na het eten ga ik nog wat lezen en dan slapen, terwijl de regen nog steeds met bakken naar beneden komt.

 

 

Terug naar het begin


Dag 12: Met hele kleine vliegtuigjes naar Flores, Guatemala

 

's Nachts word ik een paar keer wakker van de wind en de regen; 's morgens valt er nog steeds ononderbroken regen. De wind is wat gedraaid, maar de zee is nog steeds erg onrustig. Roxanne ligt 75 mijl ZO van Merida, windsnelheid 85 mijl/uur, de grens tussen Belize en Mexico is dicht en er is een waarschuwing voor lichte boten om de zee te mijden. We zien het totaal niet zitten om nog een dag naar de regen te gaan zitten staren, dus we denken serieus na over vertrekken. Aangezien de bootjes vandaag niet varen en we geen idee hebben hoe met name het Guatemalteekse deel van de weg naar Flores zich houdt onder al die regen, lijkt vliegen het enige alternatief. Het is en blijft alleen onduidelijk of er gevlogen wordt van Belize City naar Flores. We besluiten in ieder geval van Caye Caulker naar Belize City te vliegen, dan zien we daar wel weer verder.

 

Om 12 uur vertrekken we vanaf het hotel en lopen in een klein kwartier naar de airstrip: een strook zand dwars over de zuidkant van het eiland met bij het begin een bord dat het verboden is voertuigen op de landingsbaan te parkeren. We checken in en wachten in de vertrekkamer annex radiokamer.

 

Onze CessnaTegen enen worden onze rugzakken in een kleine Cessna van Island Air geladen en vraagt een Oostaziatisch uitziende piloot of we meegaan. We zijn de enige drie passagiers in een 1-motorig, 6-persoons propellervliegtuigje. Ik zit schuin achter de piloot en kan alles goed zien. Dit is echt vliegen: op een hoogte van 200-250 m vliegen we over de blauwe zee en groene moerassige eilanden. Na een kwartiertje zijn we bij de International Airport van Belize: een grote naam voor een -geasfalteerde, dat wel- landingsstrip en één gebouw. Het landen is prachtig: je ziet door de voorruit de landingsbaan steeds dichterbij komen tot de zoemer gaat en je geland bent.

 

We lopen door de ingang voor de lokale vluchten, die uitkomt bij de balie van Tropic Air, de maatschappij die op Flores vliegt. Mooier kan niet. Was het op Caye Caulker nog onduidelijk of de vlucht wel doorging, nu kunnen we zonder mankeren drie tickets voor de vlucht van half drie kopen. We gaan door de veiligheidscontrole, wat nog een hele toer is omdat P. steeds "afgaat". Het blijkt het gevolg van de metalen haakjes aan zijn bergschoenen. We kijken wat rond in de taxfree shops in de vertrekhal. P. koopt een T-shirt, een boek, M&M's en hele chemische snoepjes.

 

Tegen half drie gaan we aan boord van een iets groter toestel met zelfs een piloot èn een co-piloot. Ik zit weer eerste rij. We vliegen dit keer op een hoogte van 4700 voet (1400 meter) en hebben zelfs een regenradar, waarop de zware en minder zware buien te zien zijn. Onder ons is het groen met bruine rivieren en wegen en in Belize soms wat landbouw. Na 45 minuten zien we de airstrip, maken een rondje boven Lago Peten Itza, waarbij we heel mooi om het eiland Flores heencirkelen, en zetten de landing in.

 

De douane bestaat uit een ongeïnteresseerde en ongeuniformeerde jongeman. In de aankomsthal worden we bestormd door minibuschauffeurs die ons allemaal naar ons, en bij voorkeur het door hen voorgestelde, hotel willen brengen. We wisselen eerst geld voor een ons inziens hele acceptabele koers (1 US$ = 5.85 Quetzal) en gaan dan met de minst pushy chauffeur mee. Het eerste stuk is de weg nog redelijk, maar al snel is het hotsen geblazen over onverharde wegen met stenen en kuilen. We rijden over de dam die Flores met het vasteland verbindt en na een sluiptocht door wat steegjes komen we bij hotel Peten, ons aangeraden door Greg. Het hoost hier zo nodig nog harder dan in Belize dus we snellen naar binnen.

 

Gelukkig hebben ze nog precies twee kamers. Onze kamer heeft uitzicht over het meer, maar dat is met dit weer ook alleen maar een grijze, druipende, droefgeestige bedoening. We proberen een planning te maken en gaan dan om een uur of 6 op zoek naar El Bistro de Flores, die onvindbaar blijkt. Dan maar bij La Mesa de Maya (de Mayatafel) naar binnen. We eten gebakken kip met lekkere rijst en nemen een cola voor de malariapil. Om even over achten zijn we terug in het hotel. Ik schrijf en lees want en ga dan om 10 uur met regen slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 13: Nog meer regen en boerenbridge

 

En word om 6.20 met regen wakker. Geen Tikal vandaag. Het lijkt wel iets minder grauw dan gisteren. Eerst maar eens ontbijten. Vervolgens regelen we de vlucht van overmorgen naar Guatemala City en lopen dan -nog steeds met regen, maar niet zulke dikke druppels als gisteren- het eiland rond. Flores is een oude Mayavesting in het Peten Itza meer. Het midden van het eiland is hoger en daar staat tegenwoordig een grote kerk: katholiek, maar toch vrij kaal van binnen. We slenteren terug richting hotel, drinken onderweg wat en gaan dan, in afwachting van beter weer, boerenbridge spelen. De voornaamste taak voor vandaag is P. verslaan (wat uiteindelijk ook lukt). Het wordt steeds lichter en na elven houdt het zowaar -meestentijds- op met regenen.

 

Tussen de middag eten we lekkere soep en matige spaghetti bij El Jacal. Op de terugweg naar het hotel kopen we een kaart van Flores, een sticker met de vlag van Guatemala en, voor mijn nichtje, een stoffen papegaai op een stokje. Voor P. kopen we een setje worry dolls als hulp bij de zware reis naar Palenque. 's Middags spelen we nog meer boerenbridge. Het weer blijft zich maar verbeteren. Tegen vieren komt er een grote reisgroep Nederlanders en Belgen van Baobab binnen. Op het balkon staand luisteren R. en ik de groepsbriefing over Tikal af. Vervolgens boeken we met z'n drieën transport naar Tikal voor morgenochtend 4 (!) uur. We slaan water, koekjes en colakauwgum in, spelen alweer een potje boerenbridge en gaan tegen half 7 in restaurant El Jacal eten. Ik neem heerlijke kip met honing en een groot glas versgeperst sinaasappelsap. Om 8 uur gaan we terug, maken alles in orde voor morgenochtend vroeg en dan ga ik slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 14: Zonsopgang in Tikal

 

Vanaf 3 uur komt het hotel tot leven: een grote groep Nederlanders die ongemerkt vertrekt, dat kan natuurlijk niet. Om 3.30 gaat ook onze wekker af, douchen, aankleden en naar beneden. Voor de doorgewinterde junks is er koffie met broodjes. Om 4.10 komt de minibus. We rijden naar reisbureau San Juan in Santa Elena, het vasteland bij Flores, waar er wat mensen uit moeten en er anderen bij mogen, erg onduidelijk allemaal. Dan scheuren we naar Tikal, waar we om 5.20 aankomen.

 

Het begint al ietsje licht te worden als we op pad gaan. Het is behoorlijk nevelig en we lopen over glibberige paden door de jungle richting Tempel IV, dé zonsopkomsttempel bij uitstek. Het wordt steeds lichter en als we op de Grand Plaza aankomen besluiten R. en P. dat je beter de zon op kunt zien komen terwijl je met 4 mensen op Tempel II zit dan met 80 kwetterende toeristen op Tempel IV. Ik blijf beneden en geniet van de geheimzinnige sfeer op de Grand Plaza. Het plein met groen gras en stèles is omgeven door torenhoge gebouwen die ook nog eens heel steil zijn. Dit alles dan heiig en met de geluiden van de ontwakende jungle maakt het heel speciaal.

 

Via Tempel V en de zuidelijke acropolis lopen we naar de Plaza van de Zeven Tempels. De "weg" bestaat uit paden door de jungle die op dit tijdstip nog bezaaid zijn met spinnewebben. Zo af en toe rijst er dan opeens een torenhoge ruïne, die helemaal overwoekerd is, op uit de jungle. We klauteren over een muur en belanden op de Plaza van de Zeven Tempels. Op het plein zit een tepezquintel of agouti. Op de trap van één van de tempels lezen we een stukje over dit plein, drinken wat water en eten een paar (zachte) mariakaakjes. Er is verder niemand in zicht en de enige geluiden zijn die van de jungle en van een paar kleine toekans.

 

We lopen door naar het volgende plein, El Mundo Perdido, De Verloren Wereld. Het is een uitgebreid complex met twee piramides, waaronder één hele flinke, en verder een aantal zwartbemoste/-algde tempelcomplexen. Hier zien we een paar authentieke kalkoenen. Door de jungle lopen we via Tempel III naar het Vleermuispaleis. Hoog boven ons in de bomen zien we onze eerste apen, die met luid geraas van boom tot boom gaan.

El Mundo Perdido 's morgens vroeg

We lopen door naar Tempel IV, de hoogste tempel van Tikal. Vanaf deze tempel heb je een fantastisch uitzicht over de jungle en de andere tempels. Het enige probleem is dat de beklimming via ladders, lianen en boomwortels gaat. Niet bepaald ideaal voor iemand met een gekwetste knie èn een gekwetste hand. Dus terwijl P. en R. zich omhoog hijsen ga ik beneden op een steen zitten. Ik verjaag de vliegen, bestudeer de vlinders met vleugels zo groot als je handpalm en kijk hoe een ondernemende knaap zijn frisdranknering opstart aan de voet van de tempel. Niet slecht gekozen zo'n plaats, temeer daar het water al van je afgutst als je stil in de schaduw zit. Als de heren weer terug op de begane grond zijn, zijn we dan ook zijn eerste klanten.

 

We gaan er vandaag echt helemaal voor, dus lopen we door naar de noordelijke complexen. Het is een wandeling van ongeveer een kilometer over een glibberpad (veel algen zo aan het eind van de regentijd) met heel wat hele grote, witte rupsen. De tempels zijn mooi, maar we worden echt opgevreten door de muggen en andere bloedzoekers, dus na een paar snelle foto's en een insmeersessie met anti-mug gaan we weer verder.

 

De volgende stop is complex Q dat voor driekwart gerestaureerd is. Hier is mooi de opbouw van een typisch tweeling-tempelcomplex te zien. Oost en west staan piramides met voor de oostelijke piramide stèles. Bij dit complex is de oostelijke piramide gerestaureerd, terwijl ze de westelijke in zijn oorspronkelijke, geruïneerde, overwoekerde staat gelaten hebben, zodat je het verschil goed kunt zien. Noord en zuid georiënteerd staan twee lage gebouwen. We lopen terug naar de Grand Plaza, die inmiddels ingenomen is door een motormaaier en groepen toeristen met rare hoedjes die in de bloedhitte racewedstrijden tegen Tempel II op houden. Ietsje andere sfeer dus...

 

Als gezegd is het inmiddels bloedheet. We besluiten dan ook terug te gaan naar het Visitor's Centre voor drinken en een vroege lunch. Onderweg kopen we ook nog blikjes bevroren perensap. Om 11 uur zitten we in de schaduw aan de spaghetti bolognese. Vervolgens gaat P. kaarten schrijven en zijn R. en ik zoet met T-shirts kijken, maquette kijken en originelen van stèles kijken, die overdekt staan opgesteld. Om half 1 lopen we naar één van de kleine restaurantjes, waar ik tot 2 uur in het gras zit te spelen met een klein grijs-wit katertje.

 

Even voor tweeën stopt er een minibusje van de San Juan travel agency en gaan we met 9 passagiers op weg naar Flores. Ik zit naast de chauffeur en kan goed zien hoe we eerst door het park razen -de weg is goed en de chauffeur lijkt te weten wat hij doet- en vervolgens door een aantal dorpjes en finca's (plantages) met na's (Mayahutten), magere paarden, dom overstekende honden en zelfs een keer een kudde koeien met twee echte cowboys.

 

Om even over drieën zijn we weer bij het hotel: tijd voor een welverdiende douche en daarna een flinke was doen. Daarna lig ik op mijn bed onder de ventilator te schrijven en de rest van de vakantie voor te bereiden. Tegen zevenen gaan we op weg naar El Grand Jaguar om te eten. Daar aangekomen blijkt het binnen warm en muf te zijn, de muziek staat ons niet aan en het eten ziet eruit als een aanval van reizigersdiarree. Dan maar naar onze oude, vertrouwde El Jacal voor een mega-fruitsalade, kip in honing en jugo de naranja.

 

Na het eten nemen we afscheid van P., die morgenochtend om half 5 aan de reis richting Palenque gaat beginnen. Tot half 10 schrijf en lees ik in mijn dagboek. Ik bel mijn collega in Guatemala City om te vragen of we zondag zijn e-mail kunnen gebruiken. Hij heeft via de secretaresse een bericht gehad dat onze ouders zich zorgen maken in verband met tropische stormen en zo. Of we een teken van leven kunnen geven. Na half 10 lig ik nog een uur wakker met een jeukende, want vervellende, rug.

 

 

Terug naar het begin


Dag 15: Door de lucht naar Guatemala City

 

Om half 6 worden we wreed gewekt door knallen die, halfwakker als we zijn, nog het meest op geweervuur lijken. Het blijkt vuurwerk voor een verjaardag te zijn. Tot half drie hebben we volop de tijd om te luieren. Na het ontbijt, dat we op het terras met uitzicht over het meer nuttigen, gaan we een rondje Flores doen. We hobbelen van souvenirshop naar souvenirshop en vergelijken aanbod en prijzen, gewoon om een idee te krijgen. We verplaatsen ons van schaduw naar schaduw, omdat het weliswaar pas ochtend is, maar al ontzettend warm. Uiteindelijk scoor ik twee tassen en R. een houten armband voor zijn moeder. De rest van de ochtend luieren we op het terras van het hotel.

 

Om 12.15 nemen we een douche en pakken onze rugzakken in. Tegen enen gaan we in restaurant La Jungla eten. Eerst is er helemaal geen personeel, maar de spaghetti a la carbonada -zoals dat hier heet- is de moeite van het wachten zeker waard. Tegen tweeën lopen we nog even langs de souvenirwinkel, die 's morgens niet open was. R. had hier een paar dagen geleden een op het eerste gezicht mooi masker gezien, maar bij nadere beschouwing heeft het "rare tandjes" dus afgezien van een leren armbandje voor mij levert het bezoek niets op.

 

Terug in het hotel gaan we nog wat lezen, hijsen vervolgens de rugzakken op en gaan op zoek naar een taxi. De zoektocht duurt niet erg lang: al bij de deur van het hotel staan twee freelance (want zaterdag, schnabbeldag) taxichauffeurs, die geheel synchroon vragen: "Taxi al aeropuerto?" En op onze vraag wat dat kost vervolgens, alweer synchroon, antwoorden: "Veint quetzales". We gaan met de voorste auto mee, een ongelofelijk oud brik dat start door twee draadjes kort te sluiten, geen schokbrekers, meters of bodemplaat meer heeft, maar het rijdt tot de luchthaven.

 

Het inchecken gaat snel en dan hebben we nog 80 minuten voor een blikje fris, een paar souvenirshopjes (meer van hetzelfde) en een aantal zeer aanhoudende schoenpoetsertjes, die goed werk hebben aan alle bemodderde schoenen die uit Tikal komen. Stipt om 4 uur mogen we instappen in een BAC-11 (middelgroot vliegtuig) van Tikal Jets en vertrekken we voor de vlucht van 30 minuten naar Guatemala City. Onderweg krijgen we zelfs nog een plastic bekertje cola of fanta. Om 16.45 landen we in Guatemala City na het aanvliegen over een eindeloze hoeveelheid huizen.

 

Er is geen aankomst- of vertrekhal te bekennen, laat staan een bus, dus we delen een taxi (alweer freelance)een Japanner en zijn moeder en rijden voor Q40 naar Hotel Colonial in Zona 1, al met met al nog een flink eind rijden. We hebben de keus tussen een grote, dure kamer met privédouche of een kleinegoedkopere kamer met douche en w.c. op de gang op drie stappen van de , US$10 kamerdeurongeveer verlaten, dus we kiezen voor de laatste optie. Na een korte pauze . Het hotel lijkt zo gaan we op zoek naar een restaurant. Mijn collega heeft ons gewaarschuwd voor de onveiligheid op straat dus we blijven in de buurt van ons hotel. Je kunt goed merken dat Guatemala City op 1500 m hoogte ligt de eerste keer tijdensde vakantie dat het echt lekker koel is. Na een tocht langs het hoofdbureau van politie (een Florentijns uitziend gebouw) en heel veel helverlichte winkels belanden we tenslotte bij het chique restaurant Altunawaar we heerlijke gepaneerde kotelet eten met flan toe. Om een uur of acht zijn we terug in het hotel. Ik schrijf wat en ga dan slapen in een klein, bobbelig bed.

 

 

Terug naar het begin


Dag 16: De bus naar Panachajel

 

Half 8 op, douchen onder een douchekop met elektrische bedrading om het water te verwarmen (beetje eng) en dan naar het zo goed als lege cafetaria voor het ontbijt, dat geserveerd word door maar liefst drie señoras, maar het zijn dan ook lekkere panqueques. Ik weet niet of het door alle honing komt die we bij de pannenkoeken krijgen, maar de stoelgang is nog steeds niet hinderlijk in de war.

 

Om half 9 bel ik mijn collega Ricardo en pakken we onze spullen, checken uit en wachten beneden. Na een hartelijke begroeting en de overdracht van de fles jenever (scheelt ook weer een pond) gaan we in zijn prachtige, blauwe fourwheeldrive op weg naar de Universidad del Valle de Guatemala. Ricardo neemt ons mee voor een sightseeing toer: de Plaza Mayor, de armere buurten, de grote boulevards, de hele rijke zonas, een weg de bergen in met prachtig uitzicht over de eindeloze grootte van Ciudad de Guatemala en dan naar de universiteit.

 

Het eerste wat opvalt zijn de grote aantallen Amerikaanse schoolbussen. De universiteit is een uitvloeisel van de Amerikaanse school en dat is te zien: opbergkastjes, schoolbussen en veel sportfaciliteiten. De highschool is groot, de universiteit relatief klein met 800 studenten, maar heeft een relatief zware ß-sectie. We krijgen alle laboratoria te zien: goed geoutilleerd. Op Ricardo's kamer schrijven we e-mails aan de familie, maar de lijn met de netserver is constant bezet, dus Ricardo zal het later op de dag nogmaals proberen. Ondertussen vertelt Ricardo over zijn voortgang binnen het establishment van Guatemala en Midden-Amerika.

 

Rond 11 uur vertrekken we weer en na enig gezoek in een behoorlijk ongure buurt vinden we de Rebulli busloods. Binnen 5 minuten vertrekt er een brik richting Panajachel. We nemen afscheid van Ricardo en laden onze rugzakken in. We rijden een klein stukje en stoppen dan een kwartier voor het opnemen van meer passagiers en dan begint het hele circus weer: bedelaars, ijsverkopers, snoepverkopers, meer ijsverkopers en de bladenman. Naast me zit een mevrouwtje met een duif op schoot: dat zal het avondeten wel zijn. We hobbelen de stad uit, onderweg nog meer mensen oppikkend. Er wordt bedenkelijk naar onze bagage gekeken, maar dat wordt minder als we aanbieden voor drie te betalen. Als puntje bij paaltje komt willen ze voor vier vergoed krijgen, maar zo zijn we niet getrouwd, dus ik betaal voor drie (Q30) en ga op verdere verzoeken niet in. We rijden over de Panamerican Highway: een tweebaans asfaltweg vol gaten en dit is dan zo ongeveer de beste weg van Guatemala. Het landschap maakt veel goed: groen, bergachtig en ook regenachtig. Er vallen een paar fikse buien (goed dat de bagage niet op het dak ligt), maken een tankstop met draaiende motor, pikken mensen in klederdracht op die naar de markt zijn geweest en hobbelen zo in 3 uur naar Solola. De resterende 8 kilometer gaat steil naar beneden richting Panajachel aan het Lago de Atitlan.

 

In Panajachel lopen we door dé toeristenstraat (Calle Santander met links en rechts talloze kraampjes met geweven en geborduurde stoffen, tassen, riemen, leer en andere huisvlijt) naar een soort bungalowpark. Volgens de Lonely Planet Guide was het leuk, maar wij vinden het donker, muf, sober en ook niet erg schoon. We kijken verder en belanden uiteindelijk in Posada Los Volcanos aan de Calle Santander: een aardige eigenaar, 10% korting en een mooie, gloednieuwe kamer met t.v. en warme douche. Morgen kunnen we doorschuiven naar een kamer met twee bedden.

 

We gaan eerst wat eten en lopen dan naar het meer, waar we wat rondkijken. Lago de Atitlan is een vulkaanmeer, maar de vulkanen zijn op dit moment van de dag verscholen in de wolken. 's Avonds eten we in het Sunset Café, niet geweldig qua eten maar de bluesmuziek en de atmosfeer maken veel goed. Ook in Panajachel, wat toch een toeristenplaats bij uitstek is (de bewoners noemen het niet voor niets Gringotenango), zijn er op dit moment relatief weinig toeristen: we zitten echt volkomen buiten het toeristenseizoen. Na het eten lopen we wat rond en vanaf 9 uur kijken we t.v.: "The remains of the day" met Anthony Hopkins en Emma Thompson. Om half 12 gaan we slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 17: Met de boot rond het Lago de Atitlan

 

Zeven uur gaat de wekker en mag R. zich gaan scheren, dat scheelt mij weer 20 minuten. We ontbijten bij Deli 2 met de inmiddels bijna traditionele pannenkoeken: voor ons geen cholesterolvergiftiging deze vakantie.

 

Daarna halen we onze spullen op en gaan naar de aanlegplaats van de boten. We willen vandaag een "tres pueblos" toer maken, waarbij we met de boot naar drie dorpen rond het meer varen: San Pedro de la Laguna, Santiago de Atitlan en San Antonio Palopo. Om even over half 9 vertrekken we met zes mensen: 2 Italianen, 2 Chilenen en wij. Het eerste stuk van 45 minuten zitten we onder de overkapping, maar dat is behoorlijk koud. Het uitzicht vergoedt veel: het Lago de Atitlan is een kratermeer, heel groot en heel diep met vulkanen en bergen van gestolde lava rondom.

 

Vanaf de aanlegsteiger in San Pedro loopt het steil omhoog naar het eigenlijke dorp. Geen toeristenstalletjes hier, wel steile straatjes met kinderkopjes, heel veel kinderen, een kleine markt met voornamelijk vis, groente, fruit en zeep en een schoolplein met basketballende tieners en voetballende lagere school jeugd. Voetbal gebeurt hier met een harde, holle, plastic bal in de kleuren roze, groen of blauw, op teenslippers en met veel passie.

 

Na een verblijf van een uur gaan we door naar Santiago de Atitlan. We varen langs de hellingen van de Volcano San Pedro, die, ondanks het feit dat ze heel steil zijn, voor een groot deel beplant zijn met maïs en andere gewassen. Santiago is andere koek dan San Pedro: zodra we de boot verlaten hebben worden we belaagd door verkopers (m/v) van allerhande souvenirachtigheden en ook hier zijn, net als in Panajachel, overal langs de hoofdweg van het dorp stalletjes. Voor 1 quetzal koop ik van een klein meisje twee vogelfluitjes. In het dorp lopen we over de markt en bezoeken de kerk. De kerk is een grote rechthoekige ruimte, versierd met stroken vitrage en ballonnen. Langs de muren staan beelden van heiligen, Jezus, Jozef en Maria, ieder met zijn eigen, gekleurde (meestal roze) jas van een soort nylonstof aan.

 

De laatste drie kwartier van ons twee uur durend verblijf zitten we bij een restaurant met uitzicht op de baai. Het eten laat nogal op zich wachten, maar als het dan eindelijk komt is het ook goed. We verbreken het wereldrecord patat eten voor gevorderden, rekenen af en zijn precies om half 1 terug bij de boot.

 

Op naar San Antonio. De bestuurder, Miguel, heeft twee meisjes aan boord genomen die terug moeten naar Panajachel. Het ene meisje vindt hij duidelijk erg leuk, dus hij zit een beetje te binken met de boot. We varen langs afgelegen, grote huizen met prachtige uitzichten over het meer: waarschijnlijk de buitenhuisjes van de Langdurig Echte Maxima uit Guatemala City.

 

San Antonio ligt prachtig boven het meer. In R.'s Trotter gids staat "..Hier geen souvenirwinkeltjes of toeristenkraampjes, alleen de natuurlijke sfeer van een dorp waar het leven zijn gewone gang gaat. Ga rustig rondneuzen in verborgen hoeken en stille gangen en je vindt kleine binnenplaatsen waar vrouwen zitten te weven. Men zal je gemakkelijk -hoewel misschien wat schuchter- voorstellen binnen te komen en naar het weefwerk te kijken.." Hoezo, schuchter? Vanaf de boot worden we belaagd door vrouwen en kinderen met hun weef-, vlecht- en borduursels. Het dorp is mooi, iedereen -zowel mannen als vrouwen- loopt in traditionele dracht, maar je wordt op den duur simpel van het niet aflatende aanbieden van allerlei koopwaar. Op de trap van de kerk is het uitzicht prachtig en ik kan inmiddels zo verveeld "No" zeggen dat ik relatief met rust word gelaten. Langs hele steile trappetjes/paden gaan we terug naar de boot en op weg naar Panajachel.

 

Er is inmiddels een fiks briesje opgestoken en er is dan ook aardig wat deining. Bij Santa Catarina maken we een ererondje omdat de bal van één van de dorpelingen in het water is gevallen en zo komen we tegen drieën aan in Panajachel. De volgende stops zijn het telefoonkantoor (herbevestigen terugvlucht R.) en de bank. Ik wissel vier cheques van US$50 in onder het toeziend oog van vier gewapende bewakers, waarvan er één pal voor mijn neus vervaarlijk met een semi-automatisch geweer staat te goochelen. Nadat de kassier negen (9, nueve!) keer geteld heeft of het inderdaad vier cheques waren krijg ik een flinke stapel briefjes van 50 en nog wat klein grut. Volgende stop is de bookshop voor R.: niks. We drinken een bananenyoghurtdrank in een vegetarisch restaurant, gerund door een Amerikaanse. Er zijn hier in de loop der jaren heel wat gringo-hippies blijven hangen. Ze zijn herkenbaar aan hun lange haren, baarden, versleten sandalen en tatoeages. Na de drankpauze gaat R. door met zijn zoektocht naar een geschikt boek en ik ga terug naar het hotel voor een plas- en schrijfpauze.

 

Om half zeven gaan we weer op pad. Eerst zoeken we de Rancho Grande Inn, waar ik vier kamers voor volgende week moet reserveren. Als we er aankomen is het al donker dus morgen terug. We zoeken eerst een restaurant aan de hoofdstraat, maar 1 is dicht, 1 leeg en 1 te duur, dus dan maar door naar de Grapevine. Voor Q20 eten we groentesoep met heerlijk knoflookbrood, kip met frietjes, rijst, guacamole en salade, meer knoflookbrood en een klein stukje cake toe. Zo goedkoop hebben we tot nu toe 's avonds nog nooit gegeten. Alleen de muziek (hele weeë keyboardmuzak) is erg mis. Na het eten lopen we terug naar het hotel, ik schrijf mijn dagboek en ga om half 10 slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 18: De markt in Solola

 

De bedden zijn heerlijk, de lakens zacht en buiten is het zo fris dat je een deken nodig hebt, maar om 7 uur gaat de wekker alweer. Na het douchen lopen we naar Deli 2, maar dat is dicht. Dan maar eerst de was afgeven aan een aardige, oudere señora en daarna onder de bomen bij Deli 1 ontbijten.

 

Om half 9 lopen we naar het "centrum" van Panajachel. Er staat een hele volle bus naar Solola klaar, maar er komt ook net een praktisch lege bus aanrijden. Dan maar wat later op de markt, een zitplaats is ook wat waard. De bussen in Guatemala zijn oude, Amerikaanse schoolbussen, dus de beenruimte is nihil. Het is gelukkig maar een kort ritje en om 9 uur staan we op het centrale plein bij de kerk van Solola.

 

De markt in SololaDe sfeer op de markt is geweldig, overweldigend. Overal mensen, grotendeels in traditionele kleren, die kopen en verkopen. Maïs, groenten, fruit, vis, plastic emmers, zeep, horloges, versgemalen koffie, borduurgaren, kleding, cassettebandjes, kippen, hanen, kalkoenen, kuikens, hondjes, pennen, batterijen, schoenen, riemen, ijsjes, snoep. Geluiden uit luidsprekers die wondermiddelen en tweedehands kleding aanprijzen. Geduw van mensen die nauwelijks tot je borst reiken. Starende kinderen. Een zee van rode blouses, zwartige sarongs en manden met gekochte of te verkopen waren die op het hoofd gedragen worden. Al het geld dat verdiend wordt gaat onmiddellijk de b.h. in. Op een terrasje een paar treden boven het gewoel drinken we een Pepsi. Ik kan de enorme fles -ze stoppen hier 354 ml in een flesje- maar half op en geef de rest, met een nieuw rietje, aan een klein jongetje dat mij al zeker een kwartier aan heeft staan te staren en ondertussen ook nog op zijn haan moet passen. Hij is te verbouwereerd om te bedanken, maar slaat het aanbod toch niet af.

 

Als we om 10.15 de markt voor gezien houden lopen we verder Solola in op zoek naar een mooi uitzichtpunt over het Lago de Atitlan. We komen via de observatiepost van Minugua, de VN operatie ter bescherming van de mensenrechten in Guatemala, uit bij de begraafplaats aan de rand van de stad. De meeste doden liggen hier "begraven" in bouwsels met kamers boven en naast elkaar. De hele begraafplaats maakt een lichtblauwe en lichtgroene indruk en is, zoals begraafplaatsen overal ter wereld, vredig en gelegen op een prachtige lokatie.

 

De bus terug naar Panajachel is heel erg vol, maar de reis duurt gelukkig maar een kwartiertje en dan mogen we de benen, billen en schouders weer uitvouwen. We gunnen onszelf een uitgebreide, dure lunch bij Chisme en lopen dan via de Rancho Grande Inn (vier kamers gereserveerd voor volgende week) terug naar het hotel. De rest van de vroege middag vul ik met schrijven, t.v. kijken en wat drinken.

 

Tegen drieën gaan we op jacht naar vervoer voor morgen. Het openbaar vervoer is langzamer en oncomfortabeler, maar veel goedkoper (Q10 i.p.v. Q60) dan de toeristencharter. We vinden het verschil wel erg groot en zo ver is het nou ook weer niet dus we besluiten in principe het openbaar vervoer te nemen, tenzij het morgen zeikt van de regen. Op de terugweg koopt R. na wat afdingen een paar vrolijke bretels. Het afdingen gaat hier heel soepel: of we worden steeds beter of we betalen te veel. Als we weg willen lopen begint het te druppen. We schuilen eerst even, maar lopen dan weer door. Opeens begint het me een partij te hozen! Onder een afdak wachten we tot het beter zal worden. Als het na een minuut of 20 iets minder hard regent rennen we met soppende sandalen terug naar het hotel; de straatkanten zijn in rivieren veranderd.

 

Om vijf uur gaan we de was ophalen. We lopen net: weer regen, maar nu zijn we voorbereid. De was is keurig gedaan. Terug naar het hotel en tot 7 uur schrijven. We gaan eten in een klein restaurantje, waar een hond met hele droeve ogen naast onze tafel op afvallertjes zit te wachten. Hond zijn in Guatemala is geen pretje: je wordt geslagen en geschopt en gestenigd. Terug in het hotel op de t.v. een staartje van een honkbalwedstrijd gezien en na afloop gaan slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 19: Posada Asjemenou in Antigua

 

Zeven uur op, douchen, pakken, ontbijten en dan naar de hoofdweg voor een bus naar Chimaltenango. Pas na een uur, om half 10, komt er een bus, die bovendien eerst gereviseerd moet worden. Om 9.45 rijden we een ererondje door Panajachel en gaan op weg. Het eerste stuk naar Solola zijn de uitzichten op het Lago de Atitlan prachtig; door alle regen van gisteren is het nu heel helder en zijn er praktisch geen wolken. Na een stop in Solola rijden we via Los Encuentros naar Chimaltenango. De buschauffeur heeft er zin in: het gaat flink snel en alle bochten worden met maar één hand aan het stuur genomen. We rijden door het hoogland van Guatemala: maïs, aardappelen, groente en varkens op een hoogte van 2000 m. Wel lekker fris, overigens. Om bij twaalven worden we voor Q8 p.p. 70 km verderop afgezet bij het kruispunt naar Antigua. Binnen 5 minuten zitten we in een hele volle bus richting Antigua. Het eerste stuk is de ultieme test voor onze vullingen en tussenwervelschijven, wat een gaten in de weg! Daarna gaat het gladder en zo staan we na ongeveer een half uur op het busstation van Antigua.

 

We worden onmiddellijk bestormd door allemaal mannen, die wel een "sjiep praiz" hotel voor ons weten: NO! NO! NO! NO! NO! We lopen zelf naar Posada Asjemenou, uitgekozen op de naam. Het is een oud koloniaal Spaans huis met ruime kamers rond een centrale tuin. Eerst een plasje en dan eten. We lopen naar restaurant Doña Luisa Xicotencatl (hoe verzin je zo'n naam?), waar ze de beste koffie van Antigua zouden hebben, maar volgens R. is het het slapste bakkie van Midden-Amerika. Het pizzabrood is wel lekker en twee grote bellen drinken later ben ik weer in staat tot lopen naar het andere eind van de stad.

 

Eigenlijk is Antigua meer een uit de hand gelopen dorp: veel geruïneerde gigantische Spaanse kerken in een vrij klein stadje, dat wel eens de hoofdstad van Guatemala was, maar door in totaal 16 aardbevingen, overstromingen en branden werd teruggeworpen. We lopen naar Casa K'ojom, een museum van oude Mayagewoonten. In 1984 realiseerde de stichter zich dat in de moderne maatschappij de oude Mayagewoonten tot uitsterven gedoemd zijn. Hij is allerlei voorwerpen en muziekinstrumenten gaan verzamelen en heeft de muziek vastgelegd en dia's en video's gemaakt van de feesten, processies en dansen van de diverse Indianenstammen. Heel aardig om te zien allemaal. Ik koop ook nog een sambabal voor mijn nichtje (zullen mijn zus en zwager blij mee zijn!)

 

We lopen terug via het monument voor de dichter Landivar en gaan in het Café Contesa aan het centrale plein wat drinken en taart eten: we hebben tenslotte Q100 bespaard op ons vervoer vandaag. Alle huizen hebben hier grote binnenplaatsen, dus er is plaats te over voor leuke restaurantjes en cafeetjes. Via een boekhandel terug naar het hotel. We schrijven en lezen en gaan tegen half 8 naar restaurant El Fondo de la Calle Real; niet dat ik erg veel trek heb na het enorme stuk taart van vanmiddag, maar een kom goed gevulde soep krijg ik nog wel weg. Om 20.45 verlaten we het restaurant. De straten zijn uitgestorven, evenals het Parque Central. Bovendien hebben we meegekregen dat de straten van Antigua na 9 uur 's avonds niet echt veilig zijn, dus we gaan weer snel terug naar het hotel. Ik ga lezen, luisteren naar het gekwebbel van de señoras in het naast ons gelegen café (de keuken grenst -met een open verbinding in ons plafond- aan onze badkamer) en om 10 uur slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 20: Heel veel kerken en een volksfeest

 

Kwart over zeven wordt R. met een schok wakker: de dikke houten deuren in onze kamer-zonder-ramen houden al het licht buiten. We hebben voor vandaag een uitgebreide sightseeing van Antigua op het programma staan. Na het pannekoekenontbijt gaan we op pad. Antigua was de eerste Spaanse hoofdstad van Guatemala en de Spaanse godsdienstwaanzin van de 16e eeuw straalt er aan alle kanten van af: overal (ruïnes van) kerken en kloosters.

 

Las Capuchinas in AntiguaWe beginnen bij het Colegio de San Jeronimo, maar daar moeten we Q10 toegang betalen en dat vinden we toch wel wat veel voor wat brokjes. We lopen er omheen, maken een foto door een getralied raam en gaan dan naar La Merced, een grote kerk met een gele gevel, die door een banketbakker ontworpen zou kunnen zijn zo veel frutsels en fratsels zitten erop en eraan. Voor Q0,50 kunnen we ook nog de ruïnes van het klooster bezoeken. Een binnenplaats met enorme, bloeiende bougainville en een gigantische fontein met daar omheen restanten van een klooster: een galerij met wat bogen.

 

Door naar Las Capuchinas: ook Q10, maar als we het kaartje kopen blijkt het voor 4 sites, inclusief San Jeronimo, geldig te zijn. Het complex van de Iglesia y Convento de nuestra Señora del Pilar de Zaragoza, kortweg Las Capuchinas, is nu in gebruik als hoofdkwartier van de dienst ter bescherming van Antigua. In diverse delen zijn kantoren gevestigd, maar we kunnen nog naar hartelust dwalen over binnenplaatsen en galerijen. Er is een rond bouwsel met de cellen van de nonnen: een klein gangetje met plaats voor 3 planken en een poepgat en een kamertje van 2½ x 3½ m met een raam, een nis voor een religieus beeld en verder plaats voor een bed en een bidstoel.

 

De volgende stop is de Iglesia y Convento de Santa Clara. Prachtig: niet vanwege de brokstukken of de obligate fontein, maar vanwege de binnentuin met bloemen in alle kleuren van de regenboog. We zitten een beetje te dromen tussen de bloemen en gaan daarna door naar San Francisco, een kerk die we niet ingaan vanwege onze korte broeken. Bovendien slaat de kerkemoeheid hard toe. We kopen een blikje fris en drinken dat op in het parkje bij Santa Clara.

 

We lopen terug naar het hotel via het Parque Central. Er is een wielerkoers bezig (de Vuelta de Guatemala) en het is een kakofonie van auto's met luidsprekers, maar er is geen fietser te bekennen. We lopen snel door naar het hotel, halen onze spullen op en gaan naar de bank. Dan de spullen weer terug naar het hotel en in de kluis en dan heerlijke tagliatelle eten in één van de vele binnenplaatsrestaurantjes, die Antigua rijk is.

 

Van 2.15 tot 3 uur bezoeken we Casa Popenoe, een oud koloniaal huis dat in de oorspronkelijke stijl is ingericht. Veel donker hout en wijnrood satijn, overal Onze Lieve Heer of op z'n minst een heilige aan de muur, grote bedden, een galerij met houten banken, een keuken met veel koper, een duivenhok en zelfs een dakterras.

 

Op weg naar Casa Popenoe hadden we al gezien dat we voor Q0,25 (!) het museum van de Universidad de San Carlos konden bezoeken. Zo'n aanbieding kun­nen we natuurlijk niet laten lopen. Veel donkere schilderijen en beelden van heiligen in slecht -want niet- verlichte ruimtes, één ruimte ingericht als lokaal van de 17e eeuwse universiteit, compleet met poppen in kostuum, en een zaal met wandschilderingen over de promotieplechtigheid en alle bijkomende rituelen zoals een paardrijtocht door de stad. Gelukkig doen ze dat in Nederland niet.

 

Via het Parque Central (nog steeds veel herrie, nog steeds geen fietswedstrijd) en het hotel gaan we naar de Iglesia y Convento de la Recollection: wat een bak brokken! Hier kun je goed zien wat een aardbeving (die van 1773, die ongeveer alle kerken en kloosters verwoest heeft) aan kan richten: enorme brokken puin liggen tussen de restanten van muren. Onze laatste stop vandaag is het Colegio de San Jeronimo; we zijn dus weer terug bij het beginpunt. Meer brokken, weer fontein.

 

Op de terugweg koop ik een schriftje voor werkaantekeningen en dan gaan we terug naar het hotel voor onze -welverdiende, dunkt me- rust, die slechts verstoord wordt door het klateren van de fontein op de binnenplaats, het kwetteren van zich badende mussen, het geklingel van de diverse kerkklokken en de enorme knallen van vuurpijlen. Guatemalteken zijn dol op vuurwerk, als het maar knalt.

 

Rond half 7 gaan we naar het restaurant van de Posada de Don Rodrigo, waar we de duurste maaltijd van de hele vakantie nuttigen (Q150 voor 2 personen): het is heerlijk, maar we zijn de enige gasten, dus het is niet echt een gezellige eetzaal. Na een uurtje staan we weer buiten en lopen naar het Parque Central. De naweeën van de proloog van de 23e Vuelta de Guatemala manifesteren zich in de vorm van veel slenterende mensen, een podium waar een quiz gehouden wordt met veel reclame voor de hoofdsponsor, het biermerk Gallo ("CERVEZA GALLOOOOOO, NUESTRAAAA CERVEZAAAA!!!"), gevolgd door een optreden van de popgroep Tentación met drie strak in het danspak zittende danseressen. Het is ongelofelijk hoe stokstijf het publiek blijft staan bij de -swingende- muziek: in Nederland zou op z'n minst meegedeind worden. Ondertussen wordt er schuin achter ons veel vuurwerk ontstoken en loopt iemand met een luid sissend en vuurspuwend draagrek op zijn rug rond te rennen. Zo'n draagrek (met stierekop) hebben we gisteren nog in Casa K'ojom gezien als onderdeel van de Maya gebruiken. Tegen negenen zijn we terug in het hotel. Ik lees tot half 11 en ga dan slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 21: Shoppen met een aardbeving als toetje

 

Zeven uur op. Het hele ochtendritueel afwerken en naar het busstation lopen kost ons al met al 1½ uur. Het is vandaag een nationale feestdag (Herdenking van de revolutie van 1944) dus het is heel rustig, ook -het eerste stuk- in de bus.

 

Na een uurtje staan we in Guatemala City en nemen een taxi naar Hotel Posada de los Proceres. Na geharrewar over ligging van het hotel, dus prijs van de taxirit, komen we aan bij het hotel. We hebben een balzaal van een kamer met maar liefst drie bedden (keuzes, keuzes, keuzes).

 

We gaan al snel weer op pad, op weg naar de musea, maar komen niet verder dan het winkelcentrum 10 m verderop, waar ik een prachtige donkerblauwe Levi's voor (omgerekend) f 76,- koop. Bij McDonald's drinken we een milkshake en dan gaan we via het hotel (broek naar de kamer) door naar Museo Popol Vuh. We lopen langs de Avenida la Reforma en komen langs een boekencafé: toch even kijken. Je kunt hier je gelezen Engelse boek tegen bijbetaling omwisselen voor een ander boek of een tweedehandsboek kopen voor de helft van de oorspronkelijke dollarprijs. Ze hebben heel veel keus en R. vindt een boek dat hij toch al graag wilde hebben. We lopen door naar Popol Vuh, maar dat is dicht omdat het een feestdag is. Dan maar een lange wande­ling naar het Archeologisch Museum: ook dicht. Dan maar terug naar het winkelcentrum voor de lunch. Onderweg kopen we voor Q1,50 een Prensa Libre, de grootste krant van Guatemala, deels voor een vriendin die kranten spaart, maar ook een deel voor onszelf. De hoeveelheid informatie, ook over het buitenland, valt niet tegen. We eten bij de Mac en lopen dan het winkelcentrum door. Alles is hier op Amerikaanse leest geschoeid, steriel en duur.

 

We gaan terug naar het hotel, zoeken de spullen uit, bellen Ricardo en ik schrijf de brief aan mijn moeder af. Tegen het eind van de middag valt er een enorme hoosbui: nog steeds de naweeën van de regentijd. Tegen zessen komt Ricardo met post van het thuisfront. Hij gaat de Duitse afvaardiging afhalen op het vliegveld en ze afleveren bij het andere hotel, waar ik morgen ook naartoe verhuis.

 

Tegen achten worden we door Ricardo en zijn vrouw opgehaald en gaan we met de hele groep dineren in Hotel Casa Grande. De Duitsers hebben er 24 uur onafgebroken reizen opzitten, dus we houden het betrekkelijk kort. Halverwege het diner beginnen opeens de planten, stoelen en tafels te schudden: een "tremor" noemen ze dat hier, een aardbeving met een kracht van 2-3 op de schaal van Richter, waarvan ze er zo'n 6-8 per dag schijnen te hebben. In Nederland is zo'n bevinkje toch al snel een item voor het journaal. Tegen tienen zijn we terug in ons hotel. Nog wat puzzelen en om half 11 slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 22: Een Wiener café in G.C.

 

Ik ben al vroeg wakker. Om 7.15 gaat de wekker, maar dan heb ik er al 3/4 monsterkruiswoordpuzzel opzitten. R. mag tijdens zijn laatste ochtend als eerste douchen en scheren en als ook ik geheel fris en fruitig ben lopen we naar beneden voor het ontbijt. Ze serveren hier alleen koffie dus we gaan naar buiten en lopen langs de Avenida la Reforma. We komen terecht in het Wiener café van een ontzettend sjiek hotel met obers (duidelijk van Maya bloede) in knickerbockers en witte kniekousen. Het ontbijt is navenant duur (Q36 p.p.), maar wel lekker.

 

Terug in het hotel pakt R. zijn eigen en een deel van mijn spullen in en lopen we naar beneden voor check-out en een taxi voor R. We nemen afscheid en ik ga lopend op weg naar mijn nieuwe hotel. Na een kwartier bereik ik Hotel Casa Grande aan de Avenida la Reforma. Ik check in, geef mijn was af (maandag klaar) en ga dan lekker voor de televisie hangen.

Rond 11 uur steek ik de straat over naar Museo Popol Vuh: alweer dicht. Volgens een bewaker is het pas maandag weer open. Tegen twaalven ga ik mijn in Antigua gekochte- en nu reeds uitgelezen boek ruilen voor een andere bij het boekencafé, dat we gisteren hadden ontdekt. Op de terugweg eet en drink ik wat bij de MacDonald's, loop op mijn gemakje terug naar het hotel en drink nog een licuado de pina met mijn Engelse collega's. De rest van de middag vul ik met televisie kijken.

 

 

Terug naar het begin


Dag 23: Nogmaals Tikal, maar nu in de regen

 

Na een onrustige en korte nacht gaat om 5.15 de wekker. Douchen, uitchecken en dan gaan we met twee taxi's naar de luchthaven. Al voor de officiële vertrektijd van 7 uur zet de Boeing 737 van Aviateca zich in beweging. In de 30 minuten, die de vlucht duurt, presteren ze het zelfs nog om ons een ontbijt voor te zetten.

 

Eenmaal weer op de grond gaan we met een minibusje van Total Tours op weg naar Tikal. Onderweg pikken we een Pool op en wordt er in 5 minuten een lekke band verwisseld. Terwijl we wachten vliegen er met veel misbaar drie vlammend rode ara's over. Door naar Tikal. Het begint te driezelen, wat langzamerhand overgaat in regen.

 

Aangekomen in Tikal volgt er eerst een koffiestop en dan gaan we -in de regen- op pad. Complex Q, de noordelijke acropolis, de Grand Plaza, Tempel III en El Mundo Perdido, allemaal in de stromende regen. We zien nog wel een beerachtige met een pluimstaart (familie van de wasbeer), maar voor de rest houden de dieren zich verborgen met al die regen. Het gaat steeds harder regenen tot het echt hoost. De echte doorzetters gaan nog door naar Tempel IV, maar ik ga samen met mijn Duitse collega en zijn zoontje terug. We schuilen onder een afdakje bij een altaar tot de rest van de groep langskomt. De paden zijn inmiddels in beken veranderd. Onderweg komen we nog een tarantula tegen. Het gaat nu steeds minder hard regenen tot het uiteindelijk droog is als we -drijfnat- bij de Jungle Lodge aankomen voor een heerlijke lunch van kip met rijst en groente. Als besluit van het bezoek aan Tikal gaan we naar het museum: niet groot, maar met een paar fraaie stèles, mooi aardewerk en de vondsten uit het graf van de belangrijkste vorst van Tikal, Ah-Cacau. In totaal 16½ pond jade kralen en versierselen, beschilderde schalen en schelpen.

Ballcourt en acropolis in Tikal

Met de minibus gaan we naar Camino Real Tikal, een zeer luxe resort midden in een natuurpark met uitzicht over het Lago Peten Itza. De rest van de middag brengen we in en om het zwembad door. Vervolgens ga ik wat lezen en schrijven en om 7 uur gaan we eten. We zitten onder een hoog afdak van palmbladeren, het is vochtig, maar de temperatuur is niet erg hoog dus het is heerlijk buiten.

 

 

Terug naar het begin


Dag 27: Werken op een finca

 

Rond half 9 komen de Toyota's met Luis en Ricardo aan het stuur voorrijden. Alle spullen zijn/worden in plastic bakken geladen en dan vertrekken we richting Chicacao. We rijden Guatemala uit richting het zuiden en dalen af naar de kust van de Pacific. Ricardo rijdt, kankert op het verkeer, wijst alle vulkanen aan en geeft uitleg bij de ziektebestrijdingssituatie in Guatemala, en dat allemaal tegelijkertijd. In Esquintla stoppen we om onze lunch in te slaan bij een Pollo Campero, een soort lokale Kentucky Fried Chicken die het gelukt is de echte KFC van de markt te verdrijven. Als we naar buiten komen mist John een half traptreetje en zwikt fiks door zijn enkel.

 

De weg richting Chicacao is de Pacific Highway, één van de twee belangrijkste wegen van Guatemala. Het is een tweebaans weg met soms vreselijke gaten in het wegdek. De omgeving is prachtig: rechts de vulkanen die hoog boven het landschap uit torenen en verder suikerriet-, rubber-, en (in mindere mate) koffie- en ananasplantages. Zo af en toe staat er een majestueuze ceiba boom langs de kant van de weg. Halverwege stoppen we ven om wat fruit te kopen. Dit mondt uit in een oponthoud van een uur, omdat er maar verkeer van 1 kant tegelijk over het volgende stuk weg mag en we net te laat weer willen vertrekken.

 

Rond half 2 zijn we in Chicacao, een klein, slaperig stadje tussen de koffieplantages. We eten onze kip op op het centrale plein. Patrick heeft al snel een stuk of acht plaatselijke jongetjes, merendeels schoenpoetsertjes, verzameld voor een partijtje voetbal. Het is verbazend hoe (bal)sport verbroedert, ook als je elkaars taal niet spreekt. De schoenpoetskistjes fungeren als doelpalen, een deel van de spelers loopt op blote voeten, maar iedereen is even fanatiek. Na een half uurtje gaan we even langs het hotel en dan door naar Finca El Brote.

 

Vanaf Chicacao is het maar 8 kilometer, maar de weg is zo belabberd dat we er meer dan 3 kwartier over doen. We komen eerst door 3 andere finca's, waarvan er 2 (Monte Carlo en Las Armonias) ook in het onderzoek betrokken zijn. Ricardo zwaait naar iedereen en brult "Los Tigres!" tegen de kinderen. Ondanks dat de mensen hier jarenlang uitgebuit en mishandeld zijn, is iedereen aardig en hartelijk.

 

In de buurt van Finca El BroteEl Brote ligt net in een ander district (Solola) en "dankzij" de decentralisatie is de ivermectinebehandeling hier al meer dan een jaar onderbroken. Op het moment dat we aankomen begint het te regenen, dus er zijn "weinig" vliegen volgens John. Ik vind weinig nog steeds behoorlijk veel. We hebben 3 vrijwilligers uit El Brote die met ontbloot bovenlijf de vliegen laten bijten en volzuigen. Wij halen de volgezogen vliegen eraf met een zuigslang en de vliegen worden vervolgens op verschillende manieren bewaard. Ondertussen staat er een cassettebandje van Rachmaninov op, hele aparte muziek zo aan het einde van de wereld. Als ik mijn 3x6 vliegen gevangen heb ga ik ballonnen uitdelen aan de kinderen. Waar je ook komt ter wereld, ze vinden het prachtig. Een praktisch ingestelde moeder bevestigt er een touwtje aan en zo lopen al snel alle kinderen in de finca (totaal ca. 50 inwoners) rond met ballonnen en ben ik de grote pief. We gaan nog even bij de rivier kijken, maar de hoge waterstand van het eind van de regentijd heeft alle vliegenlarven weggespoeld.

 

Over de zelfde hobbelweg rijden we terug naar Chicacao en ons hotel. Ricardo en John lopen zich al dagenlang te verkneukelen dat we kennis gaan maken met dit "very basic" hotel. En inderdaad: geen elektriciteit, een kale kamer met twee bedden (wel schoon) die we van de muur af zetten in verband met spinnen en een w.c. met een enorme kakkerlak in de wasbak. In het donker met wat kaarsjes aan zitten we op een trappetje bier te drinken en moppen te tappen. We eten varkensvlees, tortilla's en bonen bij kaarslicht en gaan dan naar dé cantina van Chicacao: El Gallo. Het is eigenlijk al dicht, maar de eigenaar doet de deur open, droogt de stoelen in de tuin af en brengt bier, fris en ingelegde groente. Rond 9 uur zijn we weer terug in het hotel en gaan slapen. Susan gaat met kleren en al te bed, maar ik kleed me wel uit, te meer daar het om te stikken is in de kamer. Zaklamp uit en proberen te slapen. Gelukkig wordt het al snel koeler en val ik in slaap.

 

 

Terug naar het begin


Dag 28: Proppen schieten in de Pollo Campero

 

Om half 6 beginnen alle kippen, hanen en vogels te krijsen, dus we zijn in één keer goed wakker. Tegen half 7 sta ik op, doe aan de kraan een kattenwasje (een raar woord: mijn kat kan daar een uur zoet mee zijn) en dan gaan we een beetje zitten kijken hoe Chicacao wakker wordt: scharrelende varkens en kippen, links en rechts vulkanen, veel "buenos dias" zeggen en kleine jongetjes met grote machetes. Na een ontbijt van bonen, tortilla's, ei en ananas en het afrekenen van de volle 31 quetzals voor 2 maaltijden en een overnachting gaan we op weg.

 

Gisteren is de rechter voorband lek gegaan en we rijden nu met het reservewiel. Terwijl Luis en Ricardo met de auto's naar de mecanicien gaan dwalen wij over de overdekte marktplaats van Chicacao. Veel lenteuitjes (blijkbaar is het lenteuienseizoen), bollen zeep, kleurige beesten van crêpepapier die gevuld zijn met snoep voor verjaardagen, en zelfs kleurige begrafeniskransen. Richard koopt een indrukwekkende machete en John een geschilde sinaasappel, die niet te eten is omdat ze er zout en suiker op gegooid hebben.

 

Om half 10 gaan we op weg naar Escuintla. We missen op 5 minuten na de doorgang bij de wegwerkzaamheden, dus weer een uur wachten. Verder kunnen we flink doorrijden en we zijn al om voor twaalven bij de Pollo Campero. Tijdens de lunch breekt er een verwoed propschieten-met-rietjes gevecht uit. Als de ergste schermutselingen uitgewoed zijn gaan we door naar Guatemala City, waar we nog even bij de Mercado de Artisanes langsgaan en ik alle overige souvenirs insla.

 

Tegen 3 uur zijn we terug bij het hotel voor een broodnodige en wel­verdien­de douche. Richard en Patrick vertrekken richting luchthaven. De rest van de middag vul ik met strak mijn rugzak inpakken, televisie kijken en schrijven. Rond half 9 ga ik wat eten, dan weer televisie kijken en om half 11 slapen.

 

 

Terug naar het begin


Dag 29: Terug naar Madrid

 

Om 8 uur sta ik op, douche en pak de rest van mijn spullen in. Na het ontbijt neem ik afscheid. Om even over negenen ga ik met een taxi naar de luchthaven. De taxichauffeur probeert een praatje met me aan te knopen en met wat eenvoudig Spaans komen we er samen wel uit. Het is zaterdag, dus het verkeer is rustig en na 10 minuten ben ik op de luchthaven.

 

Het inchecken duurt even door een chagrijnige troel, die met wat anders bezig is. Ik krijg wel allemaal raamplaatsen en mijn rugzak gaat direct door naar Amsterdam, dat is in ieder geval mooi. In de vertrekhal voor de dutyfree koop ik nog een T-shirt voor mijn zwager en een stenen autobus voor mezelf. Ik wissel bijna 70 quetzals om in dollars en ga dan door de bagagecontrole. De dutyfree shops zijn duur en niet veel bijzonders. In de wachtkamer lees ik mijn dagboek nog eens door.

 

Vanaf half 12 kunnen we aan boord van de DC-9 en stipt om 12 uur stijgen we op en vliegen over de eindeloze huizenrijen van Guatemala City. Met wat turbulentie en wolken onderweg zijn we na 2 uur in Miami. Weer de holding room in en na 2 uur wachten gaan we met de Boeiing 747 op weg naar Madrid. Ik zit op de één na laatste niet rokers rij en daar ruik je de sigaretten behoorlijk goed. Naast me zit een Zwitserse jongen, die heel aardig kan tekenen en allemaal kleine tekeningetjes in een klein boekje maakt. Slapen lukt me niet zo erg, een uurtje doezelen wel.

 

 

Terug naar het begin


Dag 30: Weer thuis

 

De klok in één keer 7 uur verder zetten betekent dat het opeens zondagochtend is. We landen met zonsopgang in Madrid. Dankzij het Schengen verdrag sta ik 3 kwartier te wachten bij de douane in plaats van de normale transit.

 

Voor reacties (anti-spam: verwijder XX uit adres)

 

Terug naar de homepage