In 2006 gaan we fietsen in het Loiredal, waarbij we gebruik maken van de Loire-kastelenroute van de Fietskaart Informatie Stichting.
Etappe | Afstand (km) | Afstand totaal (km) |
Met de auto naar Noord Frankrijk | ||
Door naar de Loire | ||
Montbazon - Bréhémont | 50 | 50 |
Bréhémont - Montsoreau | 54 | 104 |
Montsoreau - Azay-le-Rideau | 41 | 145 |
Azay-le-Rideau - Amboise | 60 | 205 |
Rustdag in Amboise | ||
Amboise - Montrichard | 26 | 231 |
Montrichard - Chaumont | 42 | 273 |
Chaumont - Cour-Cheverny | 40 | 313 |
Cour-Cheverny - Huisseau-sur-Cosson | 26 | 339 |
Regendag in Huisseau-sur-Cosson | ||
Huisseau-sur-Cosson - Beaugency | 55 | 394 |
Beaugency - Chouzy-sur-Cisse | 49 | 443 |
Chouzy-sur-Cisse - Montbazon | 63 | 506 |
Naar Bonneval via Chaumont | ||
Naar Nederland via Chartres |
We doen boodschappen en gaan dan rond kwart voor 1 op weg. Al snel begint het te regenen en tegen de tijd dat we Antwerpen voorbij zijn vallen er hoosbuien. Bovendien is ZOAB een onbekend fenomeen op Belgische snelwegen, dus er komt minstens even veel water van beneden als van boven. Bij Lokeren zet ik de auto een kwartiertje aan de kant om wat uit te rusten en dan gaan we weer door. We hadden het idee om naar Gent te gaan, waar een mooie stadscamping is, maar daar stortregent het en we zijn er al om kwart voor 3, dus we besluiten door te rijden. Door Lille gaat soepeltjes en de Franse snelwegen zijn een verademing na de Belgische betonplaten, dus uiteindelijk verlaten we zo’n 200 km ten noorden van Parijs de péage.
Ik had op internet een camping aan de Somme bij Péronne gevonden, maar als we net de snelweg af zijn zien we een bordje van een authentieke camping met 1 ster: La Tortille in Cléry-sur-Somme. Het ziet er groen en rustig uit, dus we schrijven in en zetten de tent op in de regen, maar wel op een prachtig, rustig grasveld. Met een stok bouwen we een luifel en de rest van de middag brengen we krantje lezend in de tent door. Tegen tienen gaan we slapen. De lucht lijkt open te trekken…
Om half 8 zijn we wakker. Het regent inderdaad niet meer, maar het is wel somber. We ontbijten in de auto en gaan dan douchen. De eerste jeton geeft eerst 1½ minuut koud water, maar daarna is de douche warm en hard en eigenlijk krijg je bijna te lang warm water: aan het eind sta ik me te vervelen. Maar ja, echte Hollanders: we hebben ervoor betaald…
We breken af en tegen tienen gaan we op pad. We rijden dwars door Péronne, de Somme over en dan door de eindeloze graanvelden naar de A1. Pal voor Parijs pauzeren en tanken we en dan begint Het Grote Avontuur: met de auto door/langs Parijs. De Periférique (de schrik van menig huwelijk) hoeft tegenwoordig niet meer, maar ook op alle andere wegen loopt het verkeer regelmatig vast, verdwijnen er opeens rijbanen of moet je toch naar links of naar rechts. Maar als een echte Française wurm ik mij in niet bestaande gaatjes en ruim een uur later staan we hijgend en wel aan de andere kant van Parijs. Op een Aire langs de snelweg kopen we een sandwich met ham en knagen ons ook nog eens door onze overgebleven boterhammen heen. Op naar Orléans over een mooie péage, en halverwege dreigt de zon zelfs even door te komen! Van Orléans naar Tours is nog een uurtje extra en dan zoeken we onze weg naar Veigné via de industrieterreinen van Tours: veel meubelmarkten, fastfoodzaken en hypermarchés.
Om 4 uur zijn we bij de camping: inchecken, een adres voor bewaakt parkeren zoeken (zien we morgen wel) en dan lekker de tent opzetten, luieren, lezen, de tassen inpakken en andere huishoudelijke klussen. Om 7 uur gaan we eten bij het restaurant bij de camping: salade vooraf, steak frites als hoofdgerecht en ik een ijsje toe en S. thee waarbij ze de keuze heeft uit twee kwaden: earl grey of sinaasappelsmaak. ’s Avonds lopen we nog even Veigné in en bijna weer uit. Terug in de tent liggen we uitgebreid te praten, luisteren hoe 2 jongens een caravan pal naast onze tent zetten en kijken hoe de plaatselijke alcoholist zijn rondje waggelt. Om 10 uur gaan we slapen.
Om 3 uur zijn we allebei wakker, keren de slaapzak om zodat we met onze hoofden bij de deur en dus de frisse lucht liggen en vallen dan onder het genot van wat volgens S. “een gemankeerde uil” is weer in slaap.
Om 8 uur staan we op: ik haal brood en sinaasappelsap en praat wat met 2 Nederlandse fietspelgrims op weg naar Santiago. Na het ontbijt pakken we alles in en dan gaan we om kwart voor 10 op zoek naar een plaats waar we de auto 14 dagen kunnen stallen. Van de campingeigenaar hadden we een adres gekregen, maar dat blijkt 7 euro per dag te kosten. Dat is ongeveer meer dan de long stay op Schiphol, dus vergeet het maar! We rijden terug naar de Office du Tourisme in Montbazon en leggen ons probleem voor aan de medewerkster. Na wat rondbellen kunnen we de auto op de plaatselijke camping kwijt. Ondertussen hadden we al van 2 Nederlanders gehoord dat zij op de camping in Beaugency staan a €1,30 per nacht.
We parkeren de auto en dan kan eindelijk de tocht beginnen: eerst terug naar Veigné via wegwerkzaamheden, dan een helling op die in mijn herinnering vreselijk was maar in de praktij mee blijkt te vallen. We peddelen naar Tours, wat een vreselijke stad is om doorheen te fietsen. Bij de kathedraal eten we ons brood op en daarna fietsen we eindelijk de stad uit en de dijk langs de Cher op.
De wind zit meestentijds in de rug, de zon staat te branden (27°C) en er ligt lekker asfalt, dus met 2 handen op het stuur rijden we op ons gemakkie 22 km/uur. Tijdens een sanitaire stop komen er wel 25 vrouwtjeseenden in een grote groep aandrijven. Na een brug over de Cher rijden we Savonnières in. We kopen 2 blikjes cola en rijden dan de 3 km naar Villandry, waar een château is met prachtige tuinen.
We kopen een kaartje voor de tuinen, klauteren naar een hoger gelegen punt en gaan daar eerst uitzweten en cola drinken op een weitje met linden. We lezen over de tuinen van Villandry: de moestuinen met geometrisch geplante sla, kool, prei, wortels etc.; de medicinale en lekker ruikende plantentuin en de siertuinen met buxussen en planten in allerlei veelbetekenende patronen: de waanzinnige liefde, de tedere liefde etc. Na ruim een uur rondwandelen gaan we terug naar de fietsen. We werken allebei een crêpe sucré weg en gaan dan op weg naar Langeais via een laantje met bomen, n-n-n-n-n-nierbeschadigende kinderkopjes en een lang stuk prachtig asfalt. We zien de Cher in de Loire stromen, constateren dat de Loire ondiep en zanderig is en komen zo in Langeais aan. Bij de VVV checken we dat er in Bréhémont een camping is, doen boodschappen bij de lokale Mohammed en rijden dan naar Chambourg, waar de camping gelegen is.
Het is een prachtige camping a la ferme met een Engelse eigenaar, een zwembadje (!) en een grote boom met boomhut waar we onze tent in de schaduw kunnen zetten. S. zet de tent op, ik doe de was en daarna gaan we douchen onder een fantastische douche met 2 koppen en ook lager nog gaatjes waar water uitkomt. Dan is het tijd om te luieren, thee en cola te drinken, te lezen en het dagboek bij te werken. Om een uur of 8 koken we pasta die we opeten aan een tafeltje. Om bij tienen pakken we de spullen in en gaan in de tent liggen praten tot we in slaap vallen.
Als we om 8 uur wakker worden is het bewolkt en het spettert zelfs eventjes. We doen het rustigjes aan waardoor we pas om over tienen vertrekken. Door wolken kleine vliegjes rijden we langs de Loire verder. We zien een paar platte kleine Loirescheepjes en halen 2 oudere Nederlandse mannen in. De helling naar Huismes blijkt mee te vallen en in het dorp kunnen we brood en ham kopen dat we al zittend op een bankje op het pleintje bij de kerk en school opeten. Om 12 uur stroomt het plein vol met auto’s van ouders die hun koters op komen halen: in Frankrijk gaan de kinderen ook op zaterdag naar school.
Huismes uit gaat heuvelaf, maar daarna volgt er weer een klim, een afdaling en een klim tot het kasteel van Chinon. De weg naar beneden is daar afgezet, maar via een andere weg komen we bij de brug over de Vienne. Bij een lokale supermarkt koop ik flesjes drinken en aanmaaklimonade en dan gaan we op weg naar iets wat beschreven staat als “500 m steil”: dat blijkt dus 500 meter in de brandende zon >10% omhoog te zijn: moor-dend. Boven is het dan ook een kwestie van langs de weg neerploffen, eten en –vooral- drinken.
Via kleine plaatsjes als La Roche-Clermault, Seuilly en Lerné (allen voorzien van kasteel of abdij) rijden we door graanvelden, bos en heuvel-op-heuvel-af in de brandende hitte naar Fontevraud. Na een ijsje is het tijd om daar de abdij te bezichtigen: het complex is niet meer als zodanig in gebruik, maar er worden nog congressen georganiseerd, er is een hotel en er komen veel bezoekers. We dwalen door de mooie kale kerk, de kloostergangen, tuinen en vertrekken, zien een prachtig balkendak en staan om even over vijven weer buiten.
We hebben inmiddels besloten niet nog eens 15 km naar Saumur te fietsen, maar een stuk af te snijden naar Montsoreau, dat is nog maar 3 km afzien: het is warm, klef weer zonder een aasje wind en nog 15 km trekken we niet. Bekaf komen we aan op een 3 sterren camping die, afgezien van een mooi zwembad en wc papier op de toiletten, eigenlijk gewoon een set dorre veldjes langs de doorgaande weg is.
S. zet de tent op, ik doe boodschappen bij een droef stemmend co-opje (alles in blik) en dan gaan we lekker zwemmen. Er zijn harde onderwaterstralen die lekker de stramme spieren masseren en daarna liggen we lekker te lezen in de zon. Om 8 uur is het tijd voor kip, piepers en worteltjes (uit blik) met 1½ liter aanmaaklimonade erbij. Afwassen, tanden poetsen, de tent in en er weer uit omdat het veel te warm is. Buiten met anti-muggenmelk op mijn dagboek bijwerken onder het genot van tromgeroffel, hondengeblaf, koerende duiven en langsrazende auto’s. Om even negenen schuiven we tent in, oordoppen in en proberen te slapen. Montsoreau: gauw vergeten…
Het slapen lukt eigenlijk wonderwel en de camping zelf is gedurende de nacht rustig en donker. ’s Morgens zijn we om 8 uur op, ontbijten met vers stokbrood uit de kampwinkel en zitten om kwart over 9 op de fiets. S. knieën willen niet erg na alle hellingen van gisteren, dus we doen het rustig aan. We peddelen door het prachtige Candé St. Martin, steken de Vienne over en rijden verder over mooie landweggetjes richting Avoine. Onderweg kopen we een brood en een grote fles koude cola en dan maken we een alternatieve route: omdat we niet willen klimmen vanwege de knieproblemen slaan we Huismes over (daar waren we gisteren al) en gaan via Le Néman rechtstreeks naar de “grote weg” richting Rigny-Ussé. De weg is lekker rustig met aardig wat fietsers en het stijgt en daalt wel, maar niets onoverkomelijks.
Bij het château van Ussé gaan we op een terras wat drinken met uitzicht op het sprookjesachtige kasteel en vervolgens rijden we de laatste 15 km naar Azay-le-Rideau. De laatste 6 km gaan we over dezelfde weg als de lokale marathon, wat bijna gênant wordt als we in de buurt van de finish in het applaus van de omstanders belanden. Gelukkig kunnen we 200 meter voor de finish van het parcours af. Na een stop bij de lokale VVV rijden we door naar de camping, waar we in het gras gaan zitten lunchen en wachten tot de beheerder terug is van zijn middagpauze. Ondertussen begint het steeds donkerder te worden, te rommelen in de verte en als we 13:45 ingeschreven zijn zetten we in een lichte onweersbui de tent op.
We douchen en lezen wat en om half 4 is het droog en zonnig (en benauwd!) en fietsen we Azay in. Het kasteel kost €7,50 per persoon dus we slaan een keertje over, maar we dwalen door het dorp, nuttigen een crêpe en cola en bezoeken de prachtige St. Symphorienkerk, waar ik een kaarsje voor ma opsteek. Bij een atelier zien we nog een heel mooi houten vrouwenbeeld. Terug bij de tent gaan we lekker liggen lezen, koken couscous uit blik, fruit uit blik toe, aanmaaklimonade erbij, prima. We gaan afwassen, dagboek bijwerken en als de muggen erg opdringerig worden duiken we de tent in.
Inpakken, ontbijten en bij de bakker die langs komt toeteren 2 pains au chocolat kopen en dan kunnen we op weg. Het is vandaag bewolkt en een stuk koeler en dat fietst eigenlijk wel zo plezierig. Bovendien fietsen we over prachtige, rustige en groene weggetjes langs de Indre en komen door gehuchten en slaperige plaatsjes. In Monts doen we boodschappen in een hypermarché, waaronder 6 rollen wc-papier, de kleinste verpakking die ze hebben.
Vervolgens door via Montbazon en Veigné naar Cormery, waar we de Indre verlaten en na een klimmetje op een lange rechte weg belanden. We lunchen pontificaal met brood, sap en Franse worst terwijl we languit in de berm liggen en gaan dan door naar Le Grais (met een prachtige prieuré en 2 gendarmes die a la Louis de Funes achter een bosje boeven staan te vangen). Dan dalen we af naar de Cher en trappen weer omhoog naar het Forêt d’Amboise. Het is een mooie rechte weg door het bos, maar wel behoorlijk druk met langsscheurende auto’s.
Aan het begin van Amboise waarschuw ik S. dat er een spanband van haar fietstas loshangt; als ze dat probeert te verhelpen kukelt haar topzware fiets om en als ze dat probeert op te vangen gaat ze door haar rug… Met een hoop pijnlijke grimassen haalt ze de camping. Na een uurtje suffen is de volgende stap boodschappen doen: de lokale supermarkt zit in de bovenstad, dus dan maar bij een kleine kruidenier boodschappen doen. Bij terugkeer blijk ik vanillecola te hebben gekocht (bwah!), maar de gebakken aardappelen met gehakte biefstuk en wortel-selderiesalade smaken uitstekend, evenals de appel-abrikozenpuree toe (met een hoog Olvarit-gehalte, dat wel). We gaan douchen in het douchegebouw, waar maar 1 wc blijkt te zijn (voor de wc’s moet je naar een ander gebouw) en de douches zijn eigenlijk ook gewoon lauwkoud, dus even wassen en verder veel giebelen. Het koelt ook buiten goed af, dus om half 9 kruipen we de tent in.
Voor S. rug is het beter om een dagje niet te fietsen, dus luieren we lekker op de camping. ’s Morgens fiets ik als een echte Française met een stokbrood onder mijn arm naar de camping en daarna lezen we. S. haalt de lunch, die we delen met 2 rondscharrelende woerden, en ’s middags lopen we langs de Loire naar de brug (onze camping ligt op een eiland in de Loire) en daarna door de oude stad: kerk bezoeken, even internetten, souvenirwinkeltjes af, boekwinkel in waar ze tot mijn verbazing de nieuwste Connelly in het Engels hebben en dan met Connelly, cola en koekjes terug naar de camping. Een ruim uur later fietsen we voor de derde keer vandaag naar de kleine supermarkt in het centrum waar we inkopen doen voor het avondeten. Na het eten kijken we bij het opstijgen van een prachtige luchtballon in de vorm van een lieveheersbeestje alvorens in te pakken en te gaan slapen.
We gaan het weer proberen. ’s Morgens zadelen we de fietsen weer op, ontbijten alternatief met alle restjes die we hebben en gaan dan naar het centrum voor inkopen en dan meteen een “grote” klim (het gaat hier nergens echt veel omhoog, maar soms wel behoorlijk steil). We volgen vandaag de door de Fransen uitgezette route naar Chenonceau, waar we na een dik uur aankomen.
Chenonceau is 1 van de hoogtepunten van de kastelenroute en we kopen dan ook kaartjes, smeren ons stokbrood en brengen vervolgens maar liefst 3 uur door op, in en rond het kasteel dat prachtig gelegen is in de Cher. Overal vliegen zwaluwen rond en de tuinen zijn prachtig, maar wat vooral indruk maakt is de prachtige balzaal/galerij over het water: de begane grond heeft een mooi geometrisch ruitmotief van zwart-witte tegels, op de eerste verdieping is een tentoonstelling van een Chileense schilder. Mijn moeder beweert dat ze in 1949 in de kelder van Chenonceau geslapen heeft; dat moet dan in de keuken geweest zijn. Na het bezoek aan het kasteel gaan we uitgebreid luieren en lunchen onder de grote bomen in de tuinen.
Om kwart over twee vertrekken we weer, over kleine weggetjes naar Montrichard, 9 km verder naar het oosten. Daar strijken we na 2 km gravel neer op de lokale camping die op zich prima is, afgezien van de soms langswaaiende stank van de afvalwaterverwerking verderop. We trachten de haringen in de keiharde grond te bikken, ik doe de was, we rijden naar de SuperU voor boodschappen en dan is het al weer tijd om te koken: we eten gezeten op een picknickbank pasta met tomatensaus, tonijn en maïs en sla, met een sojatoetje toe. Vervolgens inpakken en heel uitgebreid, lang en warm douchen na de lauwe douches van Amboise.
Na een nachtje oordoppen omdat de eigenaar wat vrienden op bezoek heeft staan we ’s morgens op tijd op. De stank is even weg omdat de wind is gaan liggen, dus snel spullen inpakken, ontbijten en wegwezen. We rijden door het centrum van Montrichard met erg mooie vakwerkhuisjes (tegen het verkeer in, wat erg onhandig is), posten de kaarten, kopen brood en sap en rijden dan in een lekker tempo Montrichard uit. Het helpt ook dat we de wind in de rug hebben en dat het bewolkt is en zelfs een beetje fris. Overigens stinkt Montrichard aan de oostkant ook, wat een vunzig dorpje!
Na een klim bij Monthou naar het plateau tussen de Cher en de Loire rijden we over allemaal mooie weggetjes door wijngaarden (waar we een rol koekjes opeten) en zonnebloemvelden (waar we onze boterhammen met corned beef klaarmaken). Op de laatste plaats liggen we heerlijk te lezen en ontdekt S. ook nog een vliegende-herten-kerkhof.
Uiteindelijk zijn we om een uur of 2 in Chaumont, waar de camping aan de Loire weliswaar wat kaal aandoet, maar we vinden een fantastisch plekje op een wat zanderige verhoging met dennen: tussen de bomen en met zicht op de rivier is het net of we in de duinen kamperen. We gaan eerst boodschappen doen in Onzain en daarna lekker bij de tent tutten: de was doen, lezen, kijken naar de horde mieren die een beker (waar cola in gezeten heeft) koloniseren en merken dat het weer steeds beter wordt. We koken rijst met een bonensaus en stukjes merguez en eten een soort appel-zwarte bessen compote toe. De douche is lekker warm en de slaapzak daarna ook: de lucht is opengetrokken en het dreigt een koude nacht te worden. Tot het gaat schemeren kijken we naar de Loire, daarna doen we de tent dicht en gaan slapen.
‘s Morgens ontbijten we in het zonnetje, pakken rustig onze spullen in, smeren onszelf in met zonnebrandcrème en rijden dan over een mooie groene weg naar Candé sur Beuvron, waar we bij de lokale boulangerie brood en pains au chocolat inslaan. Zes kilometer verderop, in Seur, gaan we op een bankje bij de kerk en mairie zitten met water en onze chocoladebroodjes. Na wat 2½ km klim heet te zijn, maar gewoon heel goed fietsbaar is, fietsen we over een hoogvlakte met graan, druiven, zonnebloemen en een aantal kleinere châteaux. We stoppen in Fougères-sur-Bièvre voor een cola op een terras, een bezoek aan een simpel kerkje met mooie koorstoelen en een rondje rond het kasteel, dat simpel is, maar ons daardoor eigenlijk meer aanspreekt dan alle grote suikertaarten.
Het is vandaag flink warm, dus bij Cormeray zijgen we een uur neer in het gras bij de kerk om in de schaduw te lunchen en te lezen. Door via het kasteel van Troussay naar Cheverny. We hebben geen zin in zalen vol oude meubelen en rijden dus door naar Cour-Cheverny, waar we na 2 km rondrijden op de camping bij het centrum belanden. Het is een heel petieterig municipalletje aan een weggetje dat door voetgangers en fietsers wordt gebruikt om van de buitenwijk naar het centrum te gaan.
Terwijl S. de tent opzet plak ik de fietsband van de 2 plaatselijke pubers en daarna gaan we boodschappen doen, wassen en in de schaduw liggen puffen. De was hangt aan de brug bij de beek/stroomversnelling/sluis/waterval en zo af en toe draaien er kampeerwagens het weggetje op – verbijsterde blik- en weer af. Tegen zevenen komt de beheerster, zodat we ons kunnen inschrijven. We eten kip met gebakken aardappelen en boontjes, douchen onder een tot onze verbazing lekkere douche en duiken tegen tienen de tent in.
We worden wakker als er een klein vogeltje over het dak van onze tent trippelt. Frankrijk zit toch vol met allerlei soorten en maten vogels: eenden, zwaluwen, vinkjes, roodborstjes, meesjes en als we fietsen staan er regelmatig roofvogels te bidden. Blijkbaar worden er minder vogeltjes geschoten dan je vroeger op school leerde.
We doen het rustigjes aan en vertrekken uiteindelijk pas om tegen elven, op het laatst nog een beetje opgejaagd omdat het lijkt te gaan regenen en we de tent droog in willen pakken. Na 10 km komen we bij kasteel Villesavin langs een weiland met 3 ezels: 2 vrouwtjes (heet dat merries?) en een jongetje met hele leuke flaporen. Na lang aandringen verwaardigt één van de ezelinnen zich om naar ons toe te komen en zich te laten aaien.
Door mooie bossen rijden we naar Chambord, het koninklijk jachtslot, waar je met de fiets ongeveer naar binnen kan rijden. Het is van een grootte die de menselijke maat totaal te boven gaat: torentjes, spitsen, schoorstenen, tierelantijnen. Geef mij maar het kasteel van Fougères van gisteren, dat is tenminste te behappen. We wandelen rond het kasteel, kopen een paar kaarten en gaan dan op een bankje met uitzicht op Chambord lunchen en luieren.
Voor we het weten is het drie uur, benauwd warm en dus de hoogste tijd om door te fietsen. We rijden naar Huisseau-sur-Cosson waar we in een droef stemmende épicerie boodschappen doen en dan terug rijden naar de vrolijk stemmende camping: prachtige afgeschermde plaatsen, heel rustig en met heerlijke warme douches, voor de verandering zonder drukknoppen. De tent staat nog maar net als het begint te onweren, dus alles de tent in, maar de regen zet niet echt door, al daalt de temperatuur wel. Na de douche liggen we in de tent te lezen, koken buiten spaghetti met courgette, ham en tomatensaus en brengen de rest van de avond in de serene rust van de camping door, slechts lastiggevallen door vliegen, vliegjes en muggen.
We liggen in de tent en het regent. Het valt recht naar beneden, al de hele ochtend. Alleen even naar de bakker geweest. Om een uur of 3 gaan we even het dorp in, naar de kroeg. Helaas, die is inmiddels dicht, nog wat andere straatjes doorgelopen, maar nee hoor, niks. Dit dorp heeft welgeteld 1 kroeg/snackbar, 1 kruidenier/kapper, 1 bakker en een kerk en alles is gesloten, zelfs de kerk op zondag! Uit arrenmoede maar een rondje over de begraafplaats gelopen, waar bleek dat het hier gebruik is om i.p.v. een krans een marmeren gedenkplaatje voor op het graf te geven.
Vervolgens in licht gedruppel een kopje soep gemaakt en daarna liggen we weer in de tent te lezen/schrijven. Saai hè?! Na al deze saaiheid gaan we couscous eten waarbij S. voor de broodnodige opwinding zorgt door het blik met saus uit te kloppen boven de pan waardoor er een hele kluit aarde in de saus valt. Na het eten weer de tent in, douchen, lezen, slapen…
‘s Morgens als we wakker worden druppelt het nog wat na en is het fris. We pakken alle natte, klamme spullen in, ontbijten en gaan op pad. We hebben besloten om niet door Blois te rijden omdat we daar morgen al doorheen komen, maar een alternatieve route samen te stellen: eerst pal noord naar de Loire, dan over de zuidelijke Loiredijk (die heeft een groene rand op de kaart, dus moet mooi zijn) naar Muides, de brug over naar Mer en daar dan de route weer oppakken. We hebben de wind in de rug en knallen, afgezien van een wegomlegging in St Dyé, lekker door. In Mer laden we de kooktas vol met eten en drinken bij de enige supermarkt in de wijde omgeving die op maandag open is. Het brood is al uitverkocht, maar op aanwijzing van 2 aardige mevrouwen vind ik zelfs een bakkertje dat open is.
Na Mer gaan we het plateau ten noorden van de Loire op en het landschap verandert meteen drastisch: bijna desolate graanvelden met maar heel af en toe een klein, duf dorpje. Het enige dat hetzelfde blijft zijn de enorme aantallen watertorens (op een gegeven moment kunnen we er 6 tegelijk zien!) en het uitzicht op de kernenergiecentrale aan de Loire. We rijden naar Talcy, waar we bij het plaatselijke kasteeltje lunchen (S. worst, ik krijg eindelijk mijn geitenkaas) en daarna bezoeken we de kerk. Als het even begint te regenen schuilen we in de kerk en zien buiten een priester in zo’n echte ouderwetse soutane langsfladderen. Door naar Beaugency via slaperige dorpjes als Concriers en Josnes en een pauze bij een rare rechthoekige grasvlakte, waarvan we na enig gepuzzel concluderen dat het een “cute little landing strip” voor ultralight vliegtuigjes is.
Beaugency is een aardig plaatsje. We fietsen eerst naar de VVV en dan naar de camping die aan de andere kant van de Loire ligt. Alle winkels zijn dicht, dus dat wordt uit eten vanavond. We vinden een aardig plekje aan de rivier voor €6,35 all in. ’s Avonds gaan we vooral lang-g-g-g-g uit eten: ober en kok van bistro St. Etienne kunnen de (bescheiden) aanloop absoluut niet aan, de biefstuk is verbrand en alle gerechten laten eindeloos op zich wachten. Diverse mensen verdwijnen dan ook voordat ze zelfs maar besteld hebben. Uiteindelijk zijn we bij elven terug bij de tent.
S. wordt wakker c.q. heeft de halve nacht wakker gelegen met een tegen kramp aanhangend bovenbeen, dus we moeten voorzichtig aan doen vandaag. Terwijl S. de spullen inpakt haal ik op de fiets brood en sap in het mooie Beaugency. Uiteindelijk klimmen we pas om half 11 in het zadel. Het weer is aanzienlijk opgeknapt en we peddelen (weliswaar met wind tegen) in een plezierig tempo over de dijken langs de Loire. De gemeenten langs de Loire hebben de handen ineen geslagen en een mooie fietsroute uitgezet, meestentijds zelfs vrijliggend fietspad. We fietsen eindeloos lang rechtdoor tot de route in Blois ophoudt. In Blois drinken we een blikje fris en daarna rijden we het laatste stuk naar Chouzy over een weggetje waar opeens 2 hele vuile klimmetjes in zitten.
Hijgend, puffend en stinkend komen we om kwart over 3 in Chouzy aan, alwaar de plaatselijke supermarkt om half 4 open gaat. Na (dure) inkopen te hebben gedaan fietsen we naar de camping, een zwaar bebost en ommuurd terrein waar zo goed als niemand staat. We zetten de tent op, gaan lekker douchen en kijken naar een roodborstje dat een veel te grote wurm heeft gevangen. Het is trouwens toch opvallend hoe veel verschillende vogels we –als leken- deze vakantie gezien hebben. S. heeft vandaag diverse wielewalen gezien (ik ben blijkbaar wat kippiger), verder b.v. vinken, patrijzen, roodborstjes, roofvogels, winterkoninkjes en nu zitten er bij de doucheruimte 2 boomklevertjes. De camping blijkt de duurste tot nu toe (€14,40), maar we staan mooi en rustig en dat is ook wat waard. Na het eten (pasta met salamisaus) kruipen we de tent in, alwaar we luid geloei horen bij ieder doelpunt dat Frankrijk tegen Spanje scoort: eindstand 3-1 en het bleef nog lang onrustig in het dorp…
We laden alles vrij snel op en om kwart over 9 zitten we op de fiets. Het weggetje langs de Loirevallei is prachtig en vooral het dorpje Limeray kan onze goedkeuring meer dan wegdragen. Aan de rand van een graanveld houden we een drink en pain au chocolatpauze alvorens een alternatieve route te gaan nemen: we hebben geen zin om weer dwars door Tours te fietsen, dus kiezen we de –drukke- dijk aan de zuidkant van de Loire en dan om Tours heen.
Bij Montlouis-sur-Loire hebben we moeite om de weg omhoog te vinden naar het plateau naar de Cher en als we die eenmaal hebben gevonden gaat de weg ongeveer loodrecht omhoog, dus boven gekomen is het hoog tijd voor een lunchpauze, stiekem op een picknickbank bij een landgoed. Vervolgens gaan we in de hitte door naar Esves, waar een mooie zandstenen kerk en een crêperie een uitstekende combinatie voor een pauze vormen. Na nog een kilometertje of 6 zijn we terug bij de camping in Montbazon.
De auto staat er nog, de eigenaar rekent niets (!) voor 13 dagen stalling en de tent kunnen we kwijt aan de oever van de Indre. Na een bibberpartij in het koude zwembad ga ik lekker lezen. We doen boodschappen bij de supermarché om de hoek en laden na het eten de auto alvast in en de fietsen op. Als we echt helemaal opgevreten worden door de muggen duiken we de tent in om te lezen tot het te donker wordt.
Vandaag beginnen we aan de terugreis, maar dat gaan we lekker rustig aan doen. Na het ontbijt en inpakken rijden we allereerst naar de supermarkt om wijn, azijn en rozenblaadjesjam (!) in te slaan als cadeautjes voor de mensen die planten en dieren verzorgd hebben.
Daarna rijden we over kleine weggetjes naar Chaumont, waar we het tuinenfestival bij het kasteel gaan bezoeken. Ieder jaar heeft dat festival een ander thema en dit jaar is het thema: “spelen”. In totaal zijn er 30 tuintjes ingericht die allemaal het thema “spelen” uitwerken, maar steeds op een heel andere wijze, variërend van een spiegeltuin tot het “enge bos” met loeiende buizen, een hinkelspel met waterfonteintjes en een schommelpaleis. En dat alles omgeven door prachtige borders. Al met al zijn we 3 uur lang aan het draaien, springen en schommelen, waarna we teruglopen naar de Loire en daar ons –lekkere- stokbrood met zaadjes opeten.
’s Middags rijden we door naar Bonneval, waar we de tent opzetten met uitzicht op een Franse kampeerautoclub van middelbare stellen. Naast ons staan een Nederlandse vader en dochter die op weg zijn naar Santiago, maar dochter Willemien heeft nu last van haar achillespezen. Na het eten raken we aan de praat en geeft S. wat fysieke tips en ik wat reistips. Als we last krijgen van jeukende muggenbulten duiken we de tent in.
Na het opbreken rijden we naar Chartres, waar we de auto in een prachtige parkeergarage aan de rand van het centrum zetten en dan naar de kathedraal lopen. Twee jaar geleden heb ik die op een holletje bekeken, nu doen we het rustig aan, bestuderen ramen, beeldhouwwerk en het labyrint en zijn pas 2 uur later weer terug bij de auto. Vervolgens rijden we via péage – Parijs (gaat redelijk snel) – péage – Lille – België en de toltunnel bij Antwerpen (omdat er een enorme file staat bij de Kennedytunnel) naar huis. Tijd om uit te laden, te douchen met echte handdoeken toe en daarna te slapen in een echt bed.