Laos

Eind 1998 ga ik samen met een vriend ruim 3 weken naar Thailand en Laos. Na een paar dagen Thailand komen we aan in Laos: 

 

        Dag 1: Aankomst in Vientiane en bezoek aan Patuxai

        Dag 2: Een dagje tempelen in Vientiane

        Dag 3: De Boeddha's van Xieng Khuan

        Dag 4: Kotsend naar Vang Vieng

        Dag 5: De dag van de grotten en de vleermuizen

        Dag 6: Hoe vol is de bus naar Luang Prabang?

        Dag 7: Een dagje tempelen in Luang Prabang

        Dag 8: Een warme fietstocht

        Dag 9: Eerste kerstdag in de grotten van Pak Ou

        Dag 10: Laag overvliegende speedboaten op de Mekong

        Dag 11: Terug naar Thailand

 


Dag 1: Aankomst in Vientiane en bezoek aan Patuxai

 

Een nacht doorgebracht in de nachttrein naar van Bangkok naar Nong Kai. Tegen zevenen word ik weer wakker van het gekakel van een nest Thaise dames naast ons. Ze wensen me heel vriendelijk "good molning!!", maar ik zit maar een beetje duf naar buiten te kijken. Buffels in beige velden, weinig bewoning. Inderdaad droger en anders dan de rest van Thailand. Om half 8 trommel ik R. uit zijn bovenbed. Hij ontbijt, maar ik ben veel te bang dat ik in de wiebelende trein op een verhoogd hurktoilet moet, dus dan maar honger lijden.

 

Om kwart voor 9 zijn we in Nong Kai aan de grens met Laos. Het vervoer is helemaal ingesteld op grensverkeer: de tuk-tuk naar het busstation, een speciale bus over de Friendship bridge. Eerst worden we uitgeladen bij de Thaise douane: exitvisum, stempeltje, stempeltje. Dan de bus in, over de Mekong (groot, maar je ziet er niet aan af dat het de twaalfde rivier ter wereld is) en dan definitief de bus uit. Papieren invullen, pasfoto en 30 US$ per persoon inleveren, 3 x stempeltje = visum, paspoortcontrole, 3 x stempeltje = entry, geld wisselen, w.c., nog een keer controle en dat alles in minder dan een uur. R. ligt inmiddels helemaal slap van het lachen: 50 dollars wisselen leverde hem 209.000 kippen (de nationale munteenheid) op in briefjes van 2000 kip per stuk, dus hij loopt nu met een baksteen aan briefjes rond. En de 2000 kip schijnt het grootste biljet te zijn, dus minder erg kan zelfs niet.

 

Na alle formaliteiten is het even onduidelijk waar en hoe bussen, tuk-tuks en taxi's werken, dus we drinken eerst maar een colaatje. De mensen zijn aardig: helemaal niet opdringerig of zo. Na wat onderhandelen nemen we voor 60 B de tuk-tuk naar Vientiane (20 km). In Laos kan je met kippen, bahts of dollars betalen en gezien de devaluatie/inflatie (in juni 1998 was 1 dollar nog 2300 kippen, nu een half jaar later 4200) heeft met graag bahts of dollars. We rijden weer gewoon rechts van de weg. Er is weinig verkeer: tuk-tuks, brommertjes of NGO-gesponsorde four wheel drives.

 

Na een half uurtje zijn we bij Lani 2 guesthouse, waar we voor 3 nachten een prachtige kamer huren van een allerschattigste jongen. Ik beding wel dat we voor de 25 dollar per nacht allebei een gratis huurfiets bijgeleverd krijgen. Hij moet eerst met zijn baas overleggen, dus dat heb ik goed uit-onderhandeld.

 

We gaan eerst maar eens lekker douchen en ons verkleden en daarna op jacht naar een lunch. We hebben allebei een zwart stalen ros van Chinese makelij: ik ongeveer zonder remmen en R. met blokkerende remmen, dus gemiddeld klopt het aardig. Bij de Scandinavian Bakery eten we "today special": wortelsoep, echt sinaasappelsap en een minibaguette met kaas en tonijn. Mjummie! In plaats van de ook nog inbegrepen fruitsalade krijgen we koekjes, want het fruit is op. We zitten aan een rond plein en dit is het centrum van de falangactiviteit. Je ziet hier meer ex-pats dan Laotianen.

 

Na de lunch rijden we richting de rivier. Er blijken in Vientiane zelfs éénrichtingswegen te zijn. We fietsen langs de Mekong: veel zandbanken en aan de overkant ligt Thailand. Ook hier is de weg opgebroken. De helft van Vientiane bestaat uit zandhopen en klei vanwege de verbreding van de wegen en aanleg van riolering. We peddelen door richting Patuxai, een soort Arc de Triomphe van grijs beton. Het centrum van Vientiane is eigenlijk best klein en het verkeer niet al te druk, veel brommertjes en tuk-tuks, maar daartussen is het goed fietsen. We beklimmen Patuxai. Niet dat er bovenop veel te zien is, alleen dat Vientiane geen echte hoogbouw kent en dat het er heel groen is. We kopen ook nog onze eerste lading kaarten en fietsen een klein stukje door naar Wat Sisaket tegenover het presidentieel paleis (een lelijk, grijs, betonnen gebouw).

 

In Wat Sisaket staan meer dan 11.000 Boeddha's, het merendeel klein, in nisjes langs de muur opgesteld. Het geheel is ongelofelijk vervallen: Boeddha's met gaten erin, afbladderende verf, scheefgezakte pilaren, maar het heeft daardoor wel een geheel eigen charme. De gids tikt ook gewoon met een pen tegen de muurschilderingen en een Japanse toeriste voelt nog even of ze wel echt zijn. Grrr!

 

Na nog een tochtje door een "Department store" (= grote winkel met daarin veel kleine winkeltjes) kopen we 2 blikjes ijsthee en gaan dan terug naar het hotel om te wassen, kaarten te schrijven en te lezen. Als het donker is fietsen we (zonder verlichting) naar Nang Kham Bang, waar we buiten eten. Op de terugweg drinken we nog een heerlijke mixed fruit shake en fietsen dan terug naar het hotel. Het nachtleven van Vientiane is niet echt opwindend. Ik voel me trouwens ook niet echt "nachtlevend" dus na een brief aan ma en wat lezen ga ik om 10 uur lekker slapen.

 

Terug naar het begin


Dag 2: Een dagje tempelen in Vientiane

 

Om 8 uur gaat de wekker af na een nacht heerlijk slapen. Na het douchen willen we op weg naar wasserette en ontbijt, maar onze fietsen zitten helemaal onder de rode, vette Mekongklei van alle opgebroken wegen. De tuinman weet echter een oplossing, dus met tuinslang en bamboestokje peuteren we de meeste klei weg. We rijden naar een wasserette waar we onze gore jeans, blouses en truien afgeven en dan door naar een bakkerij voor ons ontbijt. We kopen nog een handvol kaarten en gaan dan met angst en beven 150 dollar wisselen. Gelukkig blijken er ook biljetten van 5000 kip te bestaan, dus nu hebben we "maar" 125 biljetten in plaats van de gevreesde 300. Onze eerste huishoudelijke taken voor vandaag zitten erop. Terug in het hotel wisselen we biljetten uit en pakken onze camera's.

 

Op naar Wat Si Muang, de tempel van de stadspilaar/-fallus. een grote tempel met veel geel en rood, volop in bedrijf met offerende vrouwen, wierooklucht, monniken en zelfs 2 jongens die met een geweer vogeltjes uit de bomen proberen te schieten. Hoezo: gij zult niet doden? Veel naïeve kunst ook, allemaal heel kleurrijk. Na afloop lopen we naar de overkant van de straat waar we een schandalig dure fles melk (5500 K) kopen die we onder het genot van de politiek correcte Vientiane Times opdrinken.

 

Het is inmiddels te laat voor het Lao Revolutionary Museum (vanwege de curiositeitswaarde), dus dan maar naar de Scandinavian Bakery voor een enorme baguette met kaas, sla en komkommer onder het genot van CNN. Amerika heeft Irak weer aangevallen (omdat Clinton zijn broek niet dicht kon houden en Lewinsky haar mond niet), dus 24 uur lang non-stop dezelfde raketinslag in beeld. R. schrijft nog -tig kaarten waarna we naar het postkantoor kunnen. We krijgen 60 postzegels die we zelf mogen plakken. Inmiddels is de gegomde achterkant ook tot Laos doorgedrongen (dat was tot voor kort nog niet zo) dus we hoeven in ieder geval niet met lijm te gaan klieren. Ik koop ook nog een hele hand zegels voor mijn verzameling en dan spurten we naar het hotel.

 

Wat Pha That LuangNa een uurtje rust gaan we bij drieën naar Pa That Luang, dé tempel van Laos en misschien wel van heel Laos. Het is een enorm, goudkleurig geverfd bouwwerk. We ontmoeten 2 monnikjes die overduidelijk van school opdracht hebben gekregen hun Engelse les in de praktijk te brengen, dus we slenteren rond het bouwwerk terwijl we in basic English wat converseren. Vervolgens fietsen we nog een rondje om de tempel, met links en rechts Wat-tigheden. Terug naar de stad via een Lao variant op het Plein van de Hemelse Vrede (een enorme kale nikserige asfaltvlakte voor parades en zo).

 

We zijn weer te laat voor het Revolutionair Museum, dus dan maar rustig wat rondpeddelen, een fruitshake drinken en een boekwinkel bekijken tot het bij vijven is en tijd om de was op te halen. Die ligt al keurig gewassen, gestreken en verpakt op ons te wachten. Op de terugweg naar het hotel loopt mijn voorband langzaam leeg, maar met een nieuw ventiel voor 500 kip (incl. lucht) is dat snel verholpen. Nog wat luieren, schrijven en lezen en dan gaan we op zoek naar een restaurant om wat te eten.

 

In de buurt van de Zwarte Stoepa vinden we in een zijstraatje een restaurant met echt Lao eten. Hier eten ook de rijke Lao's zelf. Na een sessie met rijst, kip, vis en bamboescheuten­soep wil R. nog ergens koffie drinken. We belanden naast het plein met de fontein (Vientiane is erg overzichtelijk: er is 1 Arc de Triomphe, 1 zwarte stoepa, 1 presidentieel paleis, 1 plein-met-fontein), waar we in gesprek raken met een aardige Nederlandse jongen die het eind van zijn studie bedrijfskunde viert met 3 maanden Azië, en gelijk heeft-ie.

 

Kwart over 9 fietsen we weer terug naar het hotel. Er is inmiddels bijna geen verkeer meer op straat. Het is hier vroeg slapen en vroeg weer op. Om kwart over 10 ga ik slapen.

 

Terug naar het begin


Dag 3: De Boeddha's van Xieng Khuan

 

Voor de wekker afgaat ben ik wakker. We ontbijten met toast en gebakken eieren in een behoorlijk westers uitziend restaurant in de buurt van het guesthouse. Daarna halen we onze spullen op en lopen naar het busstation. Het lijkt allemaal redelijk georganiseerd te verlopen met perrons, busnummers en zelfs bestemmingen in het Engels. De bus naar Tha Dua zit echter zo vol dat we hem maar laten lopen.

 

We staan nog niet te wachten of er komt een tuk-tuk chauffeur op ons af: 300 B heen en weer naar Buddha Park. Ja doei! Draal, draal. 200 B. Nog steeds niet. 150 B. Dat begint er op te lijken: 100 B. Voor alleen heen? Nee lieverd, heen en terug. Gimme twenty more. OK. Er komt nog een Amerikaanse jongen mee, voor 20 B naar de grens. Prima, maar gekker moet het niet worden. Grote grijns, klap op zijn schouder, geregeld.

 

De Amerikaan is in Vang Vieng en Luang Prabang geweest. De bus naar Vang Vieng kost 2000 K en doet er 4 uur over. Van Vang Vieng naar Luang Prabang duurt 7 uur, maar kost 20.000 K. We zetten hem af bij de Friendship Bridge en rijden dan over hobbels en bobbels langs de Mekong naar Xieng Khuan, waar in de jaren '50 door een vage monnik en zijn volgelingen tientallen beelden van Boeddha's, Hanumans, Hindoegoden en -godinnen en wat hen verder inviel zijn neergezet.

 

Het is vandaag de eerste echt hete dag met een knalblauwe lucht en veel zon en na een eerste vluchtige verkenning strijken we neer onder een afdak met uitzicht op de Mekong en Thailand. Alles is uitermate vredig: beneden staat een bakje rode pepers te drogen in de zon, de Mekong stroomt vredig en verlaten langs, het enige geluid is dat van het verkeer in Thailand. Na onze Pepsi (het huismerk hier in Laos, Coke is alleen in blikjes te krijgen die uit Thailand geïmporteerd worden) lopen we uitgebreid door het Boeddhapark. Het is één grote wirwar van beelden, van enige decimeters tot vele meters grot. Alles is prachtig geaccentueerd met rode, roze, oranje en gele bloemen. Er is ook een soort grote pompoen waar je in en op kunt.

 

Na een uur zijn we uitgekeken en klimmen in de tuk-tuk voor de 25 km terug. Eerst krijgen we nog 2 monniken (een oude en een jonkie) mee en dan staat er een meneer te zwaaien. De chauffeur vraagt keurig of zijn"phather" mee mag: ‘tuurlijk jochie. Pa blijkt buschauffeur en spreekt redelijk Engels. Hij vertelt ons dat er tussen 7 en 1 uur ieder uur een bus naar Vang Vieng gaat. Vanaf het busstation lopen we terug naar het guesthouse en eten in hetzelfde restaurant als vanochtend gebakken aardappelen, kip (met veel knoflook) en ik zelfs ijs toe.

 

Daarna houden we een uurtje siësta, want het is echt warm, en gaan dan op de fiets naar Wat Sok Pa Luang, waar je bij de nonnen van een kruidensauna kan genieten. Mijn gisteren gerepareerde voorband is weer gaar, maar na een keer lucht halen onderweg halen we precies de tempel. De sauna is inmiddels overgenomen door een kleine zelfstandige. We klimmen een trapje op en krijgen een kort soort sarong uitgereikt. Na het verkleden nog een trapje op en door een deur een hok vol stoom in. Het is meer een Turks bad dan een sauna. Door een pijp in de vloer komt rook met kruidenlucht binnen. Het ruikt wel lekker. Na afloop kun je rustig zitten en kruidenthee drinken. Ook de Lao's zelf komen hier relaxen. R. gaat nog voor een tweede rondje, maar ik ga lekker genieten van de rust.

 

Rond half 5 gaan we weer naar huis, weer met een nieuwe scheut lucht in mijn band. We rijden langs een eindeloze verzameling golfplaten woningen op palen boven water met waterhyacinten. Wij zouden het krotten noemen, maar wel overal t.v.antennes en zelfs een enkele schotelantenne. Misschien is het ook een kwestie van prioriteiten stellen.

 

Terug in het hotel douchen we het saunazweet weg en gaan nog een half uurtje lezen. Dan lopen we (geen gemier meer met platte voorbanden) door een donker Vientiane naar het plein met de fontein om daar te gaan eten. R. gaat eerst de e-mail checken terwijl ik onder het genot van een Pepsi mijn dagboek bijwerk. Ik eet saté (weinig vlees, veel stok) met lekkere scherpe pindasaus en 3 sneetjes toast. Het is hier een stuk minder druk dan gisteravond. Na het eten lopen we via een supermarktje (water, brood en gedroogde bananen) terug naar het hotel. Ik pak mijn spullen in en ga nog een tijdje liggen lezen. Buiten is het feest met Laotiaanse muziek en zo, dus om kwart over 10 stop ik mijn oren vol met Ohropax en ga lekker slapen. Volgens R. hield de herrie trouwens om half 11 op.

 

Terug naar het begin


Dag 4: Kotsend naar Vang Vieng

 

De wekker staat op 10 voor 7 en na 2x douchen en de laatste restjes inpakken lopen we om half 8 richting busstation. Onderweg kopen we 2 baguettes, die je hier werkelijk overal in grote stapels ziet liggen. Je kunt ze droog krijgen of met paté Lao -een soort Unox Smac- en rauwkost. Droog dus maar. Er staat al een bus te wachten, maar het is onduidelijk wanneer die zal vertrekken. Ik ga binnen 2 zitplaatsen confisceren terwijl R. buiten wacht met de grote rugzakken tot die op het dak kunnen. Hij raakt in gesprek met een leraar Engels, die de Engelse naam en uitspraak van Peking wil weten. Ondertussen heb ik rustig de tijd (3 kwartier om precies te zijn) om de bedrijvigheid te overzien. Er wordt relatief weinig gehandeld op het busperron, afgezien van een mevrouw met portemonnees, nagelknippertjes en haarspeldjes en een blinde bedelaar. Net buiten de poort kan je echter alles kopen: van 1000 baguettes tot fruit tot snoep tot drinken.

 

Verkopers bij het busstation in Vientiane 

 

 

Om half 9 vertrekken we met een redelijk volle, maar absoluut niet afgeladen, bus. We rijden over een lange rechte weg met kilometerpalen met een flink gangetje (70 km/uur) richting de bergen. Vang Vieng bevindt zich bij kilometerpaal 156 dus we kunnen aftellen. Na bijna 100 km beginnen de bergen en gaat het tempo omlaag naar zo'n 30 km/uur. Er volgt een algemene plaspauze met 15 verspreid staande Laotiaanse mannen en dan kan Het Grote Kotsen beginnen. De bochten in de weg in combinatie met stug naar de grond kijken leidt tot zeker 8 spugende vrouwen en kinderen. De chauffeur, door ervaring wijs geworden, heeft van tevoren al plastic zakjes uitgedeeld. Om 12 uur zijn we in het centrum van Vang Vieng nadat we eerst een groot geasfalteerd plein zijn overgestoken: de lokale luchthaven.

 

We hijsen de rugzakken op en lopen naar een hotel langs de rivier. Nam Song Hotel is veel duurder dan gepland (22 US$), maar het is het enige hotel langs de rivier en het uitzicht is werkelijk superb: een brede, ondiepe doorwaadbare plaats, aan de overkant een dorpje, daarachter enorme rotspartijen. We willen wat eten in het tentje naast ons Frans georiënteerde hotel, maar de bediening is dusdanig lang-zaam dat we maar naar het marktplein lopen. We lunchen meer dan copieus met shakes, noodles, een speciale Laotiaanse salade en een groot bord rauwe groenten (bonen, sla, muntblaadjes). Lao's zijn enorme rauwkostknagers en aangezien de spijsvertering langzaam is waag ik me aan wat groenvoer: baat het niet dan schaadt het zeker. Dit alles (+ 1 Pepsi) kost ons precies 10.000 K ofwel iets minder dan 5 gulden.

 

Na de lunch slenteren we over de markt. Naast de gebruikelijke zooi is er een enorme voorraad nieuwe teenslippers aangevoerd en er is een levendige handel in tweedehands kleren. Die indruk had ik al nadat ik vanochtend een dun jochie had gezien met een T-shirt met daarop: "This is not flab. I'm so smart God had to put my extra brains in here". Er passeren ons nog twee soldaatjes maat werpdwerg (maar als je een geweer hebt heb je gelijk). De rest van het dorp bestaat uit houten hutten op palen met gevlochten zijwanden en een golfplaten dak. De binnenwanden zijn versierd met verbleekte foto's uit bladen. Iedereen is even vriendelijk en absoluut niet opdringerig. Het leven gaat hier gewoon zijn gang en die enkele vreemdeling wordt begroet met "sabaai-dii", niks geen "hello, miester". Je vraagt je wel met angst en beven af hoe het hier over 3 jaar zal zijn als het toerisme echt goed op gang komt. Ik voel me bevoorrecht om het nu te zien.

 

We slenteren weer terug naar het hotel. Er blijkt een stukje gras met ligstoelen aan het water te zijn, dus daar zakken we neer met onze boeken. R. is al snel in dromenland, maar ik lees een flink eind en luister ondertussen naar het gekabbel van het water en kijk naar de mensen die door de rivier naar de overkant waden en naar een aantal vrouwen en kinderen die naar iets onduidelijks staan te vissen.

 

Tegen vijven doen we een flinke was (heel veel rood stof uit Vientiane verdwijnt door het putje) en dan gaan we langs de rivier naar de zonsondergang -met uitzwermende vleermuizen- kijken onder het genot van een citroensap. Dan douchen en het dorp in. Volgens de Franse hoteleigenaar is er hier geen malaria, dus daar hopen we maar op (met lange broek en -mouwen als back-up). We eten in het ene restaurantje en eindigen met koffie en een enorme fruitsalade in het andere tentje. Om kwart over 9 zijn we terug in het hotel en bij half 11 ga ik slapen.

 

Terug naar het begin


Dag 5: De dag van de grotten en de vleermuizen

 

Om half 8 ben ik wakker. Het is prachtig buiten: de rotsen aan de overkant baden in het zonlicht, de lucht is strak blauw, het belooft een prachtige, warme dag te worden. We lopen naar het dorp voor ons ontbijt: baguette, ei, jam, chocola. Een Italiaan wisselt 40 dollar bij de eigenaresse van het restaurant en krijgt daar 30 cm briefjes van 500 K voor, wat hem de uitroep "I'm rietsj!" ontlokt. En je zou denken dat Italianen wel wat gewend zijn... We lopen via het postkantoor terug. Dit keer moeten we wel klieren met lijm om de postzegels vast te plakken.

 

In het hotel halen we onze rugzakjes op en gaan dan op weg naar de grotten aan de overkant van de rivier. Eerst waden we (maximaal tot kniehoogte) door de rivier en daarna lopen we ongeveer een half uur door gele rijstvelden. De zon brandt, overal ritselen beestjes (krekels, hagedissen), er zijn weinig mensen en de omgeving is absoluut betoverend. Na een half uurtje belanden we in de schaduw van één van de grote, ruige rotspartijen. Daar liggen 4 jonge Lao's te wachten op cliëntèle voor de grotten.Voor 1500 K p.p. nemen ze je mee over een wankel bamboe/boomstam bruggetje gevolgd door een klauterpartij langs de rots. Dan gaan we een grot in. Ik haak vrijwel onmiddellijk af omdat ik het eng vind, dat geklauter in het donker. Je wordt wel keurig bijgelicht door de jongens, maar toch. Ik ga dus lekker in de opening over het landschap zitten staren tot R. uitgeëxpeditied is. Dan worden we naar een tweede grot gebracht. De eerste opening red ik nog wel, maar daarna in het pikdonker een wankele ladder op is finito. Bovendien zweet ik als een otter en is mijn bril beslagen.

 

Na ons grotbezoek lopen we terug. Onderweg komen we 2 meisjes tegen, die mij spontaan een hand geven en een eindje met ons oplopen. In het dorpje lopen we langs een geïmproviseerd drankstalletje. De huizen staan hier op palen en overdag leven mens en dier in de ruimte onder het huis. Dus vergezeld van een hond, een paar kippen en een stuk of 6 Lao's van verschillende leeftijd en geslacht nuttigen we onze flesjes.

 

Daarna steken we de rivier weer over. Daar zijn we onmiddellijk in voor lemon juice, kip en kleefrijst. Het leven is hard en onrechtvaardig. 's Middags brengen we luierend en lezend door aan de rand van de rivier en zo is het om 5 uur al weer tijd om lemon juice te gaan drinken en te wachten op het uitvliegen der vleermuizen. Ze komen dit keer om 5.35 in heel grote getalen: prachtige vluchten, troepen, zwermen. Dichtbij en veraf. Zelfs de Lao's staan oe! en ah! te roepen.

 

Zonsondergang in Vang Vieng

 

 

Nadat R. zich gedoucht heeft gaan we weer eten in het dorp. We kletsen wat met een Franse jongen die al 2 weken door Laos reist. Tegen negenen zijn we terug in het hotel. Ik ga eerst mijn spullen inpakken en daarna een flink eind lezen in mijn nieuwe boek. Tegen elven val ik in slaap.

 

Terug naar het begin


Dag 6: Hoe vol is de bus naar Luang Prabang?

 

Om 6 uur gaat de hond van de eigenaar af: blaffen en piepen en nog veel meer blaffen, dus om half 7 zit ik op de veranda te kijken hoe het licht wordt. Om 10 voor 7 douchen, verder inpakken en -na een langdurige afrekensessie omdat de manager gisteravond duidelijk veel te diep in de lao-lao heeft gekeken- om half 8 vertrekken. We ontbijten uitgebreid en maken stokbrood met jam klaar voor onderweg. Het is ontzettend onduidelijk wanneer, waar en hoe de bus gaat. Bij een guesthouse kan je kaartjes kopen, maar die zijn uitverkocht als we arriveren. Dan maar het dorp uitgelopen en daar op de bus gewacht, tezamen met 2 Kiwi's die op de fiets door Vietnam en Laos trekken.

 

Om kwart voor 10 komt de goed volle bus incl. een flink aantal toeristen. Ik heb nog een zitplaatsje op een wiebelig plastic krukje voor in de bus (met een schattig Israëlisch jongetje tussen mijn knieën en een kilo gedroogde kleine visjes onder mijn neus), maar R. mag vrijwel de gehele weg staan. De busreis duurt lang (bijna 7 uur), maar er is gelukkig veel moois te zien. Het landschap is schitterend: hele ruige rotsen (karstgebergte), onwaarschijnlijk groen, vergezichten, hoge passen en overal dorpjes. In de dorpjes heeft de tijd stilgestaan: kippen en varkens op de weg, onwaarschijnlijk veel kinderen die allemaal naar de bus zwaaien. Er komen hier (de hoofdweg Vientiane - Luang Prabang) een paar auto's per uur langs, dus we zijn een bezienswaardigheid. Het dak van de bus zit vol toeristen, die 2x allemaal in de bus moeten vanwege politieposten, maar op de één of andere manier lukt zelfs dat. Tussen 11 uur en half 12 is er een lunchstop in Kasi en daarna alleen nog een korte plaspauze. R. kondigt aan dat hij het helemaal gehad heeft met bussen in Laos.

 

Rond half 5 zijn we in Luang Prabang, waar we overgeladen worden in een tuk-tukje op weg naar Maniphone Guesthouse. We zijn zo versleten dat we gewoon een kamer willen, geen gezeik. Voor 10$ hebben we een goede kamer met douche en w.c. Na een snelle douche gaan we de stad in voor eten en drinken, want we rammelen en hebben dorst. Het is al met al nog een aardig stukje lopen.

 

We komen eerst de Groningse student weer tegen die we in Vientiane al ontmoet hadden. Hij is hier in 9 uur vanuit Vientiane met een speedboot naar toe geracet. Daarna komen we 2 Nederlandse vrouwen tegen die we vanochtend in Vang Vieng gezien hadden. Ze hadden een plaatsje in een songthaew bemachtigd en waren redelijk comfortabel in 6 uur overgekomen. Ze nodigen ons uit om aan te schuiven voor het diner en zo brengen we een genoeglijke avond door.

 

Kwart voor 10 zijn we weer terug in het hotel. Na een hoop geklooi met klamboes (er zitten hier muggen, er is malaria en we slikken geen pillen) ga ik mijn dagboek bijwerken en nog even slapen. Bij elven slapen.

 

Terug naar het begin


Dag 7: Een dagje tempelen in Luang Prabang

 

Opstaan, douchen, wassen en om half 9 de deur uit. We hebben om 9 uur afgesproken bij de Scandinavian Bakery. I.’s gympen hadden het begeven en nu heeft ze prachtige witte plastic sportschoenen voor een tientje. We ontbijten schandalig uitgebreid: jus, shake, baguette tonijn en kaneelbroodje.

 

Om half 11 gaan we op pad voor een dagje cultuur, maar eerst naar de "Immigration and Tourist Management" voor de verplichte stempel op de visumkaart. Honderd meter verderop zit de eerste tempel, Wat Wisunalat met de "Watermeloen Stoepa". We kopen hier een prachtige ouderwetse Franse plattegrond van Luang Prabang en kijken wat rond in de sim (centrale hal). Daarna door een scheefgezakt poortje naar Wat Aharn, even heilige Bodhibomen kijken. Daarna slenteren we over de weg onderaan de Pu Si heuvel tot we rechts de Nam Khan rivier en een aantal terrasjes zien. Dat wordt dus zitten met een lemon juice terwijl we naar de rivier kijken. Het is laag water vanwege het droge seizoen, er liggen boten en op beide oevers zijn er een soort volkstuintjes.

 

Bij twaalven lopen we naar Wat Xieng Thong, één van de belangrijkste tempels. Het is inmiddels echt behoorlijk warm geworden. Wat Xieng Thong is mooi, met veel kleuren, sims met beschilderde pilaren en overal prachtig donkerroze bloeiende bomen. Er staan 3 monniken hun Engels te oefenen met de 2 fietsende Kiwi's van gisteren. Ze willen de betekenis weten van woorden als "impudent" en "schismatic", niet bepaald Essentieel Engels voor Beginners. We lopen een stuk langs de Mekong en dan naar de Bakery voor een shake en een super sandwich. Geweldig decadent, maar lekker!

 

Daarna willen we siësta gaan houden, maar het Royal Palace Museum blijkt open, dus die dan ook nog maar "scoren". We laten tassen en schoenen achter en worden volgens een strakke formule (verplicht links en rechts, vooral geen eigen initiatief) door het museum gestuurd. Het koninklijk paleis is begin deze eeuw gebouwd voor de koning van Luang Prabang. Het is een mooi, koel, luchtig gebouw met prachtige houten vloeren. Verder is er de gebruikelijke troon, slaapkamers, eetkamer en een hoop sh.. die door bevriende staatshoofden geschonken is. Ik zou me als ik Richard Nixon was toch doodschamen als ik een plastic modelletje van de maanlander moest aanbieden. Niveau kraaltjes en spiegeltjes.

 

Daarna door de bloedhitte (het is echt warm en geen zuchtje wind) terug naar het hotel. Na een was-, lees-, drink- en douchepauze om half 5 weer de stad in. Eerst een brief posten en Y. bellen, daarna om 5 uur Pu Si op voor de zonsondergang. Het is een fikse klim, maar het uitzicht is dan ook prachtig met een ondergaande zon, de glimmende Mekong en Nam Khan, de bergen overal om ons heen en beneden de stad. We zijn dan ook niet de enigen. Kwart voor 6 dalen we aan de andere kant van de heuvel weer af. Halverwege komen we nog een monnikje tegen die ons op ingenieuze manier een dollar probeert af te troggelen, maar daar stinken we niet in.

 

We lopen naar het Duang Champa Restaurant voor de frietjes die we onszelf gisteren al beloofd hadden. We eten werkelijk heerlijk. Vooraf een salade met waterkers, komkommer en tomaat en een hele bak stokbrood. Dan het hoofdgerecht: weer een bak stokbrood, een biefstuk die zo mals is dat je mes er spontaan doorheen zakt en FRIETJES! Toe wat fruit en (voor R.) 2 bakken Nescafé. En dat alles zittend aan de Nam Khan. Het kost wel 41.200 kippen, maar dan héb je ook wat.

 

 

De Nam Khan bij Luang Prabang

 

 

Geheel voldaan lopen we in het donker terug naar het hotel. Op het kruispunt bij het hotel is een verkeerscontrole aan de gang, we schatten in naar snelheidsovertredingen van brommertjes. Terug in de kamer luisteren we even naar Radio Nederland en daarna schrijf ik mijn dagboek. Dan nog een half uurtje lezen, wat stoeien met de klamboe en om kwart over 10 slapen.

 

Terug naar het begin


Dag 8: Een warme fietstocht

 

Ik begin echt uitgeslapen te raken. Om 7 uur ben ik helemaal wakker. Na het douchen lopen we de stad in. Onderweg proberen we fietsen te huren bij een guesthouse, maar net als we twee remmende fietsen geïdentificeerd hebben kunnen we er nog maar één huren, dus dan maar helemaal niet. Eerst maar eens ontbijten bij de Scandinavian Bakery met onder andere heel erg vreselijk ontzettend lekkere bananencake.

 

Schuin tegenover de Bakery huren we 2 ATB-achtige fietsen met brede banden en een heleboel versnellingen (waarvan er 3 werken). We peddelen eerst richting de speedbootpier. Althans dat denken we. De Lonely Planet gids stuurt ons rechts langs het vliegveld, maar na 3 km -als de weg doodloopt- komen we erachter dat we toch links langs het vliegveld hadden gemoeten. dus terug en de goede weg in. We komen een lopende Engelsman tegen die ons keurig vertelt dat we bij een wit huis af moeten slaan. Dat doen we en inderdaad ligt onderaan een hele lange trap een aantal longboats te wachten. er wordt ons verteld dat ze gaan als ze vol zijn, dus zaterdag maar vroeg vertrekken want het is een hele lange dag naar Chang Rai. Al dat fietsen maakt dorstig en bij een stalletje nemen we dan ook 2 Pepsi's. Er staat een betonnen tafel met ingelegd dambord (heel populair hier) en er ligt een hele stapel flessendoppen dus voor het eerst in -tig jaar spelen we weer eens een spelletje dammen, al snel gadegeslagen en becommentarieerd door zeker 10 Lao's. Niet dat we er veel van kunnen, maar daar gaat het ook niet om.

 

Onze volgende stop is een goudkleurige stoepa op een heuvel met uitzicht over Luang Prabang. Bovendien is er schaduw en verkoelende wind. Na een half uurtje rijden we weer door. Net buiten de stad zou een weversdorp moeten zijn, we schijnen er zelfs doorheen gefietst te zijn, maar veel bijzonders kan het niet geweest zijn. Terug naar de stad over de gloednieuwe Route National 13.

 

We eten bij het Luang Prabang Restaurant. Daarna rijden we weer de stad in op jacht naar souvenirs. De zilversmid maakt mooi spul, maar niet onze smaak en stof kopen blijft moeilijk. Verder is er nog weinig voor toeristen. We lopen nog wat over de overdekte markt. Daar hebben ze veel nep-Seiko's en stoffen, maar niets van onze gading. Dan maar door de bloedhitte terug naar ons hotel. Eerst een ananasshake, dan de volgende reisdagen een beetje plannen, lezen, wassen en douchen.

 

Om 5 uur weer de stad in. Een tuk-tuk/minibus naar de Pak Ou grotten kost 12$, een boot ook zoiets. We rijden langs een eettentje boven de Mekong en besluiten in een opwelling hier de zonsondergang met drinken te doen. Een aardige man biedt aan dat we bij hem aan tafel kunne komen zitten, want alle tafeltjes aan de rand van het terras zijn bezet. Hij blijkt tour guide te zijn, woont in Chiang Mai en reist met kleine groepjes (dit keer 4 personen) door Zuidoost-Azië. Hij vertelt ons dat dit tentje over 5 dagen dicht moet omdat er een wandelpromenade voor toeristen is gepland langs de Mekong. Je verzint het niet.

 

De zonsondergang is weer als vanouds prachtig. Nadat we de fietsen ingeleverd hebben lopen we terug naar het tentje aan de Mekong omdat het eten er fantastisch zou zijn. En inderdaad: waanzinnige lekkere salade van waterkers, sla, tomaat, komkommer en gehakte noten (ze wassen hier de sla in regenwater, vandaar dat ik geen problemen heb), fried laap (een soort gehakt met mint en nog wat spul) en natuurlijk sticky rice (spreek uit "sticky lice", een uitdrukking die zeker zal blijven hangen, zal ik maar zeggen). Daarbij lemon juice en tropische nachtgeluiden en 7 starende en giechelende Lao-meiden.

 

Om kwart voor 8 lopen we terug naar het hotel. Onderweg koop ik nog 2 kaarten voor mijn plakboek. Terug in het hotel luisteren we naar de Wereldomroep, gevolgd door schrijven en lezen.

 

Terug naar het begin


Dag 9: Eerste kerstdag in de grotten van Pak Ou

 

Om 7 uur gaat de wekker. Om even half 8 lopen we door een (nog) fris Luang Prabang naar de Scandinavian Bakery. Dicht. dan maar naar de Luang Prabang Bakery, gestart door een ondeugende ex-secretaresse van de Scandinavian Bakery. We bestellen pannenkoek met banaan en krijgen p.p. een stapel van 3 pannenkoeken met 2 lagen banaan. Na dit stevige begin van de dag gaan we op zoek naar een boot naar de Pak Ou grotten. We hebben nauwelijks 3 stappen gedaan of we worden aangeschoten door iemand of we naar Pak Ou willen. Na wat onderhandelen komen we uit op 16.000 K per persoon ("you happy, we happy").

 

Won (zo heet de bestuurder) vertrekt om half 10. We hebben nog 3 kwartier en gebruiken die om Wat Mai en nog een wat met mooie muurschilderingen te bekijken. R. giet nog een café Lao naar binnen en dan komt Won ons om half 10 op een brommertje ophalen. We lopen achter hem aan naar de straat langs de Mekong. Er komen nog 2 Nederlandse jongens bij die net begonnen zijn aan hun 6-12 maanden durende reis door Azië en Australië. Won haalt zijn permitstempel op en dan hobbelen we de helling af naar de Mekong. Na nog wat tanken en hozen varen we om kwart over 10 weg. De boot is smal maar lang, dus we hebben alle ruimte. We varen met een behoorlijk vaartje over de Mekong, die laag staat met flink wat boven het water uitstekende rotsen en een flinke stroming, soms zelfs stroomversnellinkjes.

 

Na een uur stoppen we in Ban Xiang Hai waar we door het dorpje lopen. Helling op, eerst naar de lokale wat, waar een oude monnik met een lamme arm een sigaret en een pen bietst terwijl wij de mooi beschilderde binnenmuren bekijken. Daarna lopen we door het dorp: huizen op palen, kippen, hanen en heel veel "sabaai-dii" roepende kinderen, waarvan er 1 werkelijk zo scheel als een konijn is. Beneden aangekomen kijken we hoe de lokale lao lao wordt gemaakt: veel suiker, wat rijst, distilleren boven een vuurtje, filteren via een washandje. Een aanbod om wat te drinken slaan we af, maar het ruikt een beetje naar glühwein.

 

Het is nog een dik half uur varen naar de grotten. De onderste grot is half open en helemaal afgeladen met Boeddhabeelden, de bovenste (50 meter hoger, 60 meter boven de rivier) is vel dieper met her en der groepen beelden. Het achterste stuk is zo donker dat je een zaklamp nodig hebt. Weer buiten lopen we naar de onvermijdelijke eettentjes voor papayasalade en cola. Won zit er ook een deelt zijn zelf meegebrachte sticky lice met ons. Ik koop ook nog voor 200 K een klein zakje met de lokale delicatesse: gebakken varkenshuid. Het doet nog het meest denken aan vettige kroepoek.

 

Om kwart over 1 vertrekken we weer. We zitten bovenop de overkapping en kijken hoe de oevers langsglijden en er soms een speedboot met enorm geraas langsscheurt, ons voorland voor morgen. We varen nu met de stroom mee en het gaat aanzienlijk sneller. Voor half 3 zijn we weer terug aan de kade.

 

In de Bakery doen we ons tegoed aan taart en shake en dan lopen we terug naar het hotel. Na wat lezen (en een beetje slapen) en douchen gaan we iets over vijven weer de stad in. We proberen nog 2 stuks houtsnijwerk te kopen, maar kunnen geen overeenstemming bereiken over de prijs, dus dan maar eten. In het eettentje van gisteravond nuttigen we ons kerstmaal: waterkerssalade, rijst, koe in oestersaus. daarna koopt R. alsnog een houtgesneden olifantenkop en lopen we terug naar het hotel. Daar is inmiddels de pleuris uitgebroken in de vorm van een groot feest met keiharde karaoke en dat terwijl we morgen om kwart voor 6 op willen staan. We pakken onze spullen zo veel mogelijk in, ik schrijf mijn dagboek en dan stop ik me vol met oordoppen en slaappil.

 

Terug naar het begin


Dag 10: Laag overvliegende speedboaten op de Mekong

 

Een lange reisdag dus om kwart voor 6 gaat de wekker. Om half 7 proberen we te betalen, maar de dienstdoende jongen ligt voor de t.v. te slapen, dus we leggen onze kamersleutel + 40 dollar op de balie en lopen naar buiten. Daar vinden we vrijwel direct een tuk-tuk naar Ban Don. Onderweg zien we tientallen monniken met hun bedelnappen rijst ophalen bij op de grond geknield zittende vrouwen.

 

We zijn om bij zevenen als eersten bij de speedbootpier, al snel gevolgd door een Fins stel, een vage Japanner en een Australische. Om 8 uur gaat eindelijk het kantoortje open: stempel in het paspoort, kaartjes kopen en na wat onduidelijkheid zijn we als tweede boot weg. De boten zijn klein, hebben een "longtail" buitenboordmotor en gaan ongelofelijk hard. Je zit twee aan twee tussen 2 schotjes geklemd met zwemvest en slecht passende bromfietshelm. Het eerste uur is een drama: binnen 20 minuten slaapt mijn linkerbeen vanaf mijn knie. Dan kom ik op het idee om de veters van mijn bergschoenen los te maken en dat helpt al flink. Na ongeveer 2 uur pauzeren we even omdat er een groot schip met een hele grote hekgolf langs moet. De bestuurder legt de boot in een soort baaitje, de Japanner stapt van boord en zakt prompt tot aan zijn knieën weg in de hele vette, verse Mekongklei. Ik gebruik de tijd om schoenen en sokken uit te trekken en daarna reist het behoorlijk wat comfortabeler. Na nog een plasstop op een zandplaat met buffels racen we om 12 uur Pak Beng binnen.

 

Op een steiger eten we soep, de paspoorten moeten weer gestempeld en dan gaat alle bagage in een andere boot (iedere bestuurder kent een deel van de 300 km lange tocht) en daar gaan we weer. Langs rotsen en draaikolken met 50 km/uur en het voelt als een auto zonder vering. De rotsen zijn wel prachtig: de Mekong staat laag, dus je ziet ook veel rots. Na een dik uur weer aanleggen, weer van boot veranderen. We krijgen nu een racer die het leuk vindt pal langs rotsen te racen en dat met een motor die zo af en toe overslaat. Van mij hoeft dat niet zo.

 

We stempelen onderweg nog een keer en dan slaat, 5 minuten na de laatste stempelpost, het noodlot toe: net na een stroomversnelling houdt de motor er mee op. We worden op de stroom teruggedreven naar de stroomversnelling, maar met vereende krachten kunnen we, door te roeien met de rugleuningplankjes, de boot aan de kant krijgen. De schroef blijkt finaal afgebroken te zijn. Na een minuut of 20 lummelen op de zandbank stopt er een bijna lege speedboot die de bestuurder meeneemt naar de stempelpost. We maken er in de ondergaande zon maar het beste van door wat te zonnen en te liggen op de zandbank. Half 5 is de bestuurder terug met een nieuwe longtail-stang. Monteren, nieuwe schroef eraan (never leave home without it) en dan in vliegende vaart in de ondergaande zon het laatste stukje naar Huay Xai.

 

Na een kort ritje in een tuk-tuk zijn we in het plaatsje. De grens met Thailand is inmiddels als dicht, dus we zoeken een hotelkamer. Hij kost 400 B, maar ik krijg 200 B van 500 terug. Eerst een lekkere warme douche en dan eten. Ik hoor vrijwel niets: het suist en al het geluid klinkt blikkerig en lijkt van heel ver weg te komen. Het lijkt wel of mijn oren verdoofd zijn van de enorme teringherrie die ze de hele dag te verduren hebben gehad.

 

We eten lekker en kletsen gezellig: eerst met een Duitse, maar de groep groeit steeds verder met de Finnen, de Australische en tot slot nog 2 Israeli's die uit Noord-Laos komen. Gestrande toeristen met uitzicht op Thailand. Om half 9 breken we op, dagboek schrijven en nog even lezen.

 

Terug naar het begin


Dag 11: Terug naar Thailand

 

Om half 2 een half uurtje wakker om de kou van de speedboottocht er even uit te gooien, maar verder als een roos geslapen tot even na half 7. opstaan, douchen, inpakken en dan uitchecken. De eigenaar vertelt ons dat zijn vrouw per ongeluk 100 B te veel heeft teruggegeven (zie gisteren), dus we leveren weer 100 B in. Ik eet een bakje yoghurt terwijl R. koffie, omelet en oude toast wegwerkt.

 

Om 5 voor 8 lopen we het straatje uit naar de grens en de Mekong. We worden snel uitgestempeld en dan vertrekken we met een bootje naar de overkant, terug naar Thailand. Instempelen en dan lopend door Chiang Khong naar de bus naar Chiang Rai.

 

Terug naar het begin

 

 

Voor reacties (anti-spam: verwijder XX uit adres)

Terug naar de homepage