Plein van de Hemelse Vrede | Verboden Stad | Jingshan Park | Chinese Muur
In 1999 moet ik met 2 collega's voor mijn werk naar Mongolië. Op de heen- en terugweg hebben we een dag vrij in Beijing. Tijd dus om een paar hoogtepunten van Beijing te bezoeken.
s Ochtends loop ik rond half 9 loop ik de deur van het hotel uit. Het is fris buiten, maar droog fris, net als gisteren. Er staat helemaal geen wind, dus eigenlijk is het best aangenaam. Het enige probleem is dat het erg heiig is. Ik loop via een paar straten naar het Plein van de Hemelse Vrede. Het is rustig op straat: veel fietsers, weinig autos. In één straat is een soort geïmproviseerde straatmarkt aan de gang met alles van oliebollen tot gele plastic handschoenen. Via een grote allee (14-baans) met aan de overkant overduidelijk communistische gebouwen met heel veel rode vlaggen erop kom ik op het plein. Het is inderdaad heel groot, maar ze hebben het grotendeels afgezet vanwege werkzaamheden (de Chinese overheid is bang voor ongeregeldheden omdat de studentenopstand deze zomer 10 jaar geleden), dus de groot(s)heid is niet echt duidelijk. Ik loop langs de tribunes aan de noordkant van het plein, waar de militaire parades worden afgenomen door de hotemetoten van het Centrale Comité van de Communistische Partij en waar tijdens de Culturele Revolutie honderdduizenden Mao toejuichten. Nog steeds hangt er een portret van de Grote Roerganger boven de poort. Het is onwaarschijnlijk druk met Chinezen die elkaar allemaal op de foto willen zetten met Mao op de achtergrond. Ertussen staan militairen of politie, daar wil ik afwezen, stram in de houding onduidelijke dingen te bewaken.
Ik loop door de poort en dan gaat het in één onafgebroken stroom mensen naar de Verboden Stad. Het eerste wat opdoemt zijn de enorme hoge, onneembare muren van de toegangspoort. Eigenlijk ligt de poort wat naar achteren, waardoor je tussen de enorme muren door moet lopen, wat behoorlijk indruk maakt. Ik koop voor 30 yuan een kaartje (met reclame voor Nestlé producten op de achterkant, hoezo communistisch land?) en voor nog eens 5 yuan een boekje met tekst en uitleg, een plattegrond en fotos. En dan gaat een kinderdroom in vervulling: de Verboden Stad. Het is gek dat als je er eenmaal loopt het heel normaal lijkt, terwijl ik al vanaf dat ik op de lagere school zat een keer naar China wilde.
De eerste drie hallen zijn groot en gescheiden door grote, kale pleinen. Daarachter ligt weer een setje van drie, maar dan kleiner en minder ver van elkaar. Er wonen in China 1 miljard Chinezen en volgens mij zijn ze vandaag allemaal naar de Verboden Stad gekomen, maar het zijn net Japanners: ze reizen in groepen en houden zich aan de gebaande paden. Als je zelf iets naar links of rechts afbuigt ben je de grote hordes al snel kwijt. Het is jammer dat het heiig is, maar ik schiet al met al toch bijna een heel rolletje fotos vol. Achter alle staatsiehallen ligt een prachtige landschapstuin en een flink aantal kleinere, intiemere gebouwen en dan is het tijd om de bijgebouwen te gaan verkennen. Het is inderdaad een stad op zich, met straten en zijstraten, poorten en binnenpleinen. Ik ga ook nog voor 5 yuan (+ 2 yuan voor verplichte overschoenen ter bescherming van de vloeren die echter al na 5 stappen stuk zijn) naar 2 tentoonstellingen over juwelen, porselein en sierwapens. Het is er ontzettend druk en eigenlijk ben ik niet zon goudfreak, dus daar ben ik al snel weer uitgekeken.
Bij twaalven loop ik via de gracht van de Verboden Stad (die op dit moment vanwege werkzaamheden gedempt is) terug naar het hotel. Overal zijn grote, glimmende warenhuizen met daartussen kleine eettentjes. In het hotel eet ik Kantonese eend (veel bot, weinig vlees, maar de saus is wel heel lekker) en ga dan op mijn kamer rustig zitten typen en wat lezen tot het om even over drieën weer tijd om op onderzoek uit te gaan.
Ik loop in de richting van het Jingshan park. Ondertussen is er alle tijd om alle clichés over China en de Chinezen te bekijken. Ik krijg een paar andere zolen onder mijn schoenen aangeboden (donderdag net nieuw gekocht) en ook nog een haarknipbeurt (ook donderdag gedaan). De kappers peuteren wel voor hetzelfde geld met een hele lange stok je oren uit Overal hangen kooitjes met zangvogels in de bomen bewaakt/begeleid door oudere Chinese mannen. Verder wordt er heel veel gerocheld en gespuugd, precies zoals je mag verwachten, maar beroepsgedeformeerd als ik ben denk ik toch bij iedere kwat: tuberculose!
Via een zij-ingang betreed ik voor 3 liao (= 0,3 yuan) het park. Voor dat geld krijg je ook nog een heel toonbaar kaartje, maar je moet wel zelf de heuvel opklimmen waarop zich een paviljoen met uitzicht over de Verboden Stad bevindt. Er staat een smerig koude wind en het is heel heiig dus erg veel zie je niet, behalve een groep van 20 Japanse toeristen met fluorescerend gele jacks aan. Beneden wordt gezongen en gevolksdanst en aan de andere kant van de heuvel zit iemand een cello doormidden te zagen.
Op de terugweg loop ik via een marktstraatje waar ze van alles verkopen van groenten (20 identieke stalletjes met dezelfde producten identiek opgestapeld) en vlees via goudvissen tot speelgoed en buttons met Mao erop. Dat laatste overweeg ik wel, maar de verkopers zijn zo opdringerig dat dat me afschrikt. Dat is hier trouwens toch een probleem: zodra je bord leeg is of je zelfs maar aanstalten maakt om op te staan trekken ze de troep ongeveer onder je gat vandaan. Vanochtend stond ik bij het ontbijt op, bedacht dat ik mijn glas mee moest nemen voor een tweede glas jus, maar toen ik me omdraaide was het al weg.
Om kwart voor 9 loop ik na een snel ontbijt het hotel uit op weg naar de andere kant van het Plein van de Hemelse Vrede en dat is al met al nog een flinke tippel. Ik heb gelezen dat daar ergens een bus naar Badaling vertrekt die speciaal voor toeristen is die de muur willen bezoeken. Na wat zoeken hoor ik inderdaad door een luidspreker Ojojojojoi Badaling Badaling Badaling ojojojojoi en verder een hoop Chinees geblaat. Dit is inderdaad de toeristenbus, alleen had ik me niet gerealiseerd dat China een fikse interne toeristenmarkt heeft, dus ze cateren voornamelijk voor Chinezen. Ik ben de enige niet-Chinees in mijn bus.
Na 3 kwartier wachten en geroep door de luidspreker vertrekken we. De hele bus is afgeladen met eten en drinken, want dat schijn je buiten Beijing niet te kunnen krijgen (denken ze). We rijden over een tolweg en komen langs een Commu-Disney in aanbouw. Na verloop van tijd verandert het landschap: het wordt bergachtig en de lucht klaart op doordat we boven de smog uitstijgen.
Na ruim een uur zijn we bij een pas, waar het eerste stuk muur te bewonderen is. Met gebarentaal en wat geschrijf op de rand van een krant maakt de chauffeur me duidelijk dat ik om 1 uur terug word verwacht bij de bus. Het is hier een flink circus: op de parkeerplaats staan allemaal souvenir- en drankstalletjes en de (voornamelijk) dames beginnen allemaal tegelijk hun waren aan te prijzen. Ik koop een kaartje en ga snel naar binnen. Het stuk muur hier is heftig gerestaureerd en voorzien van vlaggen en rails om je aan vast te houden. De muur verdedigde hier een pas op weg naar de hoofdstad en is dan ook dubbel gebouwd: 2 muren op een afstand van 500 meter of zo achter elkaar. Er bestaat ook niet 1 continue Chinese muur, maar eigenlijk zijn het hele series muren die op strategische punten gebouwd zijn. Ik klim een flink eind naar boven en ga daar van het uitzicht zitten genieten. Weer terug bij het beginpunt verdraai ik op een schandalige manier mijn knie als ik in een gootje stap. Au, dus.
Om half 1 ben ik terug op de parkeerplaats en ga met een halve liter cola rustig op een randje zitten rondkijken. Om 1 uur stipt vertrekken we, een kwartier later staan we in Badaling. Dit is het meest bekende stuk van de Chinese muur, het stuk dat je altijd op fotos ziet. Het is inderdaad schitterend, alleen vergeven van de (Chinese) toeristen én van de verkopers, die behoorlijk vasthoudend zijn (one t-shirt for 20, 2 for thirty en dat dan 50x). Ik loop naar de derde toren en weer terug en ga op de muur van de zon zitten genieten: het is inmiddels zo warm dat je heerlijk in je blouse kan zitten, puur voorjaar.
Om half 4 gaan we weer naar huis, althans dat dacht ik. Het blijkt dat we nog een stop van 1½ uur bij een edelsteenfabriek hebben. Daar had ik nou helemaal geen behoefte aan, maar dat zijn de verrassingen als je de taal niet spreekt, zullen we maar zeggen. Ik sta een half uurtje te kletsen met een paar Denen die in Ulaan Baatar werken en dan kijk ik nog 3 kwartier verplicht naar alle junk (bronzen Boeddhas, plastic houtsnijwerk, honderd jaar gekookte eieren) die hier verkocht wordt.
Om kwart voor 6 vertrekken we naar Beijing. Ondanks flink druk verkeer zijn we om half 7 terug bij het uitgangspunt. Ik heb geen zin om dat hele eind naar het hotel te lopen, genoeg gelopen voor vandaag, dus ik neem een taxi en zo sta ik om kwart voor 7 in het hotel.