In november 2001 ga ik met 3 collega's van de Erasmus Universiteit naar Noord Bangladesh om een lepraproject op te starten. Bij dit onderzoek willen we kijken of het mogelijk is om lepra te voorkomen door mensen die nauw contact hebben met een leprapatiënt chemoprofylaxe in de vorm van een antibioticapilletje te geven. Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met het leprabestrijdingsprogramma van de Danish Bangladesh Leprosy Mission in Nilphamari.
Het vliegtuig vertrekt keurig op tijd en we landen, ondanks een paar rondjes cirkelen bij Heathrow, mooi op tijd. Op Heathrow hebben we 3½ uur overstaptijd. Uiteindelijk zitten we nog bijna een uur te lezen alvorens de gate bekendgemaakt wordt. Met een bus worden we naar het vliegtuig gebracht, het allernieuwste type van Boeing, de 777. Maar voor we vertrekken moet er wel eerst het een en ander gecontroleerd worden omdat er een foutmelding is bij het opstarten. Lekker vertrouwenwekkend Het vliegtuig is maar half vol, maar er zitten wel een flinke lading jankende kinderen in en Bangladeshi mannen gedragen zich ook als kinderen: stiekem roken op de toiletten, rondlopen als je moet zitten etc.
Boven Duitsland krijgen we te eten, ik poets mijn tanden en mik een slaappil naar binnen. Echt slapen is het niet, maar wel diep doezelen, zo af en toe onderbroken door de lucht van het kotsende jongetje voor me of even kijken op het schermpje in de stoelleuning hoe ver we al zijn. We vliegen een iets langere route dan normaal, want Afghanistan wordt met een keurige boog gemeden.
Na het ontbijt gaan we al snel landen. We maken een keurige boog over Dhaka: een enorme rivier pal bij, overal visvijvers en kleinere rivieren, rijstvelden onder water. Kortom veel water, heel veel water.
Om kwart over 8 landen we. De douane gaat redelijk efficiënt, tenminste nadat 1 van ons team een stapeltje immigratieformulieren heeft weten te bemachtigen. Terwijl we eindeloos op de koffers wachten gaan JH en ik 4x 20 dollars wisselen in lokale takahs. De mannetjes in de naast elkaar gelegen wisselkantoortjes dringen zo aan dat we uiteindelijk allebei de helft wisselen. Met onze koffers lopen we naar buiten, waar een meneer van The Leprosy Mission ons al op staat te wachten met 4 bossen bloemen en een welkomstmap. Over een lange weg rijden we naar het guesthouse van de missie. Het verkeer raast en toetert en overal tussendoor schieten tuktukjes.
In het guesthouse neem ik even een douche en val dan, geheel tegen mijn principes in, in slaap. 2 uur later word ik dan ook met een kater wakker. We eten een vroege lunch bestaande uit rijst, kip, dal en groenten met daarbij cola en als toetje een soort custardyoghurt.
Om half 1 rijden we weer naar de luchthaven, nu naar de Domestic Flights terminal. Het inchecken gaat best snel en we komen erachter dat zelfs in Bangladesh de concurrentie op de markt voor interne vluchten heeft toegeslagen: naar sommige bestemmingen vliegt GMG, een maatschappij die een koffiecorner heeft in de vertrekhal en die nieuwe bussen inzet om de passagiers naar het vliegtuig te vervoeren. Wij zijn zo sjiek niet: wij moeten met een aftandse BIMAN bus naar ons vliegtuig. Dat blijkt overigens alles mee te vallen: het is een redelijke Fokker F28. We vliegen eerst naar Rajshahi. De vlucht duurt ongeveer 3 kwartier en ook nu is te zien hoe vlak, nat en groen Bangladesh is. Na een kwartiertje tussenstop, waarbij een minister en een burgemeester instappen (gepaard gaand met alle bijbehorende opwinding van de andere Bangladeshi) vliegen we in 20 minuten naar Saidpur.
We lopen naar de domestic terminal, waar we opgevangen worden door een chauffeur van de Danish Bangladesh Leprosy Mission (DBLM). Na onze koffers gepakt te hebben laden we de hele boel in de jeep en rijden in de late middagzon en met een heerlijk temperatuurtje naar Nilphamari. De weg is lang, recht, tweebaans en wordt bevolkt door wandelaars, fietsers, rikshaws, overbeladen bussen en een enkele te snel rijdende auto. Toeteren is dus het devies en vrolijk toeterend spoeden wij ons naar de compound.
Daar worden we gastvrij ontvangen. We lopen een rondje over het terrein, eten dan heerlijk met lekkere bananen toe en rijden dan in het donker naar Rangpur. Het guesthouse in Nilphamari is niet erg groot, maar wel erg vol en daarom worden we gestald in het keurige guesthouse van een bevriende organisatie in Rangpur. De kamer is ruim en schoon, de douche warm, wat wil een mens nog meer. Na mijn dagboek bijgewerkt te hebben komt er een jongetje met een grote bus insectenverdelger mijn kamer schoonspuiten. Niet dat dit echt nodig was, maar service is service nietwaar. Om kwart over 9 probeer ik nog wat te lezen, maar val om 10 voor half 10 al als een blok in slaap.
Om kwart over 3 gaat er een sirene af. Ik vraag me af of het hotel in de fik staat en ik actie moet ondernemen, maar besluit dan dat ze in Bangladesh waarschijnlijk nog niet beschikken over dat soort geavanceerde beveiligingssystemen. Dus ga ik maar weer slapen. s Morgens blijkt dat ik gelijk had: het signaal was afkomstig van de moskee. De Ramadan is vandaag begonnen en als service aan de gelovigen zodat ze nog voor zonsopgang kunnen eten loeit de moskee iedereen om kwart over 3 zijn nest uit. Om half 5 schijnen ze het nogmaals gedaan te hebben, maar dat heb ik even gemist.
Om 10 over half 7 gaat de wekker af en waggel ik slaapdronken naar de knop om de boiler aan te zetten. Om 5 voor 7 onder de douche en dan naar het ontbijt met zoete sinaasappellimonade, zoete geroosterde broodjes, een gebakken ei, bananen en zelfs eigengemaakte yoghurt. Niet slecht.
Om kwart voor 8 vertrekken we naar Nilphamari, 75 minuten verderop. In uitgeruste staat is het gemakkelijker om het landschap eens goed te bekijken. Iedere vierkante centimeter wordt benut: heel veel rijst, visvijvers, bananenbomen, bamboe. Het is oogsttijd voor de rijst, dus de velden staan er geel bij. Op de weg razen zwaarbeladen vrachtautos, overbeladen bussen met reizigers op het dak en een enkele auto langs de talloze fietsen en becaks die de belangrijkste vormen van vervoer en transport vertegenwoordigen. Het motto is ook hier: als je toeter het maar doet maakt de rest niet uit.
Om 9 uur komen we aan op het DBLM terrein. s Morgens hebben we eerst een uitgebreide meeting waarin we het project introduceren. Na de meeting moeten de meeste DBLM-ers door met een andere meeting, dus gaan wij eens uitgebreid rondkijken op het terrein. Via de computerruimte, het rehabilitatiecentrum, de outpatient kliniek, die vandaag niet draait, en het simpele laboratorium lopen we naar de fysiotherapieruimte, waar we een heel scala aan klinische verschijnselen te zien krijgen die we omstandig bekijken: beschadigingen aan handen, ogen, voeten en hoe je ze kunt corrigeren, patiënten met verschillende soorten vlekken en verschijnselen. Ik kan er goed tegen, maar een collega voelt zich op een gegeven moment wat licht in het hoofd worden en moet even gaan zitten. Als het weer gaat lopen we naar de schoenmakerij en de ruimte waar ze prothesen maken. Alles is uitermate netjes en georganiseerd.
Tussen de middag eten we in het guesthouse en gaan dan met de auto naar een paar dorpen om te zien hoe de mensen leven. Dat is belangrijk voor de studie omdat we moeten zien te formuleren welke mensen in nauw contact leven met een leprapatiënt. We stoppen ergens om de lokale lepracontroleassistent op te pikken. Het duurt even en ondertussen zitten we in de auto terwijl we aangestaard worden door heel veel bruine kindertjes en ook een flink aantal volwassenen. Voor ons een uitje, maar voor hun ook.
Het eerste dorp is islamitisch en de eerste vrouw die we tegenkomen is een bekende van de leprabestrijder. We mogen mee naar haar erf, maar hebben dan al tientallen kinderen en volwassenen om ons heen verzameld. Fotos maken is dus geen goed idee, want dan breekt waarschijnlijk de oorlog uit omdat ze er allemaal op willen. De mensen wonen hier op erfjes van aangestampte klei. Rond zon erfje staan dan een paar hutjes met rieten zijkanten en daken bedekt met rijststengels. In 1 hutje woont de hele familie, in een ander hutje wordt gekookt en het derde hutje dient als opslagruimte. De mensen zijn hier straatarm, maar alles ziet er wel goedverzorgd uit en de kinderen zien er over het algemeen gezond uit. Je hebt niet het idee dat mensen hier dood liggen te gaan van de honger. We lopen verder met steeds meer dorpelingen achter ons aan en belanden op het erf van wat na enig doorvragen het inofficiële dorpshoofd is. De man is naar Mekka geweest en spreekt een paar woorden Engels en ook aan de rest van zijn gedrag en dat van 1 van de vrouwen uit het huis merk je dat deze familie met kop en schouders boven de rest uitsteekt. Er worden 6 stoelen te voorschijn gehaald en we moeten onze discussie zittend voortzetten. Na enige tijd krijgen we thee aangeboden, die we afslaan omdat de mensen zelf vanwege de Ramadan niks mogen en dan zouden ze zich verplicht voelen om toch wat te nemen. We zien nog een erf, weer arm en lopen dan terug naar de auto. De kinderen zijn ondertussen steeds opgewondener geworden en als 1 van de mannen de grappen te grof vindt worden (ons maakt het niet uit, want we verstaan het toch niet) deelt hij een paar welgemikte en niet al te zachtzinnige meppen uit, waarna de rust min of meer terugkeert.
Uitgezwaaid door een menigte die inmiddels is aangezwollen tot minstens de helft van de dorpsbevolking vertrekken we naar een Hindoedorp. Dit dorp is duidelijk veel rijker, al blijft het armoe, maar de hutten zien er welvarender uit, de huizen zijn minder dicht op elkaar gebouwd en hebben verandaatjes, golfplaten daken en zo. Op een paal in de gemeenschappelijke vijver zit een ijsvogeltje te pronken.
Na dit bezoek keren we terug naar de DBLM compound, waar we onder het genot van een colaatje wat zitten te filosoferen tot we om half 6 aan tafel gaan. Meer rijst, dal, curry en groente en bananen toe, maar voor een week houd ik dat wel uit denk ik. Om 6 uur rijden we door het donker en een mist van houtskoolrook naar Rangpur. Om 8 uur beginnen we weer en houden we discussies tot kwart voor 10. Dan mag ik naar mijn kamer om mijn dagboek bij te werken, te douchen en dan nog wat te lezen. Uiteindelijk ga ik om over elven slapen.
Ik slaap als een blok en mis dan ook geheel de ontbijtsirenes die om kwart over 3 en half 5 afgaan. Om kwart over 5 hoor ik even de muezzin roepen, maar val al snel weer in slaap tot half 8. Normaal ben ik de 2e nacht op reis altijd klaarwakker, maar daar heb ik deze keer geen last van.
Van 9 tot een uur of 10 hebben discussies over het programma van morgen. Dan vertrekken we naar Saidpur. Weer rijden we over de lange rechte tweebaansweg, die voor de helft wordt ingenomen door rijst die op het wegdek ligt te drogen. Als de chauffeur toetert voor een overstekende zwerfhond schiet de hond onverwachts terug, waarbij hij aangereden wordt door een fietser: hond piepen en fietser luid vloekend onderuit. Wij stuiven ondertussen door, want hier geldt overduidelijk het recht van de sterkste. We komen nog langs een bus die van het talud is gegleden en in een rijstveld tot stilstand gekomen. Minstens honderd mensen staan belangstellend toe te kijken hoe de chauffeur dit op gaat lossen (als we s middags terugrijden staan de bus en de volksoploop er nog steeds).
In Saidpur maakt de chauffeur een omweg door het centrum om ons te laten zien hoe 1 van de armste steden van het land er uitziet. We belanden in een opstopping omdat de spoorbomen dicht zijn en kunnen van dichtbij de winkeltjes en mensen bekijken (en zij ons) en zien hoe honderd becaks zich een weg proberen te banen door het vastgelopen verkeer dat bestaat uit honderd becaks die de andere kant uit willen. Ik heb nog nooit zo veel becaks gezien als in Bangladesh: de ene helft van de bevolking fietst hier echt de andere helft in het rond. Bovendien kan je becaks ook kunstig beladen met enorme vrachten sisal, rijst, hout, glimmende metalen kannen en andere handelswaar.
In de kliniek praten we met de Leprosy Control Supervisor over het registratiesysteem en hoe ze contacten opsporen. De Field Director van DBLM is er op het moment ook met een groep studenten en we willen hem niet te veel voor de voeten lopen. We vragen of het mogelijk is dat iemand wat softdrinks haalt. Het duurt eindeloos, maar dan worden we ook vergast op cola, bananen en cake. De field director heeft inmiddels een mooi geval van contactopsporing, dat hij ons graag wil laten zien. Een vrij donker meisje met een prachtige oranje feestjurk aan staat verlegen naast hem, geleund tegen haar vader, een sjofele man met een hele donkere huidskleur. Dat laatste komt van de medicijnen: vader is een echte multibacillaire leprapatiënt en de clofazimine kleurt zijn huid donkerbruin. Het meisje heeft een duidelijke vlek in haar gezicht en de dokter laat zien dat die duidelijk ongevoelig is. Ook op haar rug en bovenarm heeft ze een vlek. Voor dit soort mensen doen we nou ons onderzoek, proberen lepra te voorkomen.
We rijden tezamen met een Leprosy Control Assistant, een dame met een mooie sari, naar een vluchtelingenkamp. In 1947 zijn er bij de scheiding van India en (toen nog) Oost- en West-Pakistan grote groepen Moslims uit Bihar naar het toenmalige Oost-Pakistan getrokken. Toen Bangladesh in 1971 onafhankelijk werd, wilden deze mensen eigenlijk naar het echte Pakistan, maar die zat niet op ze te wachten. Nu wonen ze dus al 30 jaar in vluchtelingenkampen. Saidpur heeft 100.000 inwoners waarvan ongeveer de helft mensen die in zulke kampen wonen. De kampbewoners worden dusdanig gesteund door de VN dat ze het in het kamp beter hebben dan erbuiten en ze dus ook geen drijfveer hebben om het kamp te verlaten.
De kampen zijn wel vreselijk overbevolkt. Het eerste kamp heeft nog redelijk wat structuur met straatjes en erfjes, maar in het tweede kamp staan de huizen echt helemaal hutje mutje bovenop elkaar. Het is duidelijk dat we een vrouwelijke LCA mee hebben: in beide kampen zoekt ze contact met (pientere) vrouwen die ze kent en die onze vragen kunnen beantwoorden. In het eerste kamp lopen we na het eerste erf te hebben gezien nog een stukje door. Onmiddellijk worden er ergens banken en stoelen aangesleept en moeten we gaan zitten. Mijn gewaardeerde collegas hebben er grote lol in dat ik helemaal alleen vooraan zit en met tientallen mensen (voornamelijk kinderen) om mij heen mijn vragen af mag vuren. De mannen werken als becakrijders, sjouwers en wegenbouwers buiten het kamp en maken lange dagen van 8-21 uur. De kinderen gaan nauwelijks naar school sinds de hulporganisatie Alert in zijn wijsheid besloten heeft om de kampschool te sluiten in het kader van de integratie. Na het vragenrondje lopen we terug naar de auto. De kinderen zijn opdringerig, maar wel heel vriendelijk opdringerig. Na enig gevraag beloof ik een jongen een foto van hem te maken en die op te sturen.
Uitgezwaaid door de kampbewoners rijden we naar het tweede kamp. Dit kamp is echt overbevolkt. We praten met een pientere dame tot de village chief lucht heeft gekregen van ons bezoek. Zij maakt een opmerking en dat leidt tot wat onplezierig heen en weer geschreeuw. Naderhand horen we dat zij hem onze premier noemde en dat hij (waarschijnlijk terecht) dacht dat dat ironisch bedoeld was, dus hij voelde zich nogal op zijn geslachtsdeel getrapt. Ook hier weer een afscheidssessie met veel kleine bruine handjes schudden en dan terug naar Rangpur voor de late lunch.
We lunchen in het sjiekste hotel van Rangpur in een volkomen lege eetzaal. Dit is een prachtige gelegenheid voor de mensen van het lepraziekenhuis hier in Rangpur om eens te eten in een hotel waar ze anders nooit zullen komen. De soep is eng roze van kleur, maar smaakt wel goed, het hoofdgerecht (rijst met kip en rundvlees in een soort pilavsaus met veel kruidnagel) is heerlijk en als toetje eet ik een mandarijn, al kan dit hier net zo goed een sinaasappel zijn.
Na de lunch rijden we naar het lepraziekenhuis. Het ziekenhuis doet rustig, koel, netjes en plezierig aan. We lopen een rondje. Het laboratorium bestaat hier uit 1 microscoop, maar het ziet er keurig uit en het boek wordt heel netjes bijgehouden. In de patiëntenzalen liggen mensen met zweren en met beschadigingen en reacties. Na het rondje drinken we koffie in het kantoor van de directeur, dat we morgen in beslag zullen nemen voor onze meeting.
Terug in het hotel bespreken we nog het een en ander en gaan dan na een half uurtje pauze om 7 uur eten. We krijgen een Canadese student aan tafel, die hier een stageonderzoek doet. Na het eten werken we nog tot bijna half 10 door aan het programma voor morgen. Dan heeft iedereen het eind wel goed in de bek hangen en wordt het tijd om het dagboek bij te werken (kost toch ook weer 3 kwartier), te douchen en nog wat te lezen. Uiteindelijk ga ik om kwart over 11 slapen.
Midden in de nacht wil de sirene blijkbaar niet aan, want nu gaat er een meneer versterkt zingen, eindeloos hetzelfde deuntje. Het is ook altijd wat. Dus de Ohropax maar ingeplugd en verder slapen. Om half 8 word ik door de wekker uit mijn bed gepiept. Na lezen, douchen en ontbijten gaan we om kwart voor 9 naar Nilphamari. Onderweg worden we tegengehouden door een olifant, die pardoes voor onze auto stapt. We mogen niet eerder verder dan nadat we geld betaald hebben: een afpersolifant. De chauffeur geeft eerst 10 takah aan de slurf van de olifant, maar die worden teruggeblazen. Twintig takah werkt ook niet, uiteindelijk moeten we 50 takah (meer dan 2 gulden, een waar fortuin hier) betalen voor we verder mogen. Dat krijg je ervan als je met 4 blanken in een auto zit.
In Nilphamari checken we eerst onze mail. Vervolgens willen we rustig aan het werk, maar de field director heeft anders beslist. Er komt een soort peptalk meeting voor een paar bij elkaar geschraapte medewerkers en ik doe nogmaals mijn kunstje met de lateral flow test.
Zo is het al snel 12 uur, tijd voor de lunch. Na de lunch (dit keer met mangosap) voer ik nogmaals mijn kunstje op, ditmaal voor een aantal medical officers die een cursus hebben en voor de mensen van het laboratorium. Ik heb het overigens zelf aangeboden. Alles wordt, net als vanochtend, op de video opgenomen.
Vervolgens loop ik met de mensen van het lab naar het laboratorium. Vanwege de Ramadan zijn de werktijden aangepast naar 8 tot half 3, dus we hebben nog een uur. Het lab is keurig geregeld. Ze doen niet alleen lepra- en tuberculosemicroscopie, maar ook een aantal andere dingen inclusief eenvoudige biochemische bepalingen en bloedgroeptesten. Het ziet er netjes uit en alles wordt keurig bijgehouden. Om bij vieren gaan we naar het guesthouse voor een colaatje en een kletspraatje.
Dan kunnen we vertrekken. Het licht is als steeds weer prachtig zo laat op de middag, maar het verkeer is moordend. Om kwart over 5 mag er weer gegeten worden, dus iedereen is op weg naar huis of op straat om de laatste etenswaren in te slaan. Het is overigens verbazend hoe snel je went aan een straatbeeld met vrijwel geen autos, bijna alleen maar becaks, maar dan wel heel veel becaks die allemaal luid bellend rondfietsen. De becaks zijn overigens prachtig versierd met voorop vaak plastic bloemen, een gekleurde kap en achterop schilderijen van macho filmsterren met zonnebrillen op en moordlustige (met bebloed mes of machinepistool afgebeelde) of wulpse dan wel voluptueuze filmdivas, beide groepen afkomstig uit India. Ik denk dat de Bollywood films hier zeer populair zijn. Via de vishoek in Saidpur (de straat waar we naar links moeten richting Rangpur en waar het heerlijk ruikt naar de gedroogde vis die ze er verkopen) rijden we naar Rangpur. Onderweg wordt het donker en het is inmiddels erg rustig op de weg geworden omdat iedereen aan de maaltijd zit. Het laatste stuk dommel ik weg.
Om 6 uur zijn we bij het guesthouse. Na wat geharrewar over onderbroeken (JH had de mijne en ik de zijne teruggekregen na het wassen) heb ik nog lekker een uurtje om te lezen en te douchen en dan is het al weer tijd voor het diner. Dit keer zitten er een soort sponzige gehaktballen bij, waarvan we later horen dat het visballen zijn, en er zijn zelfs shoarmabroodjes. Toe krijgen we een drillerige custardvla met een vel en daarop opgeklopt eiwit. Het eten is iedere keer wel ongeveer hetzelfde (rijst, dal, gekookte groenten, komkommer en iets van kip, vis of schaap/geit), maar het is smakelijk, schoon bereid (afkloppen) en toch met net voldoende variatie.
Na het eten spelen R. en ik nog 2 potjes Machiavelli. Om half 10 ben ik terug op mijn kamer, waar ik eerst een medium-sized kakkerlak verpletter, vervolgens mijn koffer grotendeels inpak en dan mijn dagboek bijwerk. Na nog wat lezen ga ik om half 12 slapen.
Om kwart over 6 ben ik echt klaar wakker, dus ik ga mijn boek voor de leesclub (Verre jarenvan Paustovskij) maar uitlezen en begin dan in het volgende boek. Om 8 uur ga ik na de douche ontbijten en daarna hebben we de laatste afrondende bespreking. Om kwart over 10 zijn we klaar en terwijl de anderen wat boodschappen gaan doen (geld wisselen, postzegels kopen, een kaart van Bangladesh op de kop tikken) ga ik een samenvatting van de bespreking maken. Ik heb even geen zin om weer als het achtste wereldwonder aangestaard te worden.
Om 12 uur gaan we lunchen en daarna betalen we het hotel. De rekening is keurig uitgesplitst en uit de computer gedraaid en alles gaat snel en efficiënt. Wat wil een mens nog meer. Zo vertrekken we al voor enen naar de luchthaven in Saidpur. We zijn zo vroeg dat we niet eens kunnen inchecken, dus we gaan maar weer een potje Machiavelli spelen in de vertrekhal. Ik had een volksoploop verwacht, maar dat valt mee (of tegen, het is maar hoe je er tegenaan kijkt). Om half 3 zijn we klaar en lopen door de veiligheidscontrole. Hier geen geavanceerde röntgenapparaten, maar gewoon een mannetje dat niet al te goed door je bagage gaat en een mevrouw die mij vriendelijk achter een gordijntje besnuffelt met een metaaldetector. Afgezien van de portemonnee en de BH-sluiting gaat er niks af.
Het vliegtuig is op tijd en stampvol. We zitten op de tweede rij met ons benen in ons nek. Voor ons zit een Duitser met zijn vrouw, maar die moeten weg omdat er 2 VIPs komen: een hoge militair die zo hoog is dat hij niet eens meer een uniform aan hoeft met zijn vrouw en begeleidend attaché die zijn koffertje mag dragen en achterin moet gaan zitten. De vlucht duurt maar 30 minuten en dan staan we al weer op Zia international airport. In de bagagehal gaat een klein mannetje vreselijk te keer tegen een bagagemeneer die zijns inziens de riem van zijn niet al te stevige koffer gebroken heeft. De Ramadan begint toe te slaan: korte lontjes en weinig begrip door gebrek aan eten en drinken overdag.
We worden opgehaald door een busje van The Leprosy Mission en verpozen ons in het guesthouse. Om kwart over 7 gaan we naar een Indiaas restaurant waar we samen met de country director van TLM de zaken doorspreken en ondertussen lekker en veel eten: soep met 3 soorten nan, dosa massala en rijst met 2 curries en tandoori kip. Om een uur of 10 zijn we terug in het guesthouse. Ik ga nog lekker een hoop liggen lezen, want mijn boek is spannend. Dan douchen en proberen te slapen op een keihard bed met een te dunne matras. Het ergste zijn echter de muggen die mij helemaal lek geprikt hebben en er in slagen om de klamboe die over het bed hangt binnen te dringen. Na veel gejeuk van ik uiteindelijk om kwart voor 1 in slaap.
Vandaag hebben we een vrije dag, maar het ontbijt wordt tot 8 uur geserveerd, dus we staan gewone tijd op. Na het ontbijt verdwijnt JH voor een kerkbezoek en een visite aan vrienden. Na uitgebreid natafelen ga ik een uurtje werken, waarna we met zijn drieën op weg gaan naar een nijverheidscentrum in de buurt. We lopen de wijk uit via een opgebroken stuk omdat ze de weg aan het asfalteren zijn: open vuren gekookt door donkerbruine, magere mannen die teer verwarmen, stenen interen en in het algemeen de hele dag smerige dampen inademen. We steken het spoor over en moeten dan wachten bij de grote weg. Zelfs de loopbrug is afgesloten door militairen. Even later komt er een konvooi met de president langs: militairen ervoor, militairen erachter, nog een stuk of 10 onduidelijke autos en zelfs een ambulance, want stel je voor dat de president onderweg opeens een beroerte krijgt... We weten dat het de president is omdat er juist vandaag in de weekendbijlage van The Independent (een Engelstalige krant) een bijlage stond over alle presidenten en de meneer in de auto met de vlag van Bangladesh wel verdacht veel op de huidige president leek. Als het konvooi langs is gereden mogen we de loopbrug over, langs een aantal bedelaars en zo naar een verzameling winkeltjes in een rood bakstenen gebouw. Veel winkeltjes zijn nog dicht en verder is het allemaal nogal troeperig, dus afgezien van een armband voor R. zijn dochter kopen we niets. Op de terugweg koop ik nog wel een fles cola van 1½ liter voor 50 takahs.
Terug in het hotel werk ik verder mijn aantekeningen van de afgelopen week uit. Dat is precies klaar als de lunch wordt geserveerd door het kleine mevrouwtje die de vaste kok in het weekend vervangt. Kip, rijst, dal en kool, niet met heel erg veel smaak. Maar goed, het vult. Wel is er vanille-ijs toe: ijs!!! Om 2 uur gaan we met de auto naar een aantal nijverheidszaken. De chauffeur kent het hele rondje uit zijn hoofd, we zijn blijkbaar niet de eersten noch de enigen die souvenirs mee naar huis willen nemen. We beginnen bij de zaak die het verste weg ligt, wat ons goed de kans geeft om rond te kijken in deze grijze, grauwe stad met sloppenwijkjes naast dure flats, becakrijders naast hypermoderne autos en winkeltjes in alle soorten en prijsklassen.
Aarong is een chique zaak, waar de bovenlaag uit Bangladesh zijn inkopen doet. Ze hebben een grote variëteit aan spullen, van kleiding tot sieraden en van kaarsen tot lederen doosjes. Ik koop een geborduurd kussen voor op de bank (de vorige zijn na 20 jaar zo langzamerhand wel aan vervanging toe) en 2 stenen vogeltjes. Dan zie ik iets fantastisch: een net echte, gigantische nepkakkerlak voor maar 6 takah (iets meer dan een kwartje): hebben!
Volgende stop is een kledingzaak, maar afgezien van een T-shirt is dat niet aan ons besteed. Volgende stop, volgend handicraftcentrum. Hier hebben ze heel mooi aardewerk. Ik koop voor 8 gulden 4 hele leuke toetjesbakjes, ik hoop dat ze de overtocht overleven
Nog 2 handicraftcentra later zijn we zo langzamerhand wel uitgewinkeld, dus we gaan moe maar voldaan terug naar het guesthouse, waar JH ons al op zit te wachten.
Tot het diner kletsen en lezen we. Het diner is voor het eerst deze reis Europees: pasta, kip in een soort jus met lekkere kruiden en verder wortelen, bonen én bloemkool. En toe, wegens het overdonderend succes van vanmiddag gevarieerd: chocolade-ijs. Dan wordt het tijd om met veel geprop de koffer in te pakken, maar ook dat lukt. Dagboek bijwerken en nog wat lezen en dan om bij tienen slapen.
Om half 5 ben ik ontzettend wakker, dus vanaf 5 uur tot bij zessen ga ik maar liggen lezen. Onder de douche staand kruipt er wat ongedierte langs de plinten, maar ik heb mijn bril niet op, dus het blijft bij een vage impressie. We ontbijten met toast en water, thee of koffie en gaan dan met het busje van TLM naar de luchthaven. Het is behoorlijk mistig, nu maar hopen dat het vliegtuig kan landen. De entree in de luchthaven is hectisch. Mijn koffer is al door een röntgenapparaat heen waar niet expliciet opstaat dat het film safe is als blijkt dat je voor British Airways je koffer door een ander apparaat moet proppen waar wel opstaat dat het film safe is. Mijn fototoestel zit in mijn koffer, ik hoop dat het goed gegaan is. Een mannetje helpt mij, geheel ongevraagd maar wel tegen betaling, om de rij voor het British Airways röntgenapparaat te omzeilen. Het scheelt een kwartier ten opzichte van de anderen. Het inchecken gaat veel efficiënter dan verwacht, alleen blijken we een veiligheidstax van 460 takahs (20 gulden) per persoon te moeten betalen. Met enige moeite vegen we de benodigde takahs bij elkaar.
We gaan door de douane en dan kan het lange wachten beginnen. De aankomst is vertraagd tot 8 uur, maar om over negenen is er nog steeds geen vliegtuig te bekennen. Gelukkig mogen we een deel van de tijd zoekbrengen met het passeren van de veiligheidscontrole. Een overduidelijk Engelse meneer staat als een soort back-up verdachte paspoorten te controleren en dat gaat compleet met loep, papieren en alle toeters en bellen. Wij hebben geen probleem, maar een jonge, alleengaande Bangladeshi man wordt er uitgepikt.
Na 2 afgebroken landingen vanwege de mist staat het toestel uiteindelijk om half 10 aan de grond. Om half 11 mogen we naar binnen. Het toestel is hooguit half vol, zelfs in het economydeel. Na veel gerommel met een bagagecontainer die ze niet naar binnen krijgen omdat hij verkeerd om wordt aangeleverd en niemand dat doorheeft, gaat uiteindelijk om kwart over 11 het bagageluik pal onder me dicht en kunnen we vertrekken.
Het stuk tot aan west Iran is prachtig: bijna onbewolkt en in Iran zelfs sneeuw op de bergen. Het enige probleem is dat we ontzettend veel tegenwind hebben, dus onze aansluitende vlucht halen zit er niet in. Europa en Turkije zijn helemaal bewolkt, dus ik lees mijn tweede boek van de reis (Michael Connelly A darkness more than night) uit en ga na het eten nog wat suffen.
Uiteindelijk landen we om precies 5 uur op Heathrow. Daar verbeteren we het wereldrecord overstappen voor gevorderden en brengen het, inclusief, nieuwe boarding passes, op minder dan 30 minuten. Alleen zijn onze koffers niet zo snel, dus als we in Amsterdam uit de bijna lege kist stappen kunnen we aangifte gaan doen van 4 vermiste koffers. Dat was ons in het toestel al meegedeeld door de purser, iedereen is even aardig en behulpzaam. Ze zijn niet helemaal vermist, want in de computer staat keurig dat ze op Heathrow staan te wachten, dus het zal t.z.t. wel goed komen. Een vriendin belde mij in Londen al heel enthousiast op dat mijn vliegtuig geland was, alleen was dat de vlucht die ik gemist had, dus inmiddels zit ze al 2 uur op Schiphol te wachten. Ik neem dan ook afscheid van de rest en loop door de uitgang.
Voor reacties (anti-spam: verwijder XX uit adres)